2012D13776

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 maart 2012

Met deze brief beantwoord ik het verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, om te reageren op de brief van mevrouw ’t Hart van de Zeehondencrèche in Pieterburen, d.d. 2 maart 2012, 2012Z04021/2012D09483.

In de brief geeft mevrouw ’t Hart aan dat zij niet tevreden is over mijn beantwoording op Kamervragen betreffende het zenderen van zeehonden.

Zij trekt daarbij bovendien de betrouwbaarheid en de transparantie van het onderzoeksinstituut IMARES in twijfel. In deze brief zal ik puntsgewijs uw vragen en die van mevrouw ’t Hart beantwoorden.

Verschil in teldata

Mevrouw ’t Hart stelt dat er onduidelijkheid is over het aantal in de Waddenzee getelde zeehonden. De telmethoden van de zeehondencrèche en die van IMARES zouden daarbij verschillen, wat tot verschillende uitkomsten leidt.

In antwoord hierop kan ik u het volgende aangeven: IMARES voert de zeehondentellingen uit in opdracht van mijn ministerie en doet dit volgens internationaal overeengekomen methoden en protocollen. De tellingen worden internationaal gecoördineerd en afgestemd in de Trilateral Seal Expert Group (TSEG), waarin zeehondendeskundigen van onafhankelijke instituten en overheidsorganisaties uit drie landen zitting hebben. Daarnaast publiceert IMARES regelmatig over het monitoringsonderzoek in «peer reviewed» wetenschappelijke literatuur ten einde de kwaliteit van haar onderzoek te laten toetsen door onafhankelijke externe wetenschappers.

Naast deze waarborgen voor de kwaliteit van het zeehondenonderzoek hanteert IMARES een aantal protocollen om de algemene wetenschappelijke kwaliteit te waarborgen. Net als alle onderdelen van Wageningen UR hanteert IMARES tijdens de uitoefening van hun onderzoek de «Wageningen Code of Conduct Wetenschapsbeoefening». Daarnaast wordt IMARES eens in de 4 jaar gevisiteerd door een onafhankelijke visitatiecommissie.

Deze visitatie heeft in 2009 plaatsgevonden en geleid tot een zeer positief oordeel over de wetenschappelijke kwaliteit van IMARES. Tot slot gelden binnen IMARES ook interne kwaliteitsprocedures waarbij conceptrapportages worden gereviewed door niet bij het onderzoek betrokken onderzoekers.

Mijn inziens wordt de wetenschappelijke correctheid van de telmethode en de overige onderzoeken van IMARES hiermee gewaarborgd.

Inzage in telgegevens

Voorts stelt mevrouw ’t Hart dat zij geen inzage kan krijgen in de ruwe teldata van IMARES.

In antwoord hierop kan ik u aangeven dat er meerdere keren overleg is geweest tussen beide instellingen over elkaars telgegevens en telmethoden. Deze gesprekken zijn gevoerd in aanwezigheid van mijn medewerkers. Tijdens deze gesprekken heeft IMARES haar telmethodiek gepresenteerd en toegelicht aan de hand van een aantal voorbeelden. Ook heeft IMARES specifieke informatie over de publicaties van de tellingen naar de Zeehondencrèche verstuurd. Deze informatie wordt jaarlijks ook op het internet gepubliceerd via de TSEG. Overigens werkt IMARES op dit moment aan het publiekelijk beschikbaar en inzichtelijk maken van de gegevens in meer ruimtelijk detail.

Deelname in expert groep

Mevrouw ’t Hart geeft voorts aan dat de aangenomen motie van 28 juni 2011 Graus/Koopmans (Kamerstuk 28 973, nr. 59) niet is uitgevoerd. Met deze motie werd besloten dat een wetenschapper van de Zeehondencrèche zal worden toegelaten tot de internationale TSEG (Trilateral Seal Expert Group). In antwoord hierop kan ik u mededelen dat gezien in het licht van de trilaterale afspraken over afvaardiging en in overleg met de Zeehondencrèche ik heb voorgesteld om een wetenschapper van de Universiteit Leiden, ook verbonden aan de Zeehondencrèche, voor te dragen voor de TSEG.

Opvang

Tot slot geeft mevrouw van ’t Hart in haar brief aan dat de wetenschappelijk directeur van IMARES de heer H. Lindeboom, argumenten tegen zeehondenopvang heeft kenbaar gemaakt.

De meningen over nut, noodzaak en risico’s van het opvangen van zeehonden uiteen lopen. Voor het opvangen van zeehonden is mede daarom in 2003 de «Leidraad Opvang Gewone en Grijze Zeehonden» opgesteld en door alle relevante partijen onderschreven, waaronder ook de Zeehondencreche, Ecomare, IMARES en betrokken universiteiten. In deze leidraad zijn de afspraken gemaakt hoe met opvang van zeehonden om te gaan.

Zoals ik reeds heb aangegeven per brief van 22 februari 2012, Kamerstuk 28 286, nr. 547, beschikt IMARES over alle benodigde vergunningen en ontheffingen voor het verrichten van zenderonderzoek bij zeehonden.

In bijlage 1 vindt u meer informatie over het zenderonderzoek specifiek bij zeehonden en wat hiermee bereikt kan worden.

Zenderen voor ecologisch onderzoek

In uw brief vraagt u mij verder in te gaan op het zenderen van dieren in het algemeen. Bij het zenderen van dieren worden afwegingen gemaakt op basis van twee verschillende wetten, te weten de Wet op de dierproeven en de Flora- en faunawet.

In het kader van de Wet op de dierproeven, onder beleidsverantwoordelijkheid voor de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) brengt een Dierexperimenten Commissie (DEC) advies uit. Een DEC maakt de afweging tussen nut en noodzaak van het onderzoek en de dierenwelzijnsaspecten en risico's voor individuele dieren. Bovendien schrijft de Wet op de dierproeven voor dat dieren die voor dierexperimenten worden gevangen een ontheffing moeten hebben op basis van een door de DEC goedgekeurd onderzoeksplan en dat deze dieren alleen mogen worden behandeld door ter zake voldoende gekwalificeerde personen. De Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) voert daarbij het externe toezicht uit.

In het kader van de Flora- en faunawet wordt de afweging gemaakt tussen de nut en noodzaak en de instandhoudingverplichting voor de betreffende soort. Ontheffing wordt bovendien slechts verleend, indien er geen enkele andere bevredigende oplossing bestaat. Dit betekent dat als de noodzakelijke informatie op andere wijze kan worden verkregen, het aan- of inbrengen van zenders nooit wordt toegestaan.

Onderzoek met zenderen is over het algemeen effectief en leidt snel tot resultaat. Met name onderzoek met satellietzenders geeft steeds meer relevante informatie die van belang is voor het bepalen van de instandhouding van soorten en die niet op andere wijze kan worden verkregen, zoals informatie over gedrag, fourageren en beschikbaarheid van voedsel, weersinvloeden, trekroutes, pleisterplaatsen, zomer- en winterhabitats, oorzaken van achteruitgang e.d.

Tot slot, wil ik graag aangeven dat mijn medewerkers uiteraard bereid zijn met mevrouw ’t Hart, IMARES, en eventueel ook Ecomare en/of andere partijen in gesprek te gaan over de ontwikkelingen rond de zeehondenpopulaties in de Waddenzee. Daarbij hecht ik aan een goede, eerlijke en opbouwende samenwerking rond het beschermen van deze gevoelige en bijzondere diersoort in een dit unieke ecosysteem.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

Naar boven