28 286 Dierenwelzijn

Nr. 1058 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juli 2019

In januari van dit jaar heeft Varkens in Nood (ViN) het rapport «Miljoenen illegale varkens in Nederland» uitgebracht. Over dit rapport zijn door het lid Moorlag Kamervragen gesteld. Daarnaast heeft het lid Ouwehand tijdens de regeling van werkzaamheden van 23 januari jl. verzocht om een brief over het bericht dat er miljoenen varkens meer gefokt worden dan officieel bekend is en dat er een gat zit tussen de Duitse en Nederlandse cijfers import en export van varkens (Handelingen II 2018/19, nr. 44, item 5). Ook was het rapport onderdeel van het debat over dieren in de veehouderij van 24 januari jl. (Handelingen II 2018/19, nr. 45, item 5 en 9). Ik heb toen de toezegging gedaan met een reactie te komen op dit rapport. Met deze brief geef ik invulling aan die toezegging. De antwoorden op de vragen van het lid Moorlag worden als aparte brief verzonden (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 3279).

Rapport Varkens in Nood

Varkens in Nood schat in het genoemde rapport in dat er op jaarbasis minstens twee miljoen varkens meer gehouden worden in Nederland, dan dat bekend is bij de overheid. Dat dit niet zichtbaar wordt, zou volgens ViN te wijten zijn aan falende registratiesystemen. Ook wijst ViN op een substantieel verschil tussen Nederlandse en Duitse cijfers met betrekking tot het aantal varkens dat van Nederland naar Duitsland wordt geëxporteerd.

ViN concludeert dat het Identificatie en Registratiesysteem (I&R) voor varkens zeer fraudegevoelig is en dat regie, controle en handhaving ontbreken. Als aanbeveling geeft ViN mee om een I&R-systeem in de varkenshouderij op te zetten dat vergelijkbaar is met het I&R-systeem bij runderen, waarbij dieren individueel geregistreerd worden. In deze brief ga ik nader in op deze voorstellen.

Reactie op rapport Varkens in Nood

Totaal aantal varkens in Nederland

In het rapport van ViN wordt een schatting gemaakt dat er mogelijk twee miljoen meer varkens in Nederland worden gehouden dan bekend is bij de overheid. De schatting van ViN is gebaseerd op aannames en gegevens uit verschillende databronnen. Deze databases hebben elk een andere functie en doel. Zo verschilt de manier en het moment waarop gegevens door de varkenshouder en bedrijven waarmee zij samenwerken worden aangeleverd aan de verschillende databases. Een kleine afwijking in de gehanteerde aannames kan tot grote verschillen in de totale aantallen leiden. ViN maakt in de schatting bijvoorbeeld gebruik van het gemiddeld aantal biggen dat per zeug per jaar wordt geproduceerd. Er zijn echter ook dieren – bijvoorbeeld gelten vanaf 50 kg – die nog niet het gemiddelde aantal biggen per jaar produceren, maar in verschillende databronnen wel als fokzeug geregistreerd staan. Het rekenen met gegevens uit verschillende databronnen leidt daarom niet altijd tot een kloppend resultaat.

De rijksoverheid gaat uit van de werkelijke opgaves van de individuele varkenshouders in de Gecombineerde Data Inwinning (GDI). Dit is een momentopname. Fluctuaties gedurende een jaar kunnen plaatsvinden. Deze opgegeven waardes worden onderling vergeleken en risico-gebaseerd gecontroleerd. Deze werkwijze, waarbij wordt uitgegaan van door de varkenshouders aangeleverde gegevens, is in Nederland de standaard voor het bepalen van dieraantallen in de gehele veehouderij.

Export naar Duitsland

Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat er substantieel meer varkens vanuit Nederland naar Duitsland worden geëxporteerd dan bekend is bij de overheid. ViN heeft cijfers uit verschillende databronnen met elkaar vergeleken, die niet geschikt zijn voor onderlinge vergelijking. De importcijfers uit Duitsland zijn schattingen van statistiekbureaus, vergelijkbaar met de schattingen die het CBS maakt. De schattingen van de Duitse statistiekbureaus en die van het CBS wat betreft het aantal dieren dat van Nederland naar Duitsland wordt geëxporteerd, zijn nagenoeg gelijk.

Wel is gebleken dat er een discrepantie bestaat tussen de gegevens uit TRACES en de gegevens uit het I&R-systeem. TRACES is een Europees systeem waarin dierbewegingen tussen lidstaten (exporten) worden vastgelegd Het I&R-systeem voor varkens is een Nederlands systeem, waarin dierbewegingen van varkens binnen Nederland (binnenlandse dierbewegingen), maar ook import- en exportmeldingen van varkens naar en uit Nederland worden vastgelegd. Varkenshouders zijn bij het exporteren van varkens verplicht om in zowel TRACES als het I&R-systeem een melding te doen, met gegevens over het aantal dieren, het bedrijf van herkomst en het bedrijf van bestemming. Er is gebleken dat er bij een aantal varkenshouders een discrepantie bestaat tussen de exportgegevens in TRACES en de exportgegevens in het I&R-systeem. Een aantal exporten is wel in TRACES gemeld, maar vervolgens niet in het I&R-systeem gemeld. Daarmee zijn de betreffende dieren en dierbewegingen (de contacten tussen bedrijven) wel bekend bij de overheid, maar missen de bijbehorende exportmeldingen in het I&R-systeem.

In 2018 betrof het 129 varkenshouders waarvan er exporten bekend zijn in TRACES, waarvan geen (volledig correcte) exportmeldingen in het I&R-systeem bekend is.

Het betreft een verschil van circa 450.000 varkens over 2018.

Ik wil onderstrepen dat deze dieren dus wel bestaan en in beeld zijn bij de overheid; de dieren die zijn geëxporteerd, zijn vooraf gecontroleerd door de NVWA. De NVWA geeft het exportcertificaat vervolgens af voor het aantal goedgekeurde dieren, en dit exportcertificaat wordt in TRACES opgenomen. Hiermee is bij de overheid bekend hoeveel dieren er zijn geëxporteerd, op welke datum en wat het bedrijf van herkomst en het bedrijf van bestemming is. Bij calamiteiten is tracering van dierbewegingen en bedrijfscontacten daarmee mogelijk. Desalniettemin is het de verantwoordelijkheid van de houder om ook in I&R een correcte en volledige melding van geëxporteerde dieren te doen. Dit lijkt dus niet altijd goed te gebeuren. Deze houders zullen hier dan ook door RVO.nl, de uitvoerder van het I&R-systeem, op worden aangesproken.

Er zal nader onderzocht worden of een automatische koppeling tussen TRACES en I&R haalbaar is, opdat ontbrekende exportmeldingen in I&R of discrepanties tussen I&R- en TRACES-meldingen voortaan direct worden opgemerkt en hier actie op kan worden ondernomen. De tracering van dierbewegingen en bedrijfscontacten blijft op deze manier geborgd.

Ander registratiesysteem

ViN pleit voor een aangepast registratiesysteem voor varkens in Nederland, vergelijkbaar met het I&R-systeem voor runderen. De bestaande systemen dienen elk een duidelijk doel en daarmee een publiek belang. Hoewel er op sommige vlakken verbetering mogelijk is, concludeer ik dat de systemen adequaat functioneren voor het doel waartoe zij zijn opgezet. Daarom zie ik geen aanleiding voor het invoeren van een systeem van individuele registratie van varkens in Nederland.

De vergelijking tussen I&R-rund en I&R-varken die in het rapport van ViN wordt gemaakt gaat voorbij aan de grote verschillen tussen de varkens- en rundveehouderij in Nederland. Runderen worden in kleinere aantallen en voor een langere tijd op een bedrijf gehouden. Varkens worden in grotere aantallen per bedrijf gehouden en vaker in grote aantallen vervoerd tussen de bedrijven. I&R-varken richt zich dientengevolge op het vastleggen van de contacten tussen verschillende varkensbedrijven om eventuele verspreiding van dierziekten zoveel mogelijk te voorkomen. In kader van de diergezondheid en voedselveiligheid is het daarvoor niet nodig om over te gaan naar een individuele identificatie en registratie van varkens in Nederland. Een eventuele uitvoering van een individuele identificatie en registratie brengt ook forse verhoging van (administratieve) lasten met zich mee, die niet in verhouding zullen staan tot het doel. In landen met een vergelijkbare varkenssector als in Nederland, zoals Duitsland en Denemarken, wordt ook geen systeem voor individuele registratie van varkens gebruikt. Het systeem voor registratie van varkens is in deze landen vergelijkbaar met ons huidige systeem.

Dierenwelzijn

In het ViN-rapport wordt een relatie gelegd tussen dieraantallen en dierenwelzijn. ViN stelt dat als er meer dieren worden gehouden dan bekend is bij de overheid, dit negatieve gevolgen heeft voor het dierenwelzijn, bijvoorbeeld ruimtegebrek.

In Nederland worden jaarlijks de regels voor het houden, huisvesten en verzorgen van varkens gecontroleerd. De NVWA voert welzijnsinspecties uit op bedrijven waar varkens worden gehouden. Hierbij wordt ook gecontroleerd op de minimaal voorgeschreven oppervlakte voor de varkens. In 2017 heeft de NVWA 350 inspecties uitgevoerd. Hiervan zijn 123 inspecties aselect uitgevoerd. Op basis van deze aselecte inspecties kan een toezichtbeeld worden gegeven. Van de 123 aselect gekozen inspecties waren 101 inspecties akkoord en 22 inspecties niet akkoord. Dit geeft een toezichtbeeld met een naleving van 82%, wat vrij hoog is. Bij de niet-nalevingen komen ook gevallen voor op het punt van de minimaal voorgeschreven oppervlakte voor de varkens. Er zijn vanuit de handhaving geen signalen dat de minimale oppervlakte-eisen en andere dierenwelzijnseisen bij varkensbedrijven structureel niet worden nageleefd.

Nadere beschrijving databases

Zoals hierboven gezegd, bestaan er in Nederland verschillende verplichtingen voor varkenshouders om gegevens door te geven aan publieke databases met betrekking tot varkens. Bij de uitvoering en handhaving van de verschillende regelgevingen op het gebied van varkens wordt zo effectief mogelijk gebruik gemaakt van de voor de verschillende doeleinden vastgelegde gegevens bij de overheid. Hieronder ga ik in op de verschillende databases en bijbehorende doelen.

I&R Varken – diergezondheid en voedselveiligheid

Het I&R-systeem voor varkens heeft als doel om dierbewegingen (en dus bedrijfscontacten) te traceren. Een juiste en tijdige registratie van de bedrijfscontacten tussen varkensbedrijven vormt de basis voor een adequate tracking en tracing in geval van incidenten op het gebied van diergezondheid of voedselveiligheid.

In het I&R-systeem voor varkens worden de verplaatsingen van aantallen varkens tussen verschillende verblijfsplaatsen vastgelegd. Anders dan bij bijvoorbeeld I&R-rund, worden in I&R-varken geen individuele registraties van de dieren vastgelegd, maar alleen de aan- en afvoer van varkens op een bedrijf. Geboortes van biggen worden bijvoorbeeld niet vastgelegd in I&R. Op basis van I&R-varken is het dan ook niet mogelijk om op ieder moment het exacte aantal varkens op een bedrijf te bepalen, aangezien alleen aan- en afvoer van dieren geregistreerd wordt.

RVO.nl heeft als beheerder van het I&R-systeem wel diverse signaleringsfuncties ingebouwd in het I&R-systeem waarmee de varkenshouder er op wordt gewezen als een registratie van een verplaatsing niet op orde is. Wanneer een groep varkens wordt verplaatst van een bedrijf naar een ander bedrijf, doen zowel de afvoerende als de aanvoerende partij doen een melding in I&R. Deze melding bevat informatie over het aantal dieren dat verplaatst wordt, de herkomst en de bestemming van de dieren en de datum van verplaatsing. De aanvoer- en afvoermelding moeten met elkaar overeenkomen. Zodra één van de twee meldingen ontbreekt, of de inhoud van de meldingen niet overeenkomt, krijgt RVO.nl een signaal, waarna actie wordt ondernomen richting de melders. Zo biedt het systeem de nodige checks & balances voor een sluitend systeem voor de registraties van binnenlandse dierbewegingen. Bij exportmeldingen is geen «tegenmelding» vereist; buitenlandse bedrijven hebben namelijk geen toegang tot het Nederlandse I&R-systeem. Bij buitenlandse meldingen dient er wel een exportcertificaat te worden afgegeven door de NVWA (zie hieronder bij TRACES). Tevens is het aantal verplaatsingen tussen locaties gereguleerd door de Preventie regeling, die erop toeziet tussen welke bedrijven er varkens verplaatst mogen worden. Voor verplaatsingen tussen bedrijven in Nederland dient vooraf toestemming aangevraagd te worden bij één van de aangewezen databanken.

TRACES – exportmeldingen

TRACES is een Europees systeem, waarin onder andere de verplaatsingen van dieren tussen EU-lidstaten wordt vastgelegd. Varkenshouders of exploitanten van verzamelcentra zijn verplicht om bij transporten tussen lidstaten een melding in TRACES te doen, waarin onder meer wordt vastgelegd om hoeveel dieren het gaat en wat de herkomst en bestemming van de dieren is. Om varkens daadwerkelijk te kunnen exporteren moet een exportcertificaat worden aangevraagd bij de NVWA. Dit certificaat wordt door de NVWA afgegeven nadat een fysieke controle op de te exporteren varkens op het bedrijf van herkomst1 heeft plaatsgevonden. Het exportcertificaat wordt afgegeven voor het aantal dieren dat daadwerkelijk is opgeladen en dit aantal wordt dan in TRACES gemeld. Daarnaast dient de varkenshouder de dieren zelf ook af te melden (exportmelding) in I&R. Hierbij moet ook het nummer van het exportcertificaat worden opgenomen. Daarmee bestaat een relatie tussen de exportmelding in I&R en het exportcertificaat. Er is op dit moment echter geen automatische koppeling tussen deze systemen. Discrepanties tussen de melding in TRACES (het daadwerkelijk aantal opgeladen dieren) en de exportmelding in I&R worden daarom niet automatisch gesignaleerd. Zoals hierboven gemeld, ga ik onderzoeken of deze automatische koppeling gemaakt kan worden.

CBS/GDI – Landbouwtelling

Het CBS voert elk jaar de Landbouwtelling uit. Het doel van dit onderzoek is het beschrijven van de structuur van de Nederlandse agrarische sector (gegevens over bedrijven, de veestapel, gewassen en speciale onderwerpen). De gegevens worden gebruikt voor onderzoek en door de politiek (nationaal en internationaal). Tevens worden de gegevens gebruikt voor de uitvoering van diverse administratieve regelingen (onder andere de subsidies en de Meststoffenwet).

Sinds 2002 is de Landbouwtelling een onderdeel van de zogeheten gecombineerde data inwinning (GDI), die door RVO.nl wordt uitgevoerd. Daarbij wordt de gegevensverzameling voor de landbouwtelling gecombineerd met de inwinning van gegevens voor diverse administratieve regelingen. Dit vindt jaarlijks plaats met als meetdatum 1 april van het betreffende jaar. Bij de landbouwtelling geeft de varkenshouder onder meer het totaal aantal aanwezige varkens op 1 april op, onderverdeeld naar biggen, vleesvarkens (verschillende gewichtsklassen) en fokvarkens. De dataverzameling vindt grotendeels elektronisch, via een internettoepassing, plaats. De verzamelde gegevens worden door RVO aan het CBS geleverd. Opgave voor de Landbouwtelling is wettelijk verplicht. Naast de cijfers van de GDI van 1 april van elk jaar doet het CBS zelf ook elk jaar een steekproef onder varkenshouders met als peildatum 1 december.

Ik concludeer dat het systeem adequaat functioneert voor het doel waartoe het is opgezet, maar dat er wel ruimte is voor verbetering. Als de gegevens uit de verschillende regelingen beter op elkaar aansluiten, kunnen de beschikbare data nog beter benut worden voor risico-gebaseerd toezicht door de NVWA en RVO.nl. Er zal gekeken worden hoe deze gegevens beter op elkaar aan kunnen sluiten, bijvoorbeeld door de vraagstelling in de GDI te optimaliseren.

Dierproductierechten – mestbeleid

Ondernemers die bedrijfsmatig varkens houden hebben dierproductierechten nodig. Het doel van de dierproductierechten is om de hoeveelheid mest in Nederland te beheersen en de milieubelasting zoveel mogelijk te beperken. De dierproductierechten zijn onderdeel van het Nederlandse mestbeleid waarvan de basis terug gaat naar de jaren ’80 van de vorige eeuw. Deze dierproductierechten mogen overgedragen worden tussen ondernemers. Daar gelden regels voor. Een bedrijf mag in een kalenderjaar gemiddeld genomen niet meer varkens houden dan het aantal dierproductierechten waarover het bedrijf beschikt.

Om te voldoen aan de vereisten vanuit het stelsel van dierproductierechten dient een varkenshouder een dieradministratie bij te houden. Een wijziging in het aantal dieren per diercategorie moet de varkenshouder binnen 3 dagen nadat de wijziging heeft plaatsgevonden opnemen in de eigen dieradministratie. Vaak gebruikt de varkenshouder hiervoor een bedrijfsmanagementsysteem waarin de voorwaarden voor het bijhouden van de dieradministratie voor het mestbeleid zijn opgenomen.

Om te controleren of een varkenshouder voldoende dierproductierechten heeft voor het gemiddeld aantal varkens dat hij in een kalenderjaar houdt, voert RVO.nl jaarlijks een administratieve controle uit op basis van de bij RVO.nl aanwezige gegevens van alle varkenshouders over een afgesloten jaar. Hiervoor wordt per bedrijf bepaald of ze voldoende dierproductierechten hebben op basis van onder andere de aan- en afvoer van varkens op basis I&R Varken, opgave van de GDI landbouwtelling, gegevens van voerleveranciers over voerleveringen en gemelde mesttransporten. Indien er sprake is van inconsequenties of verdachte waardes wordt dit doorgestuurd naar de NVWA. De NVWA onderzoekt op basis van de aangeleverde informatie of er aanleiding is voor een bedrijfscontrole. De bewering van ViN dat de beschikbare datasets niet met elkaar worden vergeleken klopt zodoende niet.

De controle op het aanwezig zijn van voldoende dierproductierechten wordt risico-gebaseerd uitgevoerd door de NVWA. Deze risicogerichte inspecties hebben geleid tot het constateren van een aantal overtredingen. De resultaten van de geïnspecteerde risicobedrijven waar meer varkens zijn gehouden dan toegestaan kan echter niet worden geëxtrapoleerd, want er vindt al een risicogerichte selectie plaats voor de te controleren bedrijven (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 79)).

Ik blijf inzetten op het effectiever benutten van data en het verbeteren van kruiscontroles ten behoeve van een risicogebaseerde handhaving. Dit is een continu proces en ook onderdeel van de Versterkte Handhavingsstrategie Mest, waarover ik uw Kamer op 28 september 2018 heb geïnformeerd (Kamerstuk 33 037, nr. 311).

Het niet voldoen aan de dierproductierechten wordt strafrechtelijk gehandhaafd. De NVWA maakt derhalve een proces verbaal op tegen bedrijven die meer varkens houden dan dat ze dierproductierechten hebben en leveren deze aan het OM voor de verdere afhandeling. Het feit dat er daadwerkelijk wordt gehandhaafd op dierproductierechten is voor mij een teken dat we in staat zijn om overtreders op te sporen en te bestraffen.

Ik ben van oordeel dat het stelsel van dierproductierechten goed functioneert, zie hiervoor ook de beantwoording van de brief over berichten dat dieraantallen in de veehouderijsector veelvuldig worden overschreden (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 79). Vanuit handhaving krijg ik geen signalen dat het stelsel niet te handhaven is. Er zijn bedrijven (geweest) die meer dieren houden dan toegestaan, maar uit de uitgevoerde, risico-gebaseerde controles blijkt geen structurele fraude met dierproductierechten.

Export naar Duitsland

In het rapport van Varkens in Nood wordt een substantieel verschil geconstateerd tussen de importcijfers van Duitsland en de exportcijfers van Nederland wat betreft varkens. Over 2017 vergelijkt Varkens in Nood de importcijfers van het Statistisch Bundesamt met de exportcijfers van RVO-Marktordening. Tussen de cijfers van deze twee databases wordt een verschil van ruim 1 miljoen dieren geconstateerd.

Dit verschil is verklaarbaar. De gegevens van het Statistisches Bundesamt en het Agrarmarkt Informations-Gesellschaft zijn schattingen, gebaseerd op gegevens die een aantal grotere Duitse varkensbedrijven aanleveren. De Duitse cijfers zijn vergelijkbaar met de cijfers die het CBS meldt over de export van varkens naar Duitsland (respectievelijk 8.310.175 om 8.378.617 over 2017). Deze cijfers worden ingewonnen op basis van het uitvragen van de goederenhandel tussen lidstaten. Wanneer de Duitse databron wordt vergeleken met het Nederlandse equivalent daarvan, zijn de cijfers nagenoeg gelijk. Hierbij geldt wel dat het beide schattingen betreft en geen absolute aantallen.

De RVO-Marktordening gegevens waar naar verwezen wordt in het rapport, betreft de export van varkens voor de slacht en varkens voor het leven. Deze gegevens worden wekelijks geselecteerd. Deze cijfers hebben als doel om een indicatie te geven van de marktomvang in de betreffende periode. Daarom wordt zo kort mogelijk na de betreffende week geselecteerd. Eventuele mutaties die achteraf gemeld worden, werden in de gepubliceerde overzichten niet meer meegenomen. Dat verklaart een deel van de verschillen.

Een ander deel wordt verklaard door de eerder genoemde discrepantie tussen TRACES en I&R. Zoals hierboven geconstateerd, zijn deze dieren wel bekend bij de overheid, maar staan niet alle geëxporteerde varkens als zodanig geregistreerd in I&R. Op basis van de TRACES-gegevens wordt een export naar Duitsland geconstateerd die vergelijkbaar is met de cijfers van de Duitse en Nederlandse statistiekbureaus.

Conclusie

In onze maatschappij bestaan diverse publieke belangen, zoals bijvoorbeeld dierenwelzijn, diergezondheid, voedselveiligheid en het milieu. Het is mijn taak om deze publieke belangen zo goed als mogelijk te borgen waar het de varkenshouderij raakt. Daarom bestaan er in Nederland verschillende verplichtingen voor varkenshouders en bedrijven waarmee zij samenwerken, zoals voerleveranciers, slachthuizen, Rendac en mestvervoerders, om gegevens door te geven aan publieke databases met betrekking tot hun varkens. Elke database dient een specifiek doel, een publiek belang, en is daar ook op ingericht.

In Nederland bestaat geen publiek centraal registratiesysteem voor het bijhouden van het aantal aanwezige varkens op een bedrijf. Naar aanleiding van het ViN-rapport heb ik deze verschillende databases nader bekeken in relatie tot het publieke belang wat ermee gediend wordt. Mijn conclusie is dat deze databases voldoen voor het doel waartoe zij zijn opgezet. Tegelijkertijd zijn er ook aanknopingspunten voor verbeteringen.

Alles overziend ben ik van oordeel dat de verschillende systemen voor publieke data-inwinning effectief zijn voor de regelingen waarvoor zij bedoeld zijn, en de publieke belangen die zij dienen. RVO.nl en de NVWA hebben voldoende mogelijkheden om met behulp van de verschillende datasets risico-gericht te controleren op overschrijding van het maximum aantal te houden dieren. Wel blijf ik inzetten op het steeds effectiever benutten van beschikbare data voor handhaving. Dit wordt onder meer uitgewerkt in de Versterkte Handhavingsstrategie Mest waarover ik uw Kamer vorig jaar heb geïnformeerd.

Ik vind het van groot belang dat varkenshouders correct omgaan met het dierproductierechtenstelsel. Hoewel ik geen aanwijzingen heb gevonden dat er op structurele wijze onrechtmatigheden plaatsvinden met betrekking tot dit stelsel, blijf ik zoals eerder aangegeven, inzetten op een versterkte handhaving. Aanvullend daarop heb ik tevens besloten om in de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen op te nemen dat aangetoonde onrechtmatigheden met betrekking tot het dierproductierechtenstelsel grond kunnen zijn voor weigering van deze subsidie.

Het doel van het I&R-systeem is het kunnen traceren van dierbewegingen en bedrijfscontacten, in het kader van voedselveiligheid en diergezondheid. Bovenstaande overwegend concludeer ik dat het huidige systeem geschikt is voor het doel waartoe het is opgezet. Het doel van TRACES is het vastleggen van dierbewegingen tussen lidstaten. Ook dit systeem acht ik geschikt voor het doel waartoe het is opgezet. De betrouwbaarheid van deze beide systemen valt en staat echter bij correct meldgedrag van de houders. Dat geldt bij binnenlandse meldingen in I&R, als ook bij exportmeldingen, waarbij zowel in I&R als in TRACES een melding gedaan dient te worden. Niet-correct meldgedrag leidt tot discrepanties tussen beide systemen en dat acht ik onwenselijk. Zoals hierboven gemeld wil ik daarom onderzoeken of een automatische koppeling tussen het I&R-systeem en TRACES haalbaar is.

De interne analyse is op basis van punten uit het rapport van Varkens in Nood aanleiding geweest om na te gaan of de vraagstelling in kader van de GDI op een aantal punten kan worden geoptimaliseerd. Op die manier sluiten gegevens vanuit verschillende regelingen beter op elkaar aan en kunnen de beschikbare data beter worden benut voor risico-gebaseerd toezicht door RVO.nl en NVWA.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

In dit geval wordt met bedrijf van herkomst het volgende bedoeld: het bedrijf vanwaar de varkens geëxporteerd worden. Dat kan een primair varkensbedrijf zijn, maar ook een verzamelcentrum.

Naar boven