28 286 Dierenwelzijn

Nr. 514 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 mei 2011

Inleiding

De Europese Commissie (Commissie) werkt aan de voorbereiding van een nieuwe strategie voor het EU-dierenwelzijnsbeleid. Dit moet een vervolg worden op het communautaire actieplan 2006–2010. De Commissie wil in december 2011 haar beoogde strategie voor de komende jaren via een officiële mededeling aan de Raad en het Europees parlement (EP) presenteren.

Hieronder treft u de inzet en prioritering aan, zoals ik die vanuit Nederland bij de Europese Commissie onder de aandacht wil brengen. Ik heb deze reeds opgenomen in een brief aan Commissaris Dalli, die ik deze week aan hem zal doen toekomen.

De Europese Commissie heeft een schets gegeven van de problemen en vraagstukken die momenteel op het beleidsterrein van dierenwelzijn voorliggen en die in het kader van een nieuwe strategie zouden moeten worden opgepakt. Deze hebben met name betrekking op:

  • betere handhaving van de bestaande regels;

  • de concurrentiepositie van veehouders;

  • gebrekkige informatievoorziening aan consumenten en

stakeholders/belanghebbenden;

  • de behoefte aan onderzoeksinformatie en innovatie;

  • de scope van de huidige EU-regelgeving, die lang niet alle diersoorten en -categorieën dekt.

De Commissie heeft een drietal opties geschetst voor de aanpak:

  • 1. Géén nadere actie: doorgaan met wat op dit moment in de basis reeds geregeld is.

  • 2. Aanvullende acties van níet-wetgevende aard;

  • 3. Nieuwe, aanvullende wetgeving (o.a. een kaderwet met algemene principes).

Inzet vanuit Nederland

De Nederlandse inzet zie ik als een afspiegeling van de ontwikkelingen op gebied van duurzaamheid, waaronder begrepen dierenwelzijn en diergezondheid, in de dierlijke productieketens en de maatschappij. Het krachtenveld laat echter zien, dat dierenwelzijn in de EU op verschillende wijze wordt beleefd. In Noordwest-Europa bestaat een sterke wens voor hogere basiseisen en bovenwettelijke initiatieven. In de rest van de EU is dit niet het geval. Wetgeving moet een goede basis bieden om een minimumniveau aan dierenwelzijn te waarborgen waar alle betrokkenen zich aan moeten houden. Deze basis moet een goede huisvesting, verzorging en degelijk transport passend bij de behoeften van het dier behelzen en borgen dat het doden van dieren met zo min mogelijk lijden gepaard gaat. Kortom: basisregels door de hele keten heen. Dit betekent bestaande normen en voorschriften waar nodig actualiseren, kijkend naar de huidige tijdsgeest en de toekomst, nieuwe regelgeving ontwikkelen voor zaken die nog gedekt moeten worden en realiseren van een goede handhaving en naleving van deze regels. Voor wat betreft nieuwe specifieke regelgeving voor landbouwhuisdiercategorieën waarvoor deze nog niet voorhanden is, wil ik focussen op díe categorieën waarvoor het wenselijk en zinvol kan zijn het welzijnsniveau in EU-verband te verbeteren, met name op basis van de aanbevelingen van de Raad van Europa. Hiernaast kunnen acties van niet-wetgevende aard zorgen voor een verdere verbetering van het dierenwelzijn. De zgn. Verklaring van Brussel om te stoppen met castreren van biggen is een prachtig voorbeeld van stimuleren van een ontwikkeling zonder dat sprake is van wetgeving op betreffend punt.De Commissie steunt de aanpak.

Ik wil mijn inzet concretiseren langs de volgende drie sporen:

  • 1. Voorstellen op wetgevingsterrein

  • 2. Voorstellen inzake handhaving en naleving

  • 3. Voorstellen m.b.t. acties van niet-wetgevende aard.

Gelet op het Brusselse krachtenveld is het overigens zo dat het kan blijken erg moeilijk te zijn om diverse opties voor de verdere aanpak van dierenwelzijn in EU-verband te verwezenlijken. Dit geldt zeer zeker voor opties van meer en strengere wetgeving. Van een aantal lidstaten is reeds bekend dat men met name wil focussen op de naleving van de reeds bestaande regelgeving. Ook de Commissie vindt dit belangrijk. De inzet vanuit Nederland zoals hieronder geschetst moet dan ook nadrukkelijk als ínzet worden gezien, maar succes op de genoemde punten is zeker niet gegarandeerd.

Ad 1. Voorstellen op wetgevingsterrein

Op wetgevingsterrein noem ik de volgende punten van prioritaire inzet.

  • a. Ondersteuning van de optie van de Commissie om te komen tot een kaderwet:

    het vastleggen van algemene bepalingen, o.a. over de scope van de EU-dierenwelzijnsregelgeving en het opnemen van dierenwelzijnsindicatoren voor monitoringsprocedures;

  • b. Inzet op specifieke regelgeving voor diercategorieën waarvoor nog EU-regelgeving ontbreekt, maar waarvoor het wenselijk en zinvol kan zijn het welzijnsniveau in EU-verband te verbeteren, met name op basis van aanbevelingen van de Raad van Europa. Tevens wil ik prioritair inzetten op een basisniveau aan EU-dierenwelzijnswetgeving voor hondenfokkers en -handelaren (incl. regels tegen fokken met genetische defecten), een geharmoniseerd verbod op bepaalde chirurgische ingrepen (voor m.n. het couperen van paarden en honden) en minimumvoorwaarden voor circusdieren;

  • c. Bestaande regelgeving moderniseren/herzien, waarbij de volgende onderdelen prioriteit hebben – in volgorde van voorgestelde prioriteit

    V.w.b. Landbouwhuisdieren:

    • 1) Herziening en aanscherping van de transportvoorschriften: inzet op inperking transportduur van met name slachtdieren, verbetering transportcondities – zoals beladingsgraden, temperatuurslimieten, klimaatregulatievoorschriften, drenking en voedering, stahoogtes –, en opname van alle transportgegevens in een EU-databank;

    • 2) Uitfaseren van het gebruik van de huidige «waterbadmethode» voor het bedwelmen van pluimvee voor de slacht, en vervanging door een diervriendelijkere, betere methode (in NL in ontwikkeling) en inbouwen verplichte bedwelmingsmethode(n) voor kweekvis (o.a. paling);

    • 3) Herziening Richtlijn welzijn varkens;

    • 4) Aanscherping van norm in Richtlijn bescherming Kalveren voor bloedijzergehalte van vleeskalveren, naar een minimum van 4,5 mmol per liter op individueel niveau;

    • 5) Aanscherping en aanvulling van de normen in de vleeskuikenrichtlijn, ten aanzien van sterfte, voetzoolaandoeningen, borstblaren en bezettingsgraad (bij evaluatie van de richtlijn);

    • 6) Aanscherpen van eisen aan «verrijkte kooi» in het kader van Richtlijn 1999/74/EG inzake commerciële houderijsystemen voor legkippen.

    V.w.b. andere dan landbouwhuisdieren:

    Verbetering van de bestaande veterinaire regels voor handel in honden, zodat het toezicht op de hondenhandel verbetert – bijvoorbeeld het minder fraudegevoelig maken van het paspoort – en het verbeteren van de samenwerking op dit terrein – bijvoorbeeld inzage lidstaten in elkaars databases voor registratie van honden.

    V.w.b. alle wetgevingsvoorstellen wil ik overigens in zijn algemeenheid aandringen op meer ´outcome based´ normering, met betrekking tot diergerelateerde indicatoren, bij voorkeur gebaseerd op het systeem van Welfare Quality.

Ad 2. Voorstellen qua handhaving en naleving

Ik wil bij de Commissie pleiten voor een meer actieve inzet van haar kant via FVO-inspecties en een goede follow up van de FVO-inspecties door de beleidsafdelingen en juridische dienst van DG SANCO.

De handhaving en naleving van bestaande EU-wetgeving laat te wensen over.

De Europese Commissie moet veel strenger optreden, ook ten aanzien van de Lidstaatrapportages over de uitgevoerde controles. Dit in verband met het noodzakelijke level playing field.

Daarbij wil ik overigens ook bij de Commissie pleiten voor de opstelling en uitvaardiging van richtsnoeren voor implementatie, die bevorderlijk kunnen zijn voor een eenduidige interpretatie en betere naleving.

Hiernaast geldt dat in de aanstaande jaren voor een aantal richtlijnen belangrijke deadlines naderen. Het gaat hierbij om het legbatterijverbod per 2012 en de verplichte groepshuisvesting voor dragende zeugen per 2013. Nederland loopt voorop wat implementatie betreft. Ook van de andere lidstaten moet in Europees verband tijdige implementatie worden verlangd en ik zal vasthouden aan effectuering van deze voorschriften op de afgesproken data.

Ad 3. Voorstellen met betrekking tot acties van niet-wetgevende aard

De optie van inzet van aanvullende acties van niet-wetgevende aard bij de nieuwe EU-strategie voor dierenwelzijn, zoals geopperd door de Commissie, lijkt – naast de inzet op regelgeving – ook een belangrijke rol te moeten worden toebedeeld. Hieronder kunnen ook acties vallen, gericht op de aanpak van productieziekten die structureel in de veehouderij aanwezig zijn en die een grote impact hebben op dierenwelzijn.

In concreto denk ik onder meer aan de volgende acties.

  • Acties op het terrein van communicatie en onderwijs, bijvoorbeeld aangaande transparantie over huidige stalsystemen;

  • Stimuleren van en werken aan een EU-benchmarkingssysteem

    /-beoordelingskader voor diervriendelijk geproduceerde producten, in samenwerking met bijvoorbeeld het internationale «Welfare Quality (WQ) Netwerk» en NGO´s;

  • Stimulering van ontwikkeling van welzijnsvriendelijke producten en productiemethoden en stimulering van dergelijke marktsegmenten, bijvoorbeeld met behulp van een EU-benchmarkingssysteem en etikettering, rekening houdend met reeds ontwikkelde goede praktijken en WTO;

  • Onderzoek en innovatie;

  • Ontwikkeling van een Europees netwerk van referentiecentra voor dierenwelzijn, voor onder meer het samenbrengen van onderzoeksresultaten, het vertalen van onderzoeksresultaten naar de praktijk, het bieden van een helpdeskfunctie, etc.;

  • Ontwikkelen en uitvaardigen van richtsnoeren voor interpretatie. Dergelijke richtsnoeren worden onder meer perspectiefvol geacht ten behoeve van een eenduidige interpretatie en betere naleving van de transportverordening;

  • Inzet op verbeterde samenwerking tussen lidstaten op het terrein van de hondenhandel.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

Naar boven