28 286 Dierenwelzijn

28 807 Vogelpest (Aviaire influenza)

Nr. 1218 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 20 september 2021

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van 28 mei 2021 over de vogelgriep aangetoond in Nederlandse vossen (Kamerstukken 28 286 en 28 807, nr. 1185).

De vragen en opmerkingen zijn op 25 juni 2021 aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 15 september 2021 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, Kuiken

De adjunct-griffier van de commissie, Goorden

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief (Kamerstukken 28 286 en 28 807, nr. 1185) over vogelgriep bij vossen en zijn van mening dat de bestrijding van de vogelgriep zeer belangrijk is en een grote prioriteit heeft. Deze leden hebben daarom nog enkele vragen en opmerkingen.

Endemische ziekte

De leden van de D66-fractie hebben signalen ontvangen dat het risico bestaat dat de vogelgriep een endemische ziekte wordt in Nederland, bijvoorbeeld door de jonge aanwas van in Nederland broedende populaties brandganzen. Deze leden vinden dit erg zorgelijk, zeker omdat nu bijvoorbeeld ook vossen in Groningen zijn aangetroffen met de vogelgriep. Zij lezen onder andere dat nu het advies geldt voor burgers om hun honden aangelijnd te houden in natuurgebieden waar de vogelgriep aanwezig is. Heeft de Minister in beeld of dit advies voldoende wordt nageleefd? Is het mogelijk dit advies om te zetten in een verplichting? Welke maatregelen zouden nog meer genomen kunnen worden om te voorkomen dat andere dieren besmet raken met het virus? Ziet de Minister ook het gevaar dat het virus een endemische ziekte kan worden? Welke gevolgen zou dit hebben voor de pluimveesector?

Antwoord

Er zijn geen signalen dat het advies om honden aangelijnd te houden in natuurgebieden waar vogels met vogelgriep gevonden worden, onvoldoende wordt opgevolgd. Ik zie daarom geen reden dit advies om te zetten in een verplichting, voor zover die verplichting niet al geldt in gebieden.

Er is aan de deskundigengroep dierziekten gevraagd of zij nog maatregelen konden aandragen om besmetting van andere diersoorten dan vogels met vogelgriep virus te voorkomen. Behalve het advies om honden aan te lijnen en dode vogels op te ruimen adviseerden zij geen aanvullende maatregelen.

De deskundigengroep dierziekten consulteer ik regelmatig over de situatie en zij hebben in het begin van de zomer aangegeven dat het virus in vogels die in Nederland broeden zou kunnen blijven circuleren. Dat zou kunnen betekenen dat hoogpathogene vogelgriep het jaarrond in de wilde vogels in Nederland aanwezig blijft en dit zou grote gevolgen voor de pluimveesector kunnen hebben.

Op 5 juli heb ik de deskundigen opnieuw gevraagd een beoordeling te doen. Mede op basis daarvan heb ik de ophokplicht in alle regio’s in Nederland op 6 juli opgeheven. Daarover is uw Kamer geïnformeerd (Kamerstukken 28 807 en 28 286, nr. 237)

Er zijn de afgelopen tijd geen meldingen geweest van grote aantallen dode wilde vogels waarvan werd verondersteld dat het virus in die vogels zou kunnen blijven circuleren. Er zijn ook geen besmette wilde vogels gevonden, maar er zijn onlangs wel nieuwe besmettingen bij twee kleine houderijen geweest, in Eemdijk en in Heeten (Kamerstuk 288 07, nr. 238). Dat geeft aan dat AI nog altijd voorkomt in Nederland, maar vermoedelijk op een laag niveau.

De deskundigengroep dierziekten heeft op 24 augustus, naar aanleiding van de besmetting in Heeten, aangegeven dat ze verwachten dat vanaf september virusvermeerdering kan plaatsvinden door de toename van jonge (naïeve) wilde vogels die aankomen in Nederland. Ook kunnen deze migrerende vogels het virus meebrengen. Daarmee wordt de kans van transmissie zowel onder wilde vogels als naar vogels op bedrijven vergroot. Ik volg de situatie nauwlettend en zal de deskundigen als de situatie daartoe aanleiding geeft opnieuw vragen een beoordeling te doen.

Het Ministerie van LNV heeft over de vogelgriepsituatie in wilde vogels in relatie tot de ophokplicht in juli een overleg gehad met een aantal sectorpartijen We zijn voortdurend met hen in gesprek over preventieve maatregelen, waaronder de mogelijkheden van vaccinatie.

Preventieve vaccinatie

De leden van de D66-fractie constateren dat in april 2021 (Handelingen II 2020/21, nr. 74, item 18) een motie is aangenomen van de leden Tjeerd de Groot en Van Campen (Kamerstuk 35 398, nr. 14) die de regering verzoekt zich samen met de pluimveesector in te zetten voor preventieve vaccinatie als onderdeel van het diergezondheidsinstrumentarium, inclusief de handelsaspecten daarvan. Hoe staat het met de uitvoering van deze motie? Is de Minister van mening dat de recente besmetting bij een kalkoenbedrijf in Weert extra aansporing geeft deze motie spoedig uit te voeren?

Antwoord

Ik onderken de urgentie hiervan en de behoefte om meer te doen om vogelgriep op de lange termijn te voorkomen. Nederland en veel andere lidstaten in de Europese Unie hebben geregeld te maken met uitbraken van AI.

Er is een eerste verkennend gesprek geweest met een aantal sectorpartijen uit de pluimveehouderij. Tevens zijn er gesprekken geweest met onderzoekers om de mogelijkheden van vaccinatie tegen AI te verkennen. Een volgend gesprek met sectorpartijen vindt plaats op 6 september om de wensen en mogelijkheden van vaccinatie met hen te bespreken. Een aantal onderzoekers van de Faculteit Diergeneeskunde en de Gezondheidsdienst voor Dieren zullen daarbij uiteenzetten wat de technische mogelijkheden zijn. Er wordt daarnaast ook gewerkt aan een concreet stappenplan om de mogelijkheden van preventieve vaccinatie verder uit te werken en te bepalen hoe onze inzet in de Europese Unie vorm kan worden gegeven.

Preventieve vaccinatie tegen vogelgriep staat is tevens besproken bij de raadswerkgroep van Chief Veterinary Officers. Er gelden diverse regels en randvoorwaarden voor de inzet van preventieve vaccinatie. De Commissie heeft aangegeven te zullen onderzoeken welke aanpassingen en vereenvoudigingen mogelijk zijn. Deze inzet van de Commissie ondersteun ik. Tevens is de Europese Commissie in overleg met de European Food Safety Authority (EFSA) om de technische mogelijkheden van vaccinatie te kunnen beoordelen.

Er is en wordt veel onderzoek gedaan, ook wereldwijd, om nieuwe vaccins te ontwikkelen. Dat heeft nog niet geleid tot een vaccin dat op grote schaal preventief kan worden ingezet tegen AI virussen. Er is op dit moment geen effectief vaccin tegen het huidige AI virus dat nu in grote delen van de Europese Unie tot uitbraken heeft geleid. Het is belangrijk vast te stellen aan welke eisen een vaccin tegen HPAI moet voldoen. Er worden, ten behoeve van veilige handel, door de Wereldorganisatie voor Diergezondheid (OIE) ook randvoorwaarden gesteld aan een goede monitoring en ten behoeve van de handel wanneer er wordt gevaccineerd.

Governance

De leden van de D66-fractie hebben de Minister een aantal keer gevraagd duidelijkheid te scheppen over verantwoordelijkheden van provincies en andere bestuurslagen bij het in de toom houden van vogelgriep. Is de Minister van mening dat na haar gesprekken met de provincies het nu duidelijk is welke taak iedereen heeft en dat het opruimen en verplaatsen van dode en levende vogels met vogelgriep nu beter verloopt? Is zij in gesprekken met de provincies problemen tegengekomen die opvolging verdienen? Is er inmiddels een gezamenlijk protocol voor het opruimen van dode vogels met vogelgriep? Zo nee, wanneer verwacht zij deze?

Antwoord

Er is contact geweest met de medewerkers van de provincies Friesland, Groningen en apart met de gemeente Ameland. Zij geven aan dat dode wilde vogels in hun provincie of gemeente worden opgeruimd. Ik zal deze gesprekken, in samenwerking met de NVWA, voortzetten met provincies om samen met de NVWA zo snel mogelijk, en in ieder geval voor viruscirculatie de komende maanden mogelijk weer toeneemt, duidelijke gezamenlijke afspraken te maken over waar en wanneer dode vogels die verdacht worden van vogelgriep opgeruimd worden.

Monitoring en preventieve maatregelen

De leden van de D66-fractie lezen dat de deskundigengroep aanraadt om verschillende diersoorten, zoals zeehonden, marterachtigen, knaagdieren en vossen, te monitoren op antistoffen tegen H5. Neemt de Minister dit advies over? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn? Is de Minister van mening dat het voor burgers die in aanraking komen met dieren die verschijnselen vertonen van vogelgriep duidelijk is welke maatregelen zij moeten nemen? Zo nee, is zij bereid hier meer informatie over te verstrekken in gebieden waar vogelgriep in hogere mate voorkomt? De deskundigengroep benadrukt «met klem» dat «het belangrijk is om alert te blijven op de kans dat pluimvee via andere bronnen besmet raakt, zoals door menselijke activiteiten en contact met pluimvee in andere lidstaten». Hoe wordt dit gemonitord?

Antwoord

Door DWHC, het Dutch Wildlife Health Centre, worden ziektekiemen in dode wilde dieren gemonitord. Dit doet DWHC al sinds 2008 in opdracht van de Ministeries van VWS en LNV. Als DWHC daar aanleiding voor ziet, worden dieren tevens onderzocht op infectie met AI virus door Wageningen Bioveterinary Research (WBVR). Zo is het hoogpathogene vogelgriepvirus bij vossen ook gevonden. Er zijn wereldwijd ook incidentele infecties bij andere diersoorten dan vogels gerapporteerd. Naar aanleiding van het rapport «Zoönosen in het vizier» (Bijlage bij Kamerstuk 25 295, nr. 1357) zal ik onderzoeken of en zo ja, hoe monitoring van wilde dieren (de populaties en de ziektekiemen) uitgebreid moet worden. Vondsten in Nederland worden aan het Ministerie van LNV gerapporteerd en ik raadpleeg de deskundigengroep dierziekten om deze gevallen te duiden indien nodig, zoals ik ook in het geval van de vondst van vogelgriep bij de vossen gedaan heb. Indien er sprake is van een zoönose wordt een vondst binnen de zoönosestructuur geduid. In eerdere brieven aan uw Kamer en ook in de media is aandacht geschonken aan mijn oproep om dode of zieke vogels niet aan te raken of te verplaatsen. Vondsten van meer dan drie wilde dode watervogels of meer dan 20 andere vogels kunnen gemeld worden bij de NVWA. In alle andere gevallen kunnen vondsten van dode vogels gemeld worden bij DWHC.

De pluimveesector is zeer alert en zet zich intensief in om de kans op introductie van AI virus zo klein mogelijk te maken. Het is wettelijk verplicht dat een tweede reiniging en ontsmetting uitgevoerd moet worden voor pluimveewagens die terugkeren uit landen met AI uitbraken bij gehouden pluimvee. De NVWA voert hierop een administratieve controle uit en houdt steekproefsgewijs controles op erkende wasplaatsen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie maken zich al jaren grote zorgen over het vogelgriepvirus en de wijze waarop wordt omgesprongen met de risico’s hiervan. Nederland heeft dit jaar te maken met een «vogelgriepepidemie», zoals de Minister de huidige situatie in haar brief terecht noemt.1 Wederom zijn er honderdduizenden zieke en gezonde kippen, eenden en kalkoenen massaal vergast. Wederom worden de lege stallen daarna weer vol gezet met honderdduizenden andere dieren. Deze epidemie duurt nu al acht maanden. Waar de Minister het in oktober zorgelijk noemde dat al zo vroeg in het «vogelgriepseizoen» zo veel vogels met vogelgriep werden gevonden in Nederland, schreef Boerderij onlangs dat hier nog niet eerder zo laat in het voorjaar nog vogelgriep was.23 Nu bleek het virus half mei ook nog te zijn overgesprongen van dode wilde vogels naar vossen in een natuurgebied in Groningen. De hoogpathogene, ofwel zeer gevaarlijke en besmettelijke vogelgriepvariant H5N1 is daarmee van de ene diersoort op de andere overgesprongen. Wat betekent dit voor de gevaren van virusmutaties? Hoe wordt dit gemonitord en door wie? Welke andere wilde dieren lopen een risico om besmet te raken met vogelgriepvariant H5N1? De Minister schrijft dat ook honden en katten gevoelig kunnen zijn voor vogelgriep. Bestaat er een risico dat huisdieren besmet raken met H5N1 en hoe wordt dit gemonitord? Zo ja, wat betekent dit voor het risico dat het virus kan overspringen van (huis)dier naar mens?

Antwoord

Het AI virus type dat in vossen is aangetroffen betreft niet de zoönotische H5N1 variant die sinds medio jaren negentig van de vorige eeuw in Azië circuleert. De H5N1 variant die nu in Nederland is aangetroffen deelt het H5 segment met de gevonden H5N8. Het RIVM heeft geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn dat het virus, dat is gevonden in de vossen gemakkelijker van dieren naar mensen overgedragen wordt dan de vogelgriepvirussen die eerder in Nederland gevonden zijn (Kamerstukken 28 286 en 28 807, nr. 1185).

De vogelgriepsituatie in wilde vogels wordt gemonitord. Er is een monitoring van dood gevonden wilde vogels. Vondsten van meer dan 3 dode wilde watervogels moeten gedurende het hele jaar bij de NVWA gemeld worden. De vogels worden dan onderzocht op vogelgriep. Vanwege de mogelijkheid dat het virus de komende maanden in de wilde vogelpopulaties blijft circuleren richt ik ook een levende wilde vogelmonitoring in, die zich mede richt op de soorten die in Nederland broeden en waar het virus in zou kunnen blijven circuleren. De vogelgriepvirussen die daarbij gevonden worden zal ik, als daar aanleiding voor is, ook laten beoordelen op zoönotische eigenschappen, in welk geval dit binnen de zoönosestructuur zal worden opgepakt.

De deskundigengroep dierziekten stelden in hun rapport van 21 mei (Bijlage bij Kamerstukken 28 286 en 28 807, nr. 1185) dat naast vossen ook andere carnivoren, zeehonden en knaagdieren besmet kunnen worden met AI virus. Ook honden en katten kunnen gevoelig zijn voor vogelgriep. Als een hond of kat klachten vertoont die zouden kunnen passen bij vogelgriep kan een dierenarts daar op laten testen.

Het is bekend dat AI virussen kunnen muteren. We hebben geregeld te maken met besmettingen in wilde vogels. De kans op introductie van (hoogpathogene) AI virussen in pluimveebedrijven wordt verkleind door een hoog bioveiligheidsniveau. De kans op verdere mutaties in pluimvee en verspreiding van het virus tussen pluimveebedrijven wordt ook verkleind door pluimvee op besmette locaties te doden en de kadavers te vernietigen.

Virologen waarschuwen al jaren voor de immense risico’s van het vogelgriepvirus. Eerder al bleken vogelgriepvarianten H5N1, H7N9, H9N2 en H7N7 voor mensen gevaarlijk te zijn en dit jaar bleken in Rusland ook voor het eerst mensen te zijn besmet met H5N8.4 Is het mogelijk dat het vogelgriepvirus in de toekomst jaarrond aanwezig blijft in Nederland, vragen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie. Wat betekent dit voor de gezondheidsrisico’s voor mens en dier? Wat deze leden betreft is het dan ook hoog tijd voor een nieuwe, effectieve aanpak.

Antwoord

De deskundigen oordelen dat het virus in wilde vogels die in Nederland broeden zou kunnen blijven circuleren. Dat zou kunnen betekenen dat hoog pathogene vogelgriep het jaarrond in de wilde vogels in Nederland aanwezig blijft. Daarom zal ook een vogelgriep monitoring van levende wilde vogels gestart worden. De isolaten van AI virus in wild en pluimvee worden onderzocht en de genetische informatie wordt met onderzoekers wereldwijd gedeeld. Indien aan de orde, worden de bevindingen geduid door deskundigen in Nederland en worden uitbraken bij wilde dieren binnen de zoönosestructuur besproken. Het RIVM schat het zoönotisch potentieel van de nu circulerende vogelgriepvirussen laag in (Kamerstuk 28 807, nr. 229).

Het vogelgriepvirus kwam dit najaar vermoedelijk uit Rusland naar Nederland, schreef de Minister dit najaar.5 Over Rusland was al langer bekend dat het vogelgriepvirus daar niet onder controle was.6 Nederlandse pluimveebedrijven sprongen gretig in het gat dat ontstond doordat grote Russische bedrijven met (vleeskuiken)ouderdieren werden getroffen door vogelgriep. Kan de Minister bevestigen dat Nederlandse bedrijven in 2019 305,3 miljoen broedeieren met ouderdieren en in 2020 240,1 miljoen broedeieren naar Rusland hebben geëxporteerd? Daarmee hebben deze bedrijven bijgedragen aan het in de benen houden van de Russische pluimveehouderij. Ook Polen verloor de controle over de vele uitbraken van vogelgriep.7 In de afgelopen maanden zijn daar minstens 10 miljoen dieren vergast.8 Kan de Minister bevestigen dat Nederlandse bedrijven in 2019 7,4 miljoen broedeieren en in 2020 3,6 miljoen broedeieren naar Polen hebben geëxporteerd? Hoe ziet de Minister de rol van deze Nederlandse bedrijven in het ontstaan en de verspreiding van het vogelgriepvirus?

Antwoord

In 2019 zijn er in totaal 279.508.260 broedeieren naar Rusland geëxporteerd. 615.960 broedeieren hadden de bestemming «ouderdier». In 2020 zijn er in totaal 240.094.200 broedeieren naar Rusland geëxporteerd, waarvan 116.280 met bestemming ouderdier.

In 2019 zijn er naar Polen 7.398.720 en in 2020, 3.590.860 broedeieren verplaatst. Vogelgriep komt naar de EU en Nederland met trekvogels, die het virus vanuit broedgebieden in het noorden van Europa meenemen. Via wilde vogels kunnen Europese pluimveehouderijen besmet raken met vogelgriep. Er is geen aanwijzing dat van besmette Nederlandse bedrijven vogelgriep is verspreid naar andere bedrijven in of buiten Nederland. Ik acht de kans dat door export van Nederlands pluimvee en eieren HPAI virus wordt verspreid dan ook zeer klein.

Kan de Minister bevestigen dat zij de ophokplicht recentelijk heeft opgeheven in vijf van de twintig Nederlandse regio’s, omdat in die regio’s de kans op een uitbraak van vogelgriep matig is in plaats van hoog? Kan de Minister bevestigen dat zij de ophokplicht in de regio waar de Gelderse Vallei onder valt juist in stand laat vanwege de hoge pluimveedichtheid in die regio? Erkent de Minister daarmee dat het houden van zo veel dieren op zo’n kleine oppervlakte een zeer grote risicofactor is voor de verspreiding van dierziekten?

Antwoord

In mijn brief aan uw Kamer van 18 juni (Kamerstukken 28 286 en 28 807, nr. 1198) heb ik de Kamer geïnformeerd over het intrekken van de ophokplicht in vijf regio’s. Daarnaast heb ik op 28 juni jl. in nog 2 regio’s de ophokplicht ingetrokken (Kamerstukken 28 807 en 28 286, nr. 236) en op 6 juli 2020 is de ophokplicht volledig ingetrokken (Kamerstukken 28 807 en 28 286, nr. 237).

In de twee regio’s waar pluimveedichte gebieden gelegen zijn heb ik de ophokplicht pas op 6 juli ingetrokken, omdat in een pluimveedichte regio een besmetting gemakkelijker kan spreiden naar omliggende bedrijven en de impact daarmee erg groot is. Het intrekken van de ophokplicht in deze gebieden acht ik echter – na zorgvuldige afweging van alle belangen – verantwoord, aangezien de deskundigengroep de risico-inschatting voor alle regio’s in Nederland heeft verlaagd.

Kan de Minister bevestigen dat de aanwezigheid van open water in de omgeving de kans op de uitbraak van vogelgriep aanzienlijk vergroot?9 Om die reden roept de Nederlandse Pluimveehouders Vakbond op om bij de ontwikkeling van natte natuur rekening te houden met pluimveehouders.10 Dit is de wereld op zijn kop. Deelt de Minister het inzicht dat de ontwikkeling van natte natuur essentieel is voor waterberging (klimaatadaptatie) en het vasthouden van CO2 (klimaatmitigatie)? Kan de Minister de leden van de Partij voor de Dieren-fractie duidelijk maken dat de belangen van de pluimveesector niet worden meegewogen in de besluitvorming rond de ontwikkeling van natte natuur?

Antwoord

Het is bekend dat de kans dat pluimveebedrijven in waterrijke gebieden besmet raken met vogelgriep groter is dan in gebieden met weinig water. In de ontwikkeling van natte natuur worden alle belangen meegewogen. Ook die van de pluimveesector. Het NatuurNetwerkNederland is in principe het ruimtelijk gebied voor de ontwikkeling van natte natuur. Andersom zal ook de pluimveesector in haar ontwikkelingen rekening moeten houden met aanwezige en te ontwikkelen natte natuur.

Tot nu toe hebben bijna acht maanden ophokplicht niet geleid tot een einde aan de vogelgriepepidemie. Ook het vergassen van 812.000 kippen, eenden en kalkoenen heeft er niet toe geleid dat het virus succesvol is bestreden. Erkent de Minister dat een andere aanpak dus nodig is, om te voorkomen dat dit zich blijft herhalen? Kan de Minister uiteenzetten welke nieuwe oplossingsrichtingen op tafel liggen bij de gesprekken die nu worden gevoerd over de aanpak van de vogelgriep? Wordt een krimp van het aantal dieren in de pluimveehouderij besproken?

Zo nee, waarom niet? Wordt er gesproken over het maximeren van het aantal dieren per bedrijf? Zo nee, waarom niet? Wordt de handel in broedeieren naar landen waar jaarlijks vogelgriep heerst hierbij besproken? Zo nee, waarom niet?

Wordt de toekomst van de eendenhouderij in Nederland hierbij besproken, aangezien eenden ten opzichte van kippen 23 maal zoveel kans hebben op besmetting met vogelgriep, terwijl deze dieren altijd al binnen worden gehouden?11

Antwoord

De uitbraken in het jaar 2020/2021 hebben niet geleid tot verspreiding van het virus tussen bedrijven in Nederland. Het aantal vondsten van met HPAI besmette wilde vogels neemt af. Ik weerspreek daarom de stelling dat de bestrijding zoals de afgelopen maanden is uitgevoerd niet succesvol was. Ik onderken wel dat we op termijn moeten kijken hoe we nog meer dan nu de kans op introductie verder kunnen verkleinen.

De handel in broedeieren heeft mijns inziens geen invloed op het vóórkomen of verspreiden van vogelgriep en wordt in dit kader niet besproken. Besmettingen bij eendenbedrijven worden, net als bij andere pluimveebedrijven, snel en effectief bestreden en er zijn maatregelen genomen om introductie zo goed mogelijk te voorkomen en verspreiding naar andere bedrijven te voorkomen. Afgelopen seizoen zijn verschillende soorten pluimveebedrijven besmet geraakt. Het ligt daarom niet voor de hand om de oplossing te zoeken in aanpassingen van alleen de eendensector. De vogelgriepproblematiek vergt een bredere aanpak en zal daarom ook in de nadere uitwerking van het rapport Bekedam c.s. worden betrokken.

Wat de leden van de Partij voor de Dieren-fractie betreft is het goed dat wordt gesproken over de vaccinatie van kippen, maar dit moet wel onderdeel zijn van een breder plan. Erkent de Minister dat vaccinatie slechts symptoombestrijding is zolang niets wordt gedaan aan de schaal waarop kippen, eenden en kalkoenen worden houden in de pluimvee-industrie en zolang Nederland de pluimvee-industrie in beruchte vogelgrieplanden in de benen blijft houden?

Antwoord

Preventieve vaccinatie is een optie om de kans op besmetting van pluimvee met vogelgriep te verkleinen. Die optie ben ik nu aan het verkennen. Ik beschouw vaccinatie niet slechts als symptoombestrijding. Vaccinatie is in veel opzichten een effectief instrument om de diergezondheid te verbeteren en besmetting en verspreiding van de ziekte te voorkomen.

Naar boven