Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 28089 nr. 26 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 28089 nr. 26 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 mei 2011
Hierbij zend ik u – mede namens de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en namens de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie – de voortgangsbrief «Nationale Aanpak Milieu en Gezondheid 2008–2012» (TK vergaderjaar 2007–2008, 28 089 nr. 19). Het kabinet toont hierin de behaalde resultaten en de koers die wordt ingezet voor de verdere looptijd en de periode daarna.
Milieu en Gezondheid: een veilige, gezonde leefomgeving
Iedereen vindt zijn leefomgeving belangrijk. Het is immers de plek waar je woont en je kinderen opgroeien. Zo’n plek moet veilig, gezond en aantrekkelijk zijn.
Hoewel er aanzienlijke verschillen tussen wijken zijn, is gemiddeld 84% van de Nederlanders tevreden of zeer tevreden met zijn woonomgeving (WoON-onderzoek, 2009). Een verdienste waar vele jaren hard aan gewerkt is door (overheids)organisaties, zonder dat dit werk altijd zichtbaar is. Het gaat immers vaak om zaken waarvan de burger verwacht dat «het wel goed zit».
Incidenten laten zien dat dit niet altijd het geval is. Ook de grote verschillen in wijken laten zien dat er nog hardnekkige problemen zijn, maar ook dat er mogelijkheden zijn de leefomgeving aantrekkelijker en gezonder te maken. Daarnaast zorgen maatschappelijke en technologische veranderingen niet alleen voor kansen maar ook voor potentiële problemen. Dit vraagt om actie en alertheid van de overheid, waarbij burgers de resultaten kritisch zullen volgen, het gaat immers om hun leefomgeving.
Het kabinet werkt daarom aan een solide basis voor een veilige en gezonde fysieke leefomgeving, benut daarbij kansen en houdt potentiële risico’s goed in de gaten. Dit doet het kabinet door bedrijfsleven en overheden, Rijk, provincies en gemeenten, ieder vanuit hun eigen verantwoordelijkheid aan een gezonde leefomgeving te laten werken. Dit is conform de algemene lijn uit het Regeerakkoord. Maar ook door burgers hieraan zelf te laten bijdragen. Deze uitgangspunten brengt het kabinet niet alleen tot uiting in regulier beleid, maar past het kabinet ook toe op de Nationale Aanpak Milieu en Gezondheid 2008–2012.
De Nationale Aanpak Milieu en Gezondheid 2008–2012
Een veilige en gezonde leefomgeving vereist niet alleen een voortvarende aanpak van bekende problemen1, maar ook dat periodiek gescand wordt welke milieu en gezondheidsrisico’s nog niet voldoende in beeld zijn. Aan de hand van zo’n scan is in de Nationale Aanpak een aantal speerpunten benoemd en de aanpak uitgewerkt. Het gaat hierbij om de speerpunten:
1. gezond binnenmilieu, oftewel leefomgeving in huis;
2. gezond ontwerp en inrichting van de leefomgeving, oftewel leefomgeving buiten;
3. informatievoorziening over de leefomgeving, de Atlas Leefomgeving;
4. signalering van milieu en gezondheidsrisico’s.
Deze werkwijze is in lijn met internationale afspraken in EU verband en met VN organisaties, de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) en de VN Economische Commissie (zie kader 1). De WHO bepaalt het algemene kader, de thema’s die op dit vlak aandacht vragen en algemene beleidsdoelen. De EU werkt dit verder uit. De nationale beleidsagenda wordt dus ook sterk internationaal bepaald. De internationale setting zorgt er verder voor dat Nederland gezamenlijk met de andere Europese lidstaten optrekt zodat goed geprofiteerd wordt van wat er elders bekend is.
Kader 1. Internationaal kader milieu en gezondheid
Milieu en gezondheid kent een internationaal kader:
• Internationaal: het WHO-Euro2 milieu en gezondheidsproces
• In EU verband: de EU-strategie en actieplan milieu en gezondheid.
WHO Milieu en gezondheidsproces
Om de 5 jaar worden door de ministers milieu en gezondheid afspraken gemaakt over het verbeteren van de leefomgeving. De afspraken zijn gericht op het houden van aandacht voor een gezonde en veilige leefomgeving in zijn algemeen. Zo moet elke lidstaat een programma milieu en gezondheid hebben en moet er een programma gericht op de jeugd zijn. Daarnaast zijn de afspraken ook gericht op specifieke probleempunten, zoals klimaatverandering en gezondheid, binnenmilieu en de inrichting van de fysieke leefomgeving. Speciaal op het gebied van transport, milieu en gezondheid is er een traject waarin de WHO en UNECE samen met de lidstaten komen tot afspraken: THE PEP (Transport, Health and Environment Pan-European Programme).
De afspraken die in de ministeriele conferentie in maart 2010 (Parma Declaration) gemaakt zijn dragen bij aan de uitvoering van:
• De EU directive on the clean and energy efficient road transport vehicles.
• De EU directive on ambient air quality and cleaner air for Europe.
• Framework convention on climate change.
• European council recommendation on the prevention of injury and the prevention of road safety.
EU-strategie en actieplan
De Europese Commissie heeft een strategie Milieu en Gezondheid ontwikkeld en vult dit aan met een Actieplan. Dit sluit aan bij de WHO afspraken. In de raadsconclusies van 2010 wordt de Commissie verzocht een volgend Actieplan te maken.
Voortgang op de speerpunten
Bij binnenmilieu gaat het over luchtkwaliteit, geluid, licht en thermisch comfort. Installaties voor ventilatie, koeling en verwarming spelen dan ook een belangrijke rol bij het zorgen voor een goed binnenmilieu. Problemen in het binnenmilieu kunnen leiden tot gezondheidschade bij de gebruikers van gebouwen zoals woningen, scholen en kinderdagverblijven (zie kader 2). Maatregelen die het binnenmilieu verbeteren kunnen naast een positief effect op de gezondheid ook energiebesparing opleveren. Voorbeelden hiervan zijn het regelmatig schoonmaken van vuile filters in ventilatiesystemen en het goed afstellen van installaties voor verwarming, ventilatie en koeling. Dit laatste levert al snel een besparing op de energiekosten van 10% tot 30%.
Woningen
In maart heb ik u de resultaten gestuurd van een onderzoek naar de kwaliteit van mechanische ventilatiesystemen in recent gebouwde (2006–2008) nieuwbouwwoningen3. Dit onderzoek is uitgevoerd naar aanleiding van de problematiek rond mechanische ventilatiesystemen in de wijk Vathorst in Amersfoort. De belangrijkste conclusie uit het onderzoek is dat er nog veel tekortkomingen aan ventilatiesystemen zijn. De tekortkomingen doen zich voor in alle onderdelen van de keten van ontwerp en installatie tot en met gebruik en onderhoud. Aangezien ventilatiesystemen belangrijk zijn voor het bereiken van een goede kwaliteit van het binnenmilieu, is hier nog een wereld te winnen. Zeker tegen de achtergrond dat mechanische ventilatiesystemen met een warmte-terugwin-installatie juist veel gebruikt worden bij het energiezuiniger maken van gebouwen.
Kader 2. Gezondheidseffecten van slecht binnenmilieu
De gezondheidsgevolgen van een slecht binnenmilieu zijn zeer divers en variëren van klachten zoals vermoeidheid, hoofdpijn, geïrriteerde ogen tot (verergering van) astma en hart- en vaatziekten. Ouderen en kleine kinderen zijn het meest kwetsbaar. Zij brengen meer tijd binnenshuis door en hun afweersysteem is nog niet of niet meer optimaal. Ook mensen met aandoeningen aan de ademhalingswegen zijn gevoeliger voor een verslechterd binnenmilieu.
(uit: Nationaal Kompas Volksgezondheid, thema binnenmilieu, 2010)
De gewenste situatie is dat:
1. gebouwen tenminste aan de eisen van het Bouwbesluit voldoen;
2. de toestellen en bijbehorende installaties tenminste aan de gestelde eisen uit de Warenwet voldoen en correct zijn ingebouwd;
3. het mechanische ventilatiesysteem goed in geïnstalleerd en ingeregeld, zodat het bij oplevering in de juiste kwaliteit voorziet;
4. burgers beschikken over voldoende informatie over de kwaliteit en het gebruik van het gebouw en de installaties;
5. burgers het gebouw en de installaties ook adequaat gebruiken en onderhouden.
Dit lijkt simpel, maar vereist wel de inzet van velen. Ik vind het daarom een bemoedigende start dat de bouwsector nu stappen heeft gezet om te komen tot verbetering. Zo is in 2010 de KopStaart-aanpak4 opgesteld. Deze geeft professionele opdrachtgevers handvatten om de kwaliteit van woningen in termen van gezondheid en energie te borgen in de hele keten, van programma’s van eisen tot oplevering en gebruik. In aansluiting hierop is door enkele betrokken koepelorganisaties5 een platform opgezet dat zorgt voor informatievoorziening6.
Dit zijn goede initiatieven die in de praktijk breed gebruikt moeten worden en bijdragen aan de kwaliteitslag die hard nodig is. Om dit te bereiken maak ik hiervoor concrete afspraken met de ketenpartijen in het verlengde van de KopStaart-aanpak over zowel de aanpak als het uiteindelijk resultaat in de opgeleverde woning. Hier zet ik op in en doe een appèl op de sector om hun verantwoordelijkheid te nemen. Hierbij kijk ik ook of, en in hoeverre de verantwoordelijkheid aan de ketenpartijen kan worden overgelaten. Dit kan in de vorm van een goed werkend systeem van certificaten en beoordelingsrichtlijnen. Een handzame opleverkeuring kan hiervan deel uitmaken. Deze moet gericht zijn op zowel vereenvoudiging en minder werk voor het bedrijfsleven als inzicht en bruikbaarheid voor de consument. Verder zal ik, waar nodig, de aanpak stimuleren. Hierbij sluit ik aan bij de initiatieven gericht op innovatie en energiebesparing van de branche zelf. De gemaakte afspraken stuur ik u toe en een evaluatie volgt na 4 jaar.
Voor de verdere toekomst onderzoek ik hoe binnenmilieu binnen nieuwe gebouwconcepten goed ingebracht kan worden.
Scholen
De bij woningen beschreven gewenste situatie geldt ook voor schoolgebouwen. De zorg voor de kwaliteit van het leef- en leerklimaat op basisscholen ligt in handen van gemeenten en schoolbesturen. Het schoolbestuur is (als juridisch eigenaar van het schoolgebouw) verantwoordelijk en aanspreekbaar voor de kwaliteit van het binnenmilieu in school. Gemeenten bekostigen naast de nieuwbouw ook de aanpassingen aan de buitenkant van de scholen.
De inzet bij binnenmilieu scholen richtte zich in eerste instantie op bewustwording en agendasetting. Zo is het landelijk bewustwordingsprogramma gestart waarbij inmiddels meer dan 3000 basisscholen met natuurlijke ventilatie een ventilatie advies op maat van de GGD hebben gekregen. Deze scholen ontvangen daarbij een CO2 meter als indicator voor luchtverversing en het lespakket «Energieke Scholen». Verder ontvangt de bezochte school een bijdrage ter waarde van € 1500 van het ministerie van OCW voor de te nemen maatregelen.
Het thema binnenmilieu staat inmiddels op de publieke agenda. Er zijn vele lokale en regionale initiatieven om het binnenmilieu te verbeteren. Hierbij gaat het ook om publiek private samenwerkingsverbanden. De adviezen «Gezond en goed, Scholenbouw in topconditie»7 van de Rijksbouwmeester en «Binnenluchtkwaliteit in basisscholen»8 van de Gezondheidsraad hebben hieraan bijgedragen.
In het advies van de Rijksbouwmeester worden bij scholenbouw knelpunten gesignaleerd op het terrein van: wet- en regelgeving, opdrachtgeverschap, versnippering van kennis, borging en monitoring en budget- en geldstromen. De knelpunten zijn door de betrokkenen erkend en vervolgens aangepakt. Hierover is de Kamer in een eerder stadium geïnformeerd en is het advies besproken9.
Het Rijk heeft allereerst middelen ter beschikking gesteld: € 150 mln. voor aanpassingen op het gebied van energiebesparing en binnenmilieu in schoolgebouwen, zodat twee vliegen in één klap geslagen worden. De regeling is zowel voor het primair als voortgezet onderwijs en loopt tot september 2011, waarna deze wordt geëvalueerd. U wordt hierover in 2012 geïnformeerd.
Daarnaast is op gebied van wet- en regelgeving gezorgd voor eisen t.a.v. het geluidniveau in klasruimten ten gevolge van ventilatiesystemen en eisen t.a.v. spuiventilatie. Deze komen te staan in het Bouwbesluit dat in 2012 van kracht zal zijn.
De gesignaleerde knelpunten rond opdrachtgeverschap gaan over hoe gemeenten en schoolbesturen hun rol als opdrachtgever van een te bouwen school goed kunnen uitvoeren. Het programma van eisen is hierbij een belangrijk hulpmiddel. Daarom heeft het Rijk via Agentschap NL een «Programma van Eisen» opgesteld. Dit instrument wordt intensief gebruikt. Aanvullend hieraan heeft de Rijksbouwmeester een Scholenbouwwaaier ontwikkeld, die binnenkort wordt gepresenteerd. Dit instrument ondersteunt het opdrachtgeverschap met informatie die op eenvoudige wijze is gebundeld.
De VNG en de PO raad10 hebben de handen ineen geslagen om samen met het Rijk initiatieven bijeen te brengen in het activiteitenplan Binnenmilieu Scholen 2010–2012. Het activiteitenplan benoemt meer dan 50 activiteiten en wordt begeleid door het Platform Binnenmilieu. Hierin zijn partijen verenigd die betrokkenheid hebben bij scholen: van architecten tot installateurs, van kennisinstellingen tot ouderorganisaties. Eén van de 16 geprioriteerde activiteiten is de ontwikkeling van de VentilatiePrestatieKeuring voor scholen.
Het primaire doel van het activiteitenplan is het vergaren, bundelen en delen van informatie, kennis en ervaring. Hiervoor is een «informatierotonde» binnen de website van het ServiceCentrumScholenbouw opgezet.
Het activiteitenplan is niet statisch; initiatieven kunnen gedurende de looptijd worden toegevoegd. Uiteindelijk zorgt het activiteitenplan ervoor dat gemeenten en scholen goed toegerust zijn om het binnenmilieu in zowel de bestaande als de nieuwbouw aan te pakken. De voortgang van de activiteiten wordt gevolgd zodat bijsturing kan plaatsvinden als dit nodig is.
Tot slot onderzoekt de VNG rond het gesignaleerde knelpunt «budgetten en geldstromen» of het mogelijk is om de normbedragen voor de bouw van scholen te vervangen door een systeem dat uitgaat van een gewenst kwaliteitsniveau. Voor de zomer is fase 1 van het onderzoek afgerond. Op dat moment wordt besloten of, en zo ja op welke wijze de tweede fase wordt ingevuld.
Met betrekking tot de aanpak van asbest in scholen verwijs ik naar eerdere brieven aan uw Kamer en het AO d.d. 7 april jl. waarin deze aanpak met uw Kamer is besproken11. Over de regelgeving ten aanzien van luchtkwaliteit voor scholen en andere gevoelige bestemmingen nabij snel- en provinciale wegen verwijs ik naar de brief die u op 1 april jl. heeft ontvangen12 en het AO van 9 februari jl.13.
Om te bepalen hoe de maatregelen in de praktijk uitpakken en worden toegepast, beziet het kabinet of het monitoren van een aantal nieuwbouwprojecten met enkele opdrachtgevende partijen toegevoegde waarde heeft. Dit mede in het licht van het professionaliseren van het opdrachtgeverschap binnen het huidige stelsel. Het gaat dan zowel om het volgen van het hele bouwproces (nieuwbouw en grootschalige renovatie), de rolverdeling tussen partijen en de inzet van het instrumentarium.
Ik constateer dat de vaart erin zit. De ingezette koers moet stevig vastgehouden worden zodat aandacht voor een goed binnenmilieu bij basisscholen gemeengoed wordt.
Kindercentra
De knelpunten m.b.t. het binnenmilieu in kindercentra zijn ook in beeld gebracht. Zij zijn vergelijkbaar met die op scholen, maar kennen hier bovenop nog extra de aandachtsgebieden hygiëne en slaapvertrekken. U wordt hierover binnenkort geïnformeerd door het kabinet. Kern hiervan is dat de betrokken partijen ieder vanuit hun eigen verantwoordelijkheid de komende jaren verbetermaatregelen treffen. Na 2 jaar wordt binnen de kaders van de Nationale Aanpak Milieu en Gezondheid een evaluatie uitgevoerd van de bewustwording van de problematiek en de effecten van de genomen maatregelen. Het kabinet gaat er van uit dat deze stappen ertoe leiden dat de gewenste verbetering optreedt. Mocht onvoldoende verbetering worden geconstateerd, dan bezint het kabinet zich op verscherping van het toezicht of aanpassing van wet- en regelgeving.
Een aangename leefomgeving draagt bij aan het woongenot, veiligheid en sociale cohesie in de wijk en verhoogt de economische waarde van het woningbestand. Bovendien kan de leefomgeving voorzien in randvoorwaarden voor een gezonde leefstijl, bijvoorbeeld door fiets- en wandelpaden die uitnodigen tot bewegen. In de Landelijke Nota Gezondheidsbeleid (die u nog dit voorjaar zult ontvangen) wordt in dit verband gewezen op het gemakkelijker en toegankelijker maken van gezonde keuzes.
Om het lokale beleid ten aanzien van de leefomgeving goed vorm te geven is het nodig om inzicht te hebben in de mechanismen die spelen, de instrumenten die voorhanden zijn en de lopende projecten waaruit lering getrokken kan worden.
Wetenschappelijke onderbouwing
De Gezondheidsraad (GR) concludeert in haar advies «Beweegredenen»14 dat de gebouwde omgeving goede kansen biedt om mensen tot meer bewegen aan te zetten. De complexe samenhang tussen de factoren die beweeggedrag stimuleren maakt het echter lastig dit methodologisch goed te onderzoeken. Gemeenten zouden volgens de GR in hun plannen voor nieuwbouw en herinrichting hier explicieter rekening mee moeten houden. Enkele voorbeelden zijn het handhaven of terugbrengen van kleinschalige voorzieningen in de wijk; verkeersveilige loop- en fietsroutes; informele speelruimte- en wandelmogelijkheden en een aantrekkelijke omgeving met goede milieukwaliteit. Met name deze laatste punten zijn in lijn met de conclusies uit het Vitamine G onderzoek. Dit onderzoek toont aan dat groen bijdraagt aan een betere ervaren gezondheid. Verder laat dit onderzoek zien dat een aantal ziekten en aandoeningen (stress, hoge bloeddruk en hartklachten) een relatie hebben met de aanwezigheid van groen in de buurt. Het belang van leefomgeving voor de gezondheid bij de lokale verankering van gezondheid wordt daarom ook benadrukt in de Landelijke Nota Gezondheidsbeleid. In de Beleidsbrief Sport zal onder meer worden ingegaan op het thema beweegvriendelijke omgeving. Beide stukken zullen dit voorjaar naar de Tweede Kamer worden gestuurd.
Instrumenten
Bij het realiseren van een leefomgeving die oog heeft voor gezondheid zijn veel partijen betrokken. Omdat op lokaal niveau niet altijd duidelijk is hoe een gezonde wijk eruit ziet en hoe de betrokken partijen moeten samenwerken, is de GezondOntwerpWijzer ontwikkeld. Deze website15 bundelt de bestaande kennis die voorheen versnipperd beschikbaar was, zoals in de Inspiratiebrochure «Een groene gezonde wijk», de Handreiking Gezonde Gemeenten en de checklist «Gezondheid in ruimtelijke plannen». De GezondOntwerpWijzer is daarmee een instrument voor zowel burgers als voor professionele betrokkenen zoals projectontwikkelaars en woningbouwcorporaties. Het kan behulpzaam zijn bij het ontwikkelen van nieuwe projecten, vooral op lokaal niveau. De eerste versie is vanaf de zomer beschikbaar, en is opgenomen in de Atlas Leefomgeving (zie hieronder).
Voorbeeldprojecten
Er zijn veel aangrijpingspunten om met de vormgeving van een gezonde leefomgeving aan de slag te gaan. Verschillende departementen hebben hierop daarom actief beleid ontwikkeld.
Zo richt het ministerie van VWS zich met name op het bevorderen van sport, bewegen en spelen in de buurt en worden onder de hoede van het ministerie BZK de Experimenten Gezonde Wijk uitgevoerd. Deze experimenten bevorderen met behulp van buurtspecifieke interventies de gezondheid van bewoners in aandachtswijken.
Het Ministerie EL&I heeft (financiële) impuls gegeven voor meer en beter groen in de krachtwijken en daarnaast een netwerk van professionals opgebouwd rondom groen en de stad.
Vanuit het ministerie I&M zijn diverse initiatieven gestart om het fietsen en wandelen te stimuleren. Hierbij is ook aandacht voor de invalshoek verkeersveiligheid en kwetsbare doelgroepen. Zo wil het programma «Ga voor gezond!» de aandacht voor gezondheid en veiligheid op basisscholen vergroten en daarmee een gezonde leefstijl bevorderen en is het programma «Blijf veilig mobiel» in het leven geroepen om de verkeersveiligheid van senioren te verbeteren. Tot slot zorgt de Gezondheid Effect Screening (GES) ervoor dat gezondheidseffecten bij de besluitvorming rond tracéalternatieven op het hoofdwegennet vroegtijdig inzichtelijk worden gemaakt voor dichtbevolkte gebieden (meer informatie over de verschillende voorbeeldprojecten is te vinden op http://www.rijksoverheid.nl/).
Vervolg
Zoals u ziet, is er ondertussen veel informatie en praktische knowhow waarmee gemeentes, bedrijven, burgers en andere betrokkenen hun voordeel kunnen doen. De regionale en lokale partners hebben nu het voortouw bij de uitvoering. Daarbij let het Rijk op de dwarsverbanden tussen de projecten. Daarnaast zorgt het Rijk voor een goede evaluatie van de projecten, zoals de Gezondheidsraad adviseert. Dit gebeurt efficiënt en doelmatig door de methodiek zoals deze o.a. in het URBAN40-traject16 ontwikkeld wordt voor de 40 aandachtswijken, zoveel mogelijk over te nemen. De evaluaties leiden tot beter inzicht in zowel het proces van implementatie als de interventies zelf. Ik zorg ervoor dat deze kennis gebundeld en verspreid wordt via instrumenten als de GezondOntwerpWijzer (GOW), de Atlas Leefomgeving en een conferentie.
Het verdrag van Aarhus vraagt actieve informatieverstrekking van de overheid.
Overheden hebben veel informatie. Deze informatie is vaak moeilijk vindbaar, niet begrijpelijk en ook niet vergelijkbaar. Tot nu toe steken overheden veel energie in het per onderwerp of per instantie ontsluiten van informatie. Voor de burger betekent dat veel over het web gesurft moet worden om informatie die hij of zij nodig heeft bij elkaar te sprokkelen. En dan moet de burger nog doorgronden wat de betekenis is van datgene wat hij of zij vindt.
Een goede invulling van openbaarheid van informatie, zoals het verdrag van Aarhus vraagt, gaat verder dan alleen het beschikbaar stellen van informatie. Dit betekent dat informatie gegeven wordt vanuit het perspectief van de burger. Informatie moet daarom op een gemakkelijke en begrijpelijke manier worden gepresenteerd.
Met deze insteek zijn Rijk, gemeenten en provincies gestart met het ontwikkelen van de Atlas Leefomgeving, een website waarop de overheden kaarten en informatie over de leefomgeving zo begrijpelijk mogelijk via één punt tonen. De Atlas Leefomgeving verbindt bestaande en nieuwe initiatieven, zorgt voor betere ontsluiting, geeft duiding en laat zien wat men zelf kan doen. Een voorbeeld van een bestaand initiatief dat ook via de Atlas wordt ontsloten is de Leefbarometer. De GezondOntwerpWijzer die binnen het speerpunt «Gezond ontwerp en inrichting van de leefomgeving» is ontwikkeld, is een voorbeeld van een nieuw initiatief dat binnen de Atlas eigenstandig via een unieke URL wordt ontsloten.
Informatievoorziening en interactie gebeurt steeds meer via internet, sociale media en apps. Bij deze ontwikkelingen sluit de Atlas Leefomgeving aan: er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van open source software en services; de ontwikkeling van apps moet door de Atlas gestimuleerd worden en ook moet de Atlas de mogelijkheid voor social interaction bieden.
Om dit alles goed van de grond te krijgen is het nodige vooronderzoek gedaan. Daarna kon de voorbereiding beginnen door het Rijk en de deelnemende gemeenten, provincies, kennisinstituten. Inmiddels is de Atlas gebouwd en wordt deze getest, waarna deze vanaf de zomer bezocht kan worden. De openstelling gebeurt eerst als proef, zodat fouten kunnen worden opgespoord en het gebruik en het gemak onderzocht kunnen worden. Ik wil immers dat burgers en professionals via de Atlas begrijpelijke informatie over de leefomgeving krijgen. Hierna gaat de Atlas in 2012 officieel open.
De Atlas Leefomgeving werkt met een groeimodel, zowel qua inhoud, als deelnemende bronhouders (gemeenten en provincies). Daarom laat ik de Atlas starten met een beperkt aantal thema’s, in elk geval lucht, geluid en groen, met gegevens van het Rijk, 6 provincies en meer dan 50 gemeenten. Geheel in stijl van de werkwijze van de nieuwe media, kies ik ervoor de Atlas het principe «zwaan kleef aan» te laten volgen; naarmate de Atlas als succesvol concept gezien wordt zullen steeds meer bronhouders willen aanhaken en zullen deelnemers steeds meer informatie via de Atlas willen ontsluiten. Samen met IPO en VNG als opdrachtgevers, wil ik de continuïteit van de Atlas in elk geval voor de komende 5 jaar waarborgen. Na 3 jaar zal ik een evaluatie doen, om te kijken hoe we na deze 5 jaar verder gaan.
Om ervoor te waken dat zich grote milieu- en gezondheidsproblemen voordoen, moet goed vinger aan de pols gehouden worden welke risico’s spelen. De eerste stap naar een veilige en gezonde leefomgeving begint daarom met een goede signalering.
Brede signalering is hiervoor noodzakelijk, zodat niet alleen signalen vanuit de wetenschap maar ook vanuit de maatschappij verzameld en geduid worden. Hiervoor heb ik het maatschappelijk signaleringstraject opgezet.
Dit traject bestaat uit:
• signalering door verschillende partijen;
• bundeling en analyse van de rapportages;
• beschouwing van de analyse en advisering door een commissie van wijzen.
Het traject is in gang gezet en heeft geleid tot: signaleringsrapportages van NGO’s en de wetenschap. VNO-NCW kiest ervoor geen overkoepeld signaleringsrapport op te stellen maar volgt de case-by-case benadering en richt nu de aandacht op het dossier nanotechnologie.
Momenteel vindt een bundeling en analyse van de rapportages plaats en wordt de commissie van wijzen geformeerd. Ik verwacht nog dit jaar een advies van deze commissie.
Aan de hand van de ervaring met deze manier van signaleren van potentiële risico’s zal ik nader bezien of dit traject voldoende waarborg biedt voor het goed in kaart brengen van potentiële risico’s. Hier kom ik in de eindrapportage van de Nationale Aanpak Milieu en Gezondheid op terug.
Voor een goede beoordeling en prioritering van risico’s is een wetenschappelijke beoordeling van de gezondheidsimpact (health impact assessment) van belang. Ik laat daarom «health impact assessments» uitvoeren van belangrijke risicofactoren, zoals bijvoorbeeld luchtverontreiniging, geluid en diverse risicofactoren in het binnenmilieu.
Daarmee zijn we er niet. Zeker waar het onbekende nieuwe risico’s betreft is naast wetenschappelijke onzekerheid ook risicoperceptie van groot belang. Een gezonde en veilige leefomgeving gaat ook om percepties en hoe de overheid hiermee omgaat. Het beleidskader «Nuchter Omgaan met Risico’s»17 en het instrument «Beoordelingskader Milieu en Gezondheid»18 helpen hierbij. De inzichten die inmiddels met toepassingen van dit kader zijn verworven, gebruik ik om dit beleidskader verder aan te scherpen en toe te passen. De rol van risicocommunicatie is hierbij van belang. Over de verdere ontwikkeling van het risicodenken zal ik u eveneens in de eindrapportage van de Nationale Aanpak nader informeren.
Tot slot
Deze brief laat zien wat op de speerpunten in gang is gezet en bereikt. Om de komende periode vruchten te kunnen blijven plukken, sta ik stil bij de opgaven van de spelers in dit traject.
Voor de Rijksoverheid blijft het de uitdaging te zorgen voor agendasetting en stimulans. Dit doe ik door het maken van concrete afspraken met de betrokken partijen en hierop terug te komen en het bundelen en verspreiden van kennis en instrumenten.
Voor de regio’s en gemeenten is de opgave om het thema «gezond ontwerp en inrichting van de leefomgeving» in de praktijk gestalte te geven. Het voortouw ligt nu daar. De goede voorbeelden laten zien dat er veel mogelijk is. Ik ben dan ook benieuwd hoe dit de betrokken partijen inspireert bij hun aanpak. Daarom organiseer ik in 2012 met mijn collega’s een conferentie, waarop de partijen elkaar kunnen inspireren met hun resultaten. Dan wordt ook bezien in hoeverre de taken en randvoorwaarden goed belegd zijn en waar dit verbetering vraagt.
De inzet van het bedrijfsleven is tot nu toe relatief bescheiden gebleven, maar komt op gang zeker nu de samenhang met energiebesparing is gevonden. Het is dus nu het moment om de kansen te grijpen en echt vooruitgang te boeken. Ik nodig het bedrijfsleven uit om samen met mij aan de slag te gaan.
Voor burgers is er ook een opgave: zelf invulling geven aan het veilig en gezond maken en houden van hun leefomgeving. In huis is deze rol misschien wel het meest duidelijk. Het vanzelfsprekend maken van deze rol is naast goede, betrouwbare informatie hiervoor vereist. Alle eerdergenoemde partijen hebben hierin een taak. Met ondermeer de Atlas Leefomgeving draag ik hieraan bij en wil ik burgers prikkelen actief aan de slag te gaan met de leefomgeving.
Voor de langere termijn, na 2012, blijft een veilig en gezonde leefomgeving op de agenda. Binnenmilieu zal gezien de (nieuwe) opgaven die hier liggen, op de agenda blijven. Verder zie ik dat complexe en snelle maatschappelijke en technologische ontwikkelingen voor kansen en risico’s zorgen, die actie en alertheid van de overheid blijven vragen. Deze zal ik vertalen naar een nieuwe agenda, waarmee de overheid samen met bedrijfsleven en burgers blijven werken aan het veilig, gezond en aantrekkelijk houden van de leefomgeving.
De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
J. J. Atsma
Deze bekende problemen, bijvoorbeeld luchtkwaliteit, worden in het reguliere beleid aangepakt.
Dit is gedaan binnen het Lente-akkoord dat het Rijk met brancheverenigingen heeft gesloten om te komen tot energiereductie in de gebouwde omgeving.
«Beweegredenen, de invloed van de gebouwde omgeving op ons beweeggedrag», advies Gezondheidsraad, nr. 2010/04, april 2010.
In het URBAN40-onderzoek (uitgevoerd door het AMC/UvA, de Universiteit Maastricht en het RIVM) wordt onderzocht wat de specifieke gezondheidseffecten zijn van het beleid dat wordt gevoerd in de 40 aandachtswijken (Vogelaarwijken) in vergelijking tot 40 controlewijken.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28089-26.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.