28 286 Dierenwelzijn

21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 526 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 oktober 2011

Op 23 juni jl. is motie Ouwehand/Koopmans (Kamerstuk 21 501-32, nr. 497) aangenomen die de regering verzoekt een grotere ambitie aan de dag te leggen voor het EU-Dierenwelzijnsactieplan en binnen twee weken een nieuwe inzet te formuleren waarin in elk geval de eerder gemaakte afspraken met de Kamer zijn opgenomen.

In het VAO Landbouwraad van 22 juni jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 510) heb ik toegezegd de inzet zoals deze is geformuleerd door mijn ambtsvoorgangster, mee te nemen. Deze toezegging zal ik gestand doen.

De in de brief van 31 mei jl. aan uw Kamer (Kamerstuk 28 286, nr. 514) opgenomen prioriteiten van mijn inzet heb ik overgenomen in een brief aan Commissaris Dalli, waarvan ik u hierbij een afschrift doe toekomen.1 Hierin heb ik aanvullend ook de volgende, additionele punten van inzet, deels van mijn ambtsvoorgangster, opgenomen:

  • Regelgeving voor de diercategorieën melkvee, (opfok)vleeskuikenouderdieren, kalkoenen, konijnen en nertsen;

  • Een goede regeling voor etikettering van dierlijke producten in relatie tot het welzijn van de betrokken dieren;

  • De mogelijkheid bezien in de toekomst uit te sluiten dat nog dieren uit het wild worden gehaald voor circusdoeleinden;

  • De wens tot substantiële afname van het aantal transporten langer dan 500 kilometer of 8 uur en tot strengere transportcondities naarmate het transport langer duurt; Voor wat betreft slachtdieren wordt bepleit de transportduur in absolute zin te beperken tot maximaal 8 uur.

  • Verhoging eisen in de welzijnsrichtlijn varkens, voor onder meer hokgrootte vleesvarkens;

  • Zorg voor betere bundeling en samenwerking op het terrein van (internationaal) wetenschappelijk onderzoek.

Verder wil ik de Europese Commissie aansporen om spoedig met haar evaluatierapport over de impact van de huidige transportverordening te komen, alsmede met herzieningsvoorstellen op de huidige verordening. In de tussentijd zal vanuit Nederland samen met andere lidstaten gekeken worden naar verdere goede concrete voorstellen voor herziening en aanscherping, die aan de Commissie kunnen worden overgebracht.

Een aantal punten van inzet van mijn voorganger is door mij niet opportuun geacht om op te nemen in de brief aan Commissaris Dalli.

Het betreft hier de volgende zaken:

  • Het streven naar het stoppen in EU-verband met castratie van biggen in 2015; dit is op dit moment niet opportuun vanwege de Verklaring van Brussel (initiatief bedrijfsleven en Europese Commissie), die moet leiden tot een stop in de EU in 2018. Ik zal wel de ontwikkelingen vanuit deze Europese verklaring goed blijven volgen, teneinde de realisatie van deze castratiestop te bewaken;

  • Agenderen van de gevolgen van de genetische aanleg voor het welzijn van vleeskuikens; het lijkt opportuun om het aangekondigde Commissierapport hierover af te wachten.

Aanvullend geef ik in mijn brief aan de Commissaris nog aan, dat ik het van belang acht dat de discussie over klonen van dieren zo spoedig mogelijk op Europees niveau wordt voortgezet en verzoek ik de Commissie om zo spoedig mogelijk met een nieuw voorstel op gebied van klonen te komen. Daarbij verzoek ik de Commissie om een gevolgstudie te verrichten naar de modaliteiten van tracering van voedingsmiddelen afkomstig van de eerste generatie van nakomelingen van klonen.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven