27 925 Bestrijding internationaal terrorisme

Nr. 694 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 30 januari 2020

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie over de brief van 6 januari 2020 over de ontwikkelingen in Irak en de geannoteerde agenda voor de ingelaste Raad Buitenlandse Zaken van 10 januari 2020 (Kamerstuk 27 925, nr. 692).

De vragen en opmerkingen zijn op 8 januari 2020 aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie voorgelegd. Bij brief van 9 januari 2020 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra

De adjunct-griffier van de commissie, Konings

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van brief over de ontwikkelingen in Irak met daarin de geannoteerde agenda van de ingelaste Raad Buitenlandse Zaken van 10 januari 2020. De leden van de VVD-fractie hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen:

– Was generaal-majoor Soleimani en/of de door hem aangestuurde organisaties en milities mogelijk betrokken bij de recente Iraanse liquidaties in Almere en Den Haag?

– Klopt het dat Soleimani een centrale rol had in de aansturing van terroristische bewegingen in het Midden-Oosten en dat Soleimani een centrale rol had in het ondersteunen van de Syrische president Assad bij het voeren van zijn nietsontziende oorlog in Syrië?

1. Antwoord van het kabinet

Soleimani was als bevelhebber van de Quds Brigade van de Islamitische Revolutionaire Garde Corps een kernfiguur in het militaire en veiligheidsbeleid van Iran. Zo was Soleimani verantwoordelijk voor de uitbreiding van de externe invloed van Iran in nabijgelegen landen als Irak, Libanon, Syrië en Jemen.

In deze rol was Soleimani leidend in het vormen van allianties met gelijkgezinde groeperingen, het opbouwen van de capaciteit van deze groeperingen en het verstrekken van politieke steun, wapens, training en expertise. Onder deze groepen waren tevens terroristische organisaties zoals Hezbollah. Tevens bood Iran onder leiding van Soleimani steun aan o.a. Hamas, Islamic Jihad, de Houthi in Jemen en verscheidene sjiitische milities in Irak.

Ook is Soleimani betrokken geweest bij de bloedige strijd van president Assad in Syrië om de macht in dat land te behouden, onder andere door de eerder genoemde groeperingen aan de kant van het Syrische regime mee te laten strijden. Hieronder bevonden zich bijvoorbeeld Hezbollah en sjiitische milities uit Irak en Afghanistan.

In Irak heeft Soleimani aansturing gegeven aan een veelvoud aan sjiitische milities. De door Soleimani aangestuurde sjiitische milities hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de strijd tegen ISIS in Irak, maar zijn ook in verband gebracht met aanvallen op Amerikaanse en Coalitie-doelwitten in het land. Voorts staat Soleimani op drie EU sanctielijsten waaronder de terrorismelijst, Syrië en massavernietingswapens1.

Op 8 januari 2019 heeft de Europese Unie, mede op voordracht van Nederland, in het kader van de EU-sanctielijst (Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB) sancties opgelegd tegen het Iraanse Ministerie van Inlichtingen en Veiligheid (MOIS) en twee Iraanse personen. Op basis van informatie van buitenlandse inlichtingendiensten en de AIVD achtte Nederland het begin 2019 waarschijnlijk dat Iran de hand heeft gehad in (voorbereidingen op) liquidaties en aanslagen op Europees grondgebied. Voorts beschikte de AIVD over sterke aanwijzingen dat Iran betrokken is geweest bij de liquidaties van twee Nederlanders van Iraanse komaf, beiden tegenstanders van het Iraanse regime.

– Kan het kabinet beoordelen of Soleimani een rol speelde in de recente aanval op de Amerikaanse ambassade in Bagdad en of, zoals de Amerikaanse regering stelt, op het moment van zijn dood voorbereidingen trof voor nieuwe aanslagen?

2. Antwoord van het kabinet

Het kabinet doet in het openbaar geen uitspraken over de Nederlandse inlichtingenpositie.

– Hoe beoordeelt het kabinet de Iraanse pogingen tot rechtvaardiging voor de raketaanvallen op militaire bases in Irak?

3. Antwoord van het kabinet

Iran beroept zich op het recht op zelfverdediging. Voor geweldgebruik in het kader van zelfverdediging dient sprake te zijn van een (onmiddellijk dreigende) gewapende aanval op een staat, en dient het gebruikte geweld noodzakelijk en proportioneel te zijn om deze aanval te stoppen. Nederland heeft de Iraanse raketaanval veroordeeld.

Het kabinet merkt daarnaast op dat als de VS terecht een beroep zouden kunnen doen op het recht op zelfverdediging, een beroep op zelfverdediging voor Iran zou vervallen in relatie tot hun reactie op het geweldgebruik van de VS. Er bestaat immers geen recht op zelfverdediging tegen zelfverdediging.

Nederland was niet bij de VS-operatie betrokken en heeft onvoldoende zicht op de omstandigheden van deze operatie om te kunnen beoordelen of de VS dit beroep op zelfverdediging terecht toekomt.

– Hoe draagt het kabinet zorg voor de veiligheid van de Nederlandse troepen en functionarissen die in Irak aanwezig zijn in verband met diverse internationale missies?

4. Antwoord van het kabinet

De veiligheid van de in Irak aanwezige Nederlandse militairen en civiele functionarissen heeft de hoogste prioriteit van het kabinet. Hiertoe worden standaard passende maatregelen getroffen, waarbij het advies van de commandant van de anti-ISIS coalitie in Bagdad leidend is.

Het kabinet houdt rekening met eventuele verplaatsingen van Nederlandse militairen binnen het operatiegebied (Irak). Inmiddels hebben er op Nederlands initiatief binnen het operatiegebied enkele verplaatsingen plaatsgevonden omwille van praktische redenen. Daarnaast zijn er enkele militairen op advies van de commandant van de anti-ISIS coalitie (voor wat betreft de Operation Inherent Resolve, OIR) en de Supreme Allied Commander Europe (SACEUR) (voor wat betreft de NATO Mission Iraq) tijdelijk binnen de regio verplaatst. Omwille van de veiligheid gaat het kabinet niet in op details zoals aantallen en precieze locaties. Dit geldt ook voor eventuele verplaatsingen van overige Coalitietroepen.

(Civiele) functionarissen die namens Nederland in dienst zijn van de NAVO-missie in Irak en de EU Adviesmissie in Irak vallen onder de duty of care van de ontvangende organisaties. Het kabinet onderhoudt hierover evenwel contact met de missies. Daarnaast wordt rechtstreeks contact onderhouden met uitgezonden functionarissen.

– Hoe beoordeelt het kabinet de huidige veiligheidssituatie in de Straat van Hormuz? Staat het kabinet hierover in contact met de Nederlandse bondgenoten en andere bevriende staten, en hoe beoordelen zij de situatie?

5. Antwoord van het kabinet

Ondanks dat er sprake is van oplopende politieke spanningen hebben partijen uitgesproken te streven naar de-escalatie. In de Straat van Hormuz zijn tot nu toe geen bijzondere activiteiten waargenomen. Zoals gebruikelijk, vindt op doorlopende basis een risico-inschatting en overleg met Europese partners plaats, naar aanleiding waarvan zo nodig een nieuwe weging gemaakt zal worden door het kabinet. Indien verdere ontwikkelingen daartoe aanleiding geven, zullen deze worden meegenomen in de brief die uw Kamer toekomt, voor vertrek van het Nederlandse fregat, inzake de Nederlandse bijdrage aan EMASOH, zoals toegezegd aan uw Kamer in het AO d.d. 18 december jl.

– Hoe beoordeelt het kabinet de nieuwe, door Iran aangekondigde schendingen van de Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA)?

– Welke actie ondernemen de andere partijen bij de JCPOA om Iran aan te spreken op haar verantwoordelijkheid en met welke maatregelen kan Nederland zo nodig bijdragen aan het bestraffen van schendingen van de JCPOA?

6. Antwoord van het kabinet

Iran heeft, zoals al vorig jaar aangekondigd, een vijfde stap gezet waarmee het stelt zich niet langer gebonden te voelen aan een aantal van zijn verplichtingen onder het JCPOA. Het gaat ditmaal om verrijkingslimieten en maximale verrijkingspercentages, materiaal en onderzoek. Nederland maakt zich ernstige zorgen over deze stap. Tegelijkertijd heeft Iran aangegeven wel te blijven samenwerken met het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA); Iran zegt het JCPOA nadrukkelijk niet op. De samenwerking en het internationale toezicht op het nucleaire programma van Iran is van groot belang. Of Iran zich aan deze samenwerking houdt, zal moeten blijken uit de rapportages van het IAEA. Nederland blijft de rapportages van het internationaal atoomagentschap nauwgezet volgen. Ook de overige partijen van het akkoord (de EU, Frankrijk, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Rusland, en China) hebben aangegeven dat het van belang is het akkoord te behouden.

Het is niet aan Nederland zelf om gevolg te geven aan de Iraanse overschrijdingen van bepaalde limieten in het akkoord. Dat is aan de Joint Commission – de commissie die toeziet op naleving van het JCPOA – bestaande uit de deelnemers aan het JCPOA. Zij kunnen, indien zij dat noodzakelijk achten, het geschillenbeslechtingsmechanisme van het akkoord in gang zetten. E3 hebben op verschillende momenten aangegeven het starten van het geschillenbeslechtingsmechanisme te overwegen. Nederland steunt de E3 in zijn besluitvorming. Voor Nederland is het dan van belang dat Iran zich middels diplomatieke druk weer aan de bepalingen uit het JCPOA gaat houden. Het opstarten van het geschillenbeslechtingsmechanisme kan onderdeel zijn van deze diplomatieke oplossing.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie zijn van mening dat het kabinet steun dient uit te spreken voor de neutralisering van opperterrorist Soleimani door de Verenigde Staten en zouden het hebben toegejuicht als dat al jaren eerder zou zijn gebeurd. Tevens dient het kabinet de Iraanse raketaanvallen op bases in Irak in de nacht van 7 op 8 januari jl. scherp te veroordelen. Waarom heeft het kabinet dat nog niet gedaan? Het is helemaal niet nodig om te wachten op een eensgezind oordeel van de EU daarover.

7. Antwoord van het kabinet

Nederland heeft de Iraanse aanvallen op Iraakse legerbases waar anti-ISIS-coalitietroepen zijn gestationeerd, inclusief Nederlandse troepen, veroordeeld. Bovendien acht het kabinet het Iraanse gebruik van ballistische raketten zeer zorgelijk.

De leden van de PVV-fractie stellen geen vertrouwen in de overheid van Irak, die na vele jaren en ondanks alle buitenlandse hulp nog steeds niet in staat is gebleken om de nefaste invloeden van terroristische strijdgroepen van allerlei snit en van Iran te verhinderen. Het tribalisme en de corruptie hebben daarbij grote invloed.

De Nederlandse deelname aan missies in Irak dient te worden beëindigd. Nederland heeft daar niets te zoeken. Er is geen enkele reden om geld en energie te verspillen aan die missies en Nederlandse militairen te dwingen om in die gevaarlijke regio te verblijven. Het kabinet zou desgewenst naar andere manieren moeten zoeken om de strijd tegen de terroristen van «Islamitische Staat» te steunen, waarbij aanwezigheid van Nederlandse militairen in de regio niet vereist is.

Wat wel van groot belang is, is dat het kabinet ervoor moet zorgen dat Nederland beschermd is tegen het islamitisch terrorisme. Essentieel is daarvoor dat de Nederlandse grenzen worden bewaakt en ongenode gasten worden geweerd en opgesloten en verwijderd uit ons land. Hongarije kan daarbij tot voorbeeld strekken.

De leden van de PVV-fractie vinden het ook onwenselijk dat Nederland deelneemt aan de Franse missie EMASOH. Het is aan de strijdkrachten van de landen aan de Arabische Golf en de Golf van Oman om de vrije doorvaart in die wateren veilig te houden. Geen van die landen, die de grootste belanghebbenden zijn, heeft overigens gevraagd om bijstand van Europese landen daarbij. Ook is er geen verzoek van de Nederlandse koopvaardij tot bescherming van Nederlandse schepen in die regio. Voor zover er al een Nederlands belang zou zijn om informatie te hebben over de situatie in die wateren (hetgeen door het kabinet wordt aangevoerd om deelname aan die missie te rechtvaardigen), zijn de leden van de PVV-fractie van mening dat de VS, die daar ongetwijfeld over beschikt, gevraagd kan worden om dergelijke informatie te delen. Het moge duidelijk zijn dat Nederlandse politieke steun voor de inzet van de VS daarvoor een voorwaarde is. Een Nederlandse of Europese «Alleingang» is allerminst wenselijk.

Dat het mandaat van de missie EMASOH heel weinig ruimte laat om daadwerkelijk op te treden ter beveiliging van de Nederlandse koopvaardij of tot bijstand aan bondgenoten alsook het feit dat het voor de missie beoogde Nederlandse fregat niet kan rekenen op bijstand van anderen als het onverhoopt in de problemen zou komen, levert ook redenen op om niet aan EMASOH deel te nemen.

De leden van de PVV-fractie stellen dat het nucleair akkoord JCPOA een slecht akkoord is en de VS heeft er goed aan gedaan daaruit te stappen. Deze leden steunen de politiek van maximale druk op Iran. Alles wat die druk vermindert of ondergraaft, houdt het islamitisch terreurregime van dat land langer in het zadel. Daarom blijven de leden van de PVV-fractie zich verzetten tegen het EU-programma INSTEX, dat de Amerikaanse sancties tegen Iran ondergraaft, en tegen de Nederlandse deelname aan en financiering van dat programma.

Dat Iran nu heeft aangekondigd uit JCPOA te stappen, wordt door de leden van de PVV-fractie geïnterpreteerd als een poging om de EU onder druk te zetten om over te gaan tot verdere concessies aan Iran. Nederland moet zich verzetten tegen iedere tegemoetkoming aan Iraanse wensen. Dat moet de inzet van Nederland zijn in de Raad Buitenlandse Zaken op 10 januari a.s. De ontvangst van de Minister van Buitenlandse Zaken van het terreurbewind in Teheran in Brussel door de Hoge Vertegenwoordiger van de EU bewijst veel te veel eer en is dan ook een blamage. Dat het Nederlandse kabinet dat heeft verwelkomd valt ten zeerste te betreuren. Gesprekken met Teheran dienen op een veel lager niveau te worden gevoerd.

Het doel moet niet zijn om eenzijdig halfzachte dealtjes met Iran te sluiten maar om eensgezind met de VS het JCPOA op te ruimen en het Iran onmogelijk te maken om nucleaire wapens en ballistische raketten te ontwikkelen en te bezitten. Maximale druk op Iran is daartoe een vereiste.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de ingelaste Raad Buitenlandse Zaken. Zij beschouwen de gebeurtenissen in Irak als een geopolitieke aardbeving en zij hebben naar aanleiding hiervan nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben ten eerste vragen over de ontwikkelingen in Irak.

Het kabinet heeft bij monde van de Minister voor Defensie Bijleveld aangegeven «begrip» te hebben voor de Amerikaanse aanval op de Iraanse majoor-generaal Soleimani. Deze leden onderkennen volledig dat deze generaal een negatieve rol heeft gespeeld in het Midden-Oosten, dat hij zijn verantwoordelijkheid draagt als architect van Iraanse proxy-programma’s en dat mensen die hebben geleden onder zijn programma’s van dood en verderf vandaag opgelucht ademhalen. Aanvallen op de Amerikaanse ambassade en de Amerikaanse legerbasis moeten veroordeeld worden, ook dat is evident. Desalniettemin verwachten de leden van de D66-fractie van het kabinet een realistische buitenlandpolitiek gebaseerd op informatie en weging van gevolgen. Deze leden vragen het kabinet daarom om een appreciatie van het feit dat de VS Nederland en andere bondgenoten niet van tevoren heeft ingelicht.

8. Antwoord van het kabinet

Nederland en de VS werken op het gebied van veiligheid nauw samen. Er is in het algemeen sprake van goede deling van inlichtingen en informatie, zowel bilateraal als in NAVO-verband. Het kabinet treedt niet in de afweging van de VS om voorafgaand aan deze specifieke aanval geen informatie te delen. Het lijkt erop dat ook andere bondgenoten tevoren niet zijn ingelicht. De VS heeft naderhand in NAVO-verband en in de anti-ISIS-coalitie aan bondgenoten en partners een toelichting gegeven op de uitgevoerde operatie. Het kabinet heeft in een bijeenkomst van de anti-ISIS coalitie op 3 januari jl. en tijdens de ingelaste NAVO-raad op 6 januari jl. het belang van informatiedeling onderstreept en de VS om een nadere toelichting gevraagd op de aangevoerde juridische basis. VS hebben toegezegd te bezien welke informatie hierover kan worden gedeeld in NAVO-verband. Tot op heden is er geen aanvullende informatie gedeeld.

De VS hebben op 8 januari een brief naar de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties gestuurd waarin de Raad over de uitoefening van het recht op zelfverdediging wordt geïnformeerd. Het beroep op zelfverdediging wordt door de VS onderbouwd met informatie over een reeks eerdere gewapende aanvallen op de VS door Iran en door Iran gesteunde milities.

Zij vragen ook of dat naar inschatting van het Ministerie van Defensie tot extra risico’s voor onze militairen ter plekke heeft geleid.

9. Antwoord van het kabinet

Het feit dat de VS Nederland en andere bondgenoten niet van tevoren heeft ingelicht over de actie heeft niet tot extra risico’s voor onze militairen ter plekke heeft geleid.

De leden van de D66-fractie lezen daarnaast dat Nederland op 6 januari jl. in de NAVO-raad aan de VS heeft gevraagd naar de aangevoerde juridische basis en beweegreden voor de betreffende aanval. Is deze basis ontvangen en hoe luidt deze?

10. Antwoord van het kabinet

De VS beroepen zich op het recht op zelfverdediging vanwege een gestelde acute dreiging van aanslagen op Amerikaanse doelen en troepen. Voor geweldgebruik in het kader van zelfverdediging dient sprake te zijn van een (onmiddellijk dreigende) gewapende aanval op een staat, en dient het gebruikte geweld noodzakelijk en proportioneel te zijn om deze aanval te stoppen. Nederland was niet bij dit geweldgebruik betrokken en heeft onvoldoende zicht op de omstandigheden van deze operatie om te kunnen beoordelen of de VS dit beroep op zelfverdediging terecht toekomt. Het kabinet heeft de VS afgelopen maandag in de ingelaste NAVO-raad om een toelichting gevraagd op de aangevoerde juridische basis. VS hebben toegezegd te bezien welke informatie hierover kan worden gedeeld in NAVO-verband. De VS hebben op 8 januari een brief naar de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties gestuurd waarin de Raad over de uitoefening van het recht op zelfverdediging wordt geïnformeerd. Het beroep op zelfverdediging wordt door de VS onderbouwd met informatie over een reeks eerdere gewapende aanvallen op de VS door Iran en door Iran gesteunde milities.

Deze leden vragen daarnaast of het klopt dat Nederland «begrip» heeft getoond voor de Amerikaanse actie zonder deze informatie te hebben ontvangen. Zo ja, waarom?

11. Antwoord van het kabinet

Nederland heeft begrip getoond voor het feit dat de VS reageerde op recente daden van agressie van Iran, danwel agressie met Iraanse betrokkenheid. In Irak heeft Soleimani aansturing gegeven aan een veelvoud aan sjiitische milities. Deze milities zijn in verband gebracht met aanvallen op Amerikaanse en Coalitie-doelwitten in Irak. Het kabinet benadrukt ook de destabiliserende rol van Iran in de regio en de sleutelrol die Soleimani daarin speelde.

Tegelijkertijd betekende de Amerikaanse actie escalatie in een al erg gespannen situatie, en heeft het kabinet opgeroepen tot kalmte en terughoudendheid. Vermindering van spanningen is in eenieders belang.

De leden van de D66-fractie vinden het lastig begrip te hebben voor het begrip van het kabinet en achten de Amerikaanse inval een strategische fout. Eerdere Amerikaanse regeringen besloten juist niet tot de aanval op majoor-generaal Soleimani vanwege de potentiele zwaarwegende negatieve gevolgen. Deze leden vragen het kabinet hoe het de directe gevolgen van deze actie weegt, te weten: a) het stilleggen van de strijd tegen IS; b) een Iraakse parlementaire resolutie die buitenlandse troepen oproept het land te verlaten; c) het niet meer uitvoeren van het JCPOA door Iran; d) de toenemende invloed van Rusland en China; e) de gevolgen voor de bevolking in Irak en Iran.

12. Antwoord van het kabinet

Het kabinet benadrukt – net als de VS en andere bondgenoten – dat voortzetting van de strijd tegen ISIS essentieel is.

Het betreft een niet-bindende resolutie van het Iraaks parlement. Uiteindelijk zal de Iraakse regering moeten beslissen of en hoe zij het advies dat volgt uit de resolutie overneemt.

Iran heeft, zoals al vorig jaar aangekondigd, een vijfde stap gezet waarmee het stelt zich niet langer gebonden te voelen aan een aantal van zijn verplichtingen onder het JCPOA. Deze stap staat los van de dood van Soleimani. Het gaat dit maal om verrijkingslimieten en maximale verrijkingspercentages, materiaal en onderzoek. Nederland maakt zich ernstige zorgen over deze stap. Tegelijkertijd heeft Iran aangegeven wel te blijven samenwerken met het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA); Iran zegt het JCPOA nadrukkelijk niet op. Die samenwerking en het internationale toezicht op het nucleaire programma van Iran is voor het akkoord van groot belang. Of Iran zich aan deze samenwerking houdt, zal moeten blijken uit de rapportages van het IAEA. Nederland blijft de rapportages van het internationaal atoomagentschap nauwgezet volgen.

Het is nog te vroeg om aan te geven wat voor directe gevolgen de dood van Soleimani voor de situatie in Iran en Irak zal hebben, zowel van de bevolking als ten aanzien van de invloed van Rusland en China. Aangaande het laatste kan wel gesteld worden dat isolatie van Iran door het Westen het risico van een grotere invloed van andere landen met zich meebrengt. Ook daarom blijft Nederland zich inzetten voor de bestendiging van het JCPOA vanwege regionaal veiligheidsbelang.

Tot slot, hoe strookt de bemiddelende rol die het kabinet diplomatiek en militair wil spelen met de Hormuz-missie met de wijze waarop het kabinet reflexmatig de VS volgde? Hoe verklaart het kabinet dat Frankrijk – als mede-initiatiefnemer van de Hormuz-missie – in tegenstelling tot Nederland wel expliciet stil stond bij de negatieve gevolgen van de Amerikaanse aanval?

13. Antwoord van het kabinet

Het kabinet heeft in de eerste reactie stilgestaan bij de mogelijke escalatie die kon volgen op de liquidatie van Soleimani. Tevens heeft het kabinet benadrukt dat juist de-escalatie nodig is. Met deze reactie heeft het kabinet opnieuw aangegeven de Amerikaanse positie van maximale druk op Iran niet te delen.

De leden van de D66-fractie tonen hun solidariteit met de Nederlandse militairen in Irak en in de regio. Zij wensen hen de komende tijd sterkte en wensen dat zij hun belangrijke missie snel kunnen voortzetten. In dat verband vragen deze leden of het kabinet kan bevestigen dat Nederlandse militairen binnen Irak zijn verplaatst. Zij vragen tevens of het klopt dat sommige andere landen, waaronder Duitsland en Spanje, hun militairen helemaal uit Irak hebben teruggetrokken. Waarom kiezen de anti-IS-coalitiegenoten hier niet voor een gezamenlijke aanpak?

14. Antwoord van het kabinet

De commandant van de anti-ISIS coalitie in Irak adviseert alle landen die militair actief zijn in de Coalitie over de veiligheidssituatie en de te nemen maatregelen in het kader van de veiligheid. Dit kan ook het advies betreffen om troepen te verplaatsen binnen het operatiegebied (Irak) of van het operatiegebied naar landen buiten Irak. Dit advies verschilt echter per locatie. Het betreft hier maatregelen met een tijdelijk karakter, met als doel de reguliere activiteiten in Irak te hervatten wanneer dit weer mogelijk is. ISIS is immers nog niet verslagen. De commandant van de anti-ISIS coalitie in Bagdad staat hierover dagelijks in contact met onder andere de Iraakse autoriteiten.

Het kabinet houdt rekening met eventuele verplaatsingen van Nederlandse militairen binnen het operatiegebied (Irak). Inmiddels hebben er op Nederlands initiatief binnen het operatiegebied enkele verplaatsingen plaatsgevonden omwille van praktische redenen. Daarnaast zijn er enkele militairen op advies van de commandant van de anti-ISIS coalitie (voor wat betreft de Operation Inherent Resolve, OIR) en de Supreme Allied Commander Europe (SACEUR) (voor wat betreft de NATO Mission Iraq) tijdelijk binnen de regio verplaatst. Omwille van de veiligheid gaat het kabinet niet in op details zoals aantallen en precieze locaties. Dit geldt ook voor eventuele verplaatsingen van overige Coalitietroepen.

De leden van de D66-fractie vragen het kabinet of er naar aanleiding van de Amerikaanse en Iraanse aanvallen een nieuwe veiligheidsanalyse met betrekking tot de Hormuz-missie is gemaakt. Zo ja, op welke wijze is de dreiging toegenomen en hoe mitigeert Nederland deze dreiging? Zo nee, waarom niet? Wat betekenen deze gebeurtenissen voor de coördinatie met de Amerikaanse maritieme missie ter plekke?

15. Antwoord van het kabinet

De-escalatie in de regio blijft essentieel. Zoals aangegeven in de Kamerbrief over de ontwikkelingen in Irak d.d. 6 januari 2020, blijft het kabinet voor nu bij het besluit tot een bijdrage aan de European-led maritime surveillance mission in the Strait of Hormuz (EMASOH) ter versterking van maritieme veiligheid in de Golfregio. Zoals gebruikelijk, vindt op doorlopende basis een risico-inschatting en overleg met Europese partners plaats, naar aanleiding waarvan zo nodig een nieuwe weging gemaakt zal worden door het kabinet. Indien verdere ontwikkelingen daartoe aanleiding geven, zullen deze worden meegenomen in de brief die uw Kamer toekomt, voor vertrek van het Nederlandse fregat, inzake de Nederlandse bijdrage aan EMASOH, zoals toegezegd aan uw Kamer in het AO d.d. 18 december jl.

EMASOH bestaat uit een coalitie van Europese partners en opereert autonoom van het Amerikaans geleide IMSC. Wel vindt communicatie plaats tussen EMASOH en IMSC.

De leden van de D66-fractie hebben voorts vragen en opmerkingen over de Raad Buitenlandse Zaken. Deze leden onderschrijven dat de-escalatie in de regio cruciaal is. Zij roepen het kabinet op in te zetten op een Europees diplomatiek initiatief, richting de Iraakse overheid om hen te overtuigen dat voortzetting van de anti-IS-missie in ons én hun belang is, richting de Amerikaanse en Iraanse overheid om te komen tot de-escalatie. Dit is het moment voor een meer eigenstandige Europese rol, zowel op buitenlandpolitiek- als op militair gebied. Voor wat betreft het JCPOA bepleiten de leden van de D66-fractie ervoor dat alles wordt gedaan om Iran zich te laten houden aan het akkoord. Dat betekent zowel dat het consultatiemechanisme in werking wordt gesteld nu Iran zijn verplichtingen niet meer zal nakomen én dat INSTEX tot een succes moet worden gemaakt. Graag ontvangen deze leden een reactie op hoe het kabinet dat ziet.

16. Antwoord van het kabinet

Voor het kabinet staat het behoud van het JCPOA voorop.

Nederland draagt dan ook bij aan het voortbestaan ervan, onder meer door in te zetten op behoud van de economische voordelen voor Iran die onderdeel zijn van de afspraken van het JCPOA. Deelname aan INSTEX is daarbinnen een belangrijk te bewandelen spoor; de intentie is dat INSTEX kan bijdragen aan het faciliteren van betalingen met Iran nu commerciële banken daarin nagenoeg niet meer voorzien, wat Iran beter in staat moet stellen de economisch vruchten van de nucleaire deal te plukken. In deze context kondigde Nederland op 29 november jl. gezamenlijk met België, Denemarken, Noorwegen, Finland en Zweden aan aandeelhouder te worden van INSTEX.

Zoals aangegeven in de beantwoording van de vragen van de VVD-fractie hierboven hebben de E3 op verschillende momenten aangegeven te overwegen om het geschillenmechanisme van het JCPOA in werking doen treden. Nederland steunt de E3 in zijn besluitvorming. Voor Nederland is het dan van belang dat Iran zich middels diplomatieke druk weer aan de bepalingen uit het JCPOA gaat houden. Het opstarten van het geschillenbeslechtingsmechanisme kan onderdeel zijn van deze diplomatieke oplossing. Ook de overige partijen van het akkoord (de EU, Frankrijk, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Rusland, en China) hebben aangegeven dat het van belang is het akkoord te behouden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie maken zich grote zorgen over de recente escalaties aan zowel Amerikaanse als Iraanse zijde. Deze leden roepen het kabinet op zich onafhankelijk en de-escalerend op te stellen. Zij hebben hierover de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben de volgende vragen en opmerkingen over de bondgenootschappelijke samenwerking. Deze leden vinden het stuitend dat de VS haar bondgenoten niet vooraf heeft geïnformeerd over de liquidatie van majoor-generaal Soleimani. Deze leden vragen het kabinet op welke wijze zij opheldering heeft gevraagd over het feit dat Nederland hier niet tevoren van op de hoogte is gesteld, terwijl deze actie ernstige gevolgen heeft voor de strijd tegen IS, en mogelijk ook voor de veiligheid van Nederlandse soldaten. Deze leden vragen welke verklaring de VS hiertoe geven.

17. Antwoord van het kabinet

Nederland en de VS werken op het gebied van veiligheid nauw samen. Er is in het algemeen sprake van goede deling van inlichtingen en informatie, zowel bilateraal als in NAVO-verband. Het kabinet treedt niet in de afweging van de VS om voorafgaand aan deze specifieke aanval geen informatie te delen. Het lijkt erop dat ook andere bondgenoten tevoren niet zijn ingelicht. De VS heeft naderhand in NAVO-verband en in de anti-ISIS-coalitie aan bondgenoten en partners een toelichting gegeven op de uitgevoerde operatie. Het kabinet heeft in de ingelaste NAVO-raad op 6 januari jl. het belang van informatiedeling onderstreept en de VS om een nadere toelichting gevraagd op de aangevoerde juridische basis. Tot op heden is er geen aanvullende informatie gedeeld.

Daarbij merken de leden van de GroenLinks-fractie op dat elke volkenrechtelijke rechtvaardiging voor deze liquidatie ontbreekt, en dat er op geen enkele wijze lijkt te zijn nagedacht over alle mogelijke consequenties en vervolgstappen. Kan het kabinet toelichten hoe zij aankijkt tegen de consequenties van deze liquidatie en de volkenrechtelijke grondslag hiervan?

18. Antwoord van het kabinet

De VS beroepen zich op het recht op zelfverdediging vanwege een gestelde acute dreiging van aanslagen op Amerikaanse doelen en troepen. Voor geweldgebruik in het kader van zelfverdediging dient sprake te zijn van een (onmiddellijk dreigende) gewapende aanval op een staat, en dient het gebruikte geweld noodzakelijk en proportioneel te zijn om deze aanval te stoppen. Nederland was niet bij dit geweldgebruik betrokken en heeft onvoldoende zicht op de omstandigheden van deze operatie om te kunnen beoordelen of de VS dit beroep op zelfverdediging terecht toekomt. Het kabinet heeft de VS afgelopen maandag in de ingelaste NAVO-raad om een toelichting gevraagd op de aangevoerde juridische basis. VS hebben toegezegd te bezien welke informatie hierover kan worden gedeeld in NAVO verband. Tot op heden is er geen aanvullende informatie gedeeld.

De VS hebben op 8 januari een brief naar de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties gestuurd waarin de Raad over de uitoefening van het recht op zelfverdediging wordt geïnformeerd. Het beroep op zelfverdediging wordt door de VS onderbouwd met informatie over een reeks eerdere gewapende aanvallen op de VS door Iran en door Iran gesteunde milities.

Iran heeft hierop gereageerd met de raketaanvallen van 8 januari. Verdere consequenties zijn vooralsnog lastig te voorzien. Juist vanwege deze onvoorspelbaarheid heeft Nederland gepleit voor de-escalatie, om verdere instabiliteit in de regio te voorkomen. Het is van belang dat nu de diplomatieke weg wordt bewandeld om de stabiliteit van Irak en de regio de versterken.

De Minister van Defensie heeft publiekelijk aangegeven begrip te hebben voor de liquidatie van generaal Soleimani. De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich af waarom dit begrip, los van het feit dat generaal Soleimani een man is die verantwoordelijkheid draagt voor gruwelijke daden, niet op zijn minst is gemitigeerd door het feit dat de VS haar bondgenoten niet tevoren op de hoogte heeft gesteld. Deze leden vinden de respons van het kabinet, dat uitspreekt achter de VS te staan, te onevenwichtig.

19. Antwoord van het kabinet

Zie antwoord 11.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen in hoeverre het kabinet van mening is dat Nederland nog kan vertrouwen op de VS, nu zowel bij de liquidatie van generaal Soleimani als het terugtrekken van troepen uit het noorden van Syrië ten gunste van Turkije, bondgenoten niet adequaat zijn geïnformeerd. Deze leden vragen naar de consequentie van deze schending van bondgenootschappelijk vertrouwen voor de militaire samenwerking van de VS. Zij merken op dat door een toenemend gebrek aan multilateraal samenwerken dan wel informeren van bondgenoten door de VS er steeds meer sprake is van geopolitieke verstoringen met onverwachte en waarschijnlijk ongewenste gevolgen. Hoe beoordeelt het kabinet deze ontwikkeling en hoe acteert het hierop?

20. Antwoord van het kabinet

Nederland en de VS werken op het gebied van veiligheid nauw samen. Er is in het algemeen sprake van goede deling van inlichtingen en informatie, zowel bilateraal als in NAVO-verband.

Ten aanzien van de terugtrekking van de Amerikaanse troepen uit het noorden van Syrië, heeft de Minister van Buitenlandse Zaken tijdens een ingelaste bespreking van de anti-ISIS coalitie op 21 oktober jl. de Nederlandse zorgen overgebracht over de consequenties van een overhaaste terugtrekking van de VS, zonder de coalitiegenoten te consulteren (Kamerstuk 28 676, nr. 325 van 1 november jl.).

Het kabinet treedt niet in de afweging van de VS om voorafgaand aan deze specifieke aanval geen informatie te delen. Het lijkt erop dat ook andere bondgenoten tevoren niet zijn ingelicht. De VS heeft naderhand in NAVO-verband en in de anti-ISIS-coalitie aan bondgenoten en partners een toelichting gegeven op de uitgevoerde operatie. Tot op heden is er geen aanvullende informatie gedeeld.

In algemene zin is tijdens de NAVO Leaders» Meeting in Londen2 geconstateerd dat er binnen de NAVO behoefte is aan versterking van de politieke dimensie. Besloten is om hiervoor een toekomstgericht reflectieproces op te zetten. Hoe dat eruit moet gaan zien is nog onderwerp van discussie binnen de NAVO, maar Nederland wil hier graag een bijdrage aan leveren, omdat dit mede kan bijdragen aan het tijdig adresseren van verschillende opvattingen onder de bondgenoten over geopolitieke ontwikkelingen.

Daarbij vragen de leden van de GroenLinks-fractie hoe het kabinet op dit moment de bredere rol van de VS inzake Iran en Irak, en samenwerking van Nederland met de VS in het Midden-Oosten voor zich ziet. Hoe beoordeelt het kabinet in dat licht de aangenomen resolutie van het Iraakse parlement dat vraagt om opschorting van alle buitenlands aanwezige troepen in Irak?

21. Antwoord van het kabinet

Het betreft een niet-bindende resolutie van het Iraaks parlement. Uiteindelijk zal de Iraakse regering moeten beslissen of zij het advies dat volgt uit de resolutie overneemt.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet of zij tijdens de Raad Buitenlandse Zaken steun wil verwerven voor het doen van een gezamenlijke oproep aan de VS om bondgenoten in de toekomst vooraf te informeren over belangrijkste strategische besluiten.

22. Antwoord van het kabinet

Zie antwoord 8.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben voorts vragen en opmerkingen over de consequenties voor de lopende anti-IS-missie. Deze leden vragen of het kabinet reeds een inschatting kan maken van de gevolgen van de liquidatie van generaal Soleimani en de daarmee gepaard gaande ontwikkelingen voor de lopende strijd tegen IS. Kan IS naar inschatting van het kabinet profiteren van de ontstane situatie? Zo ja, hoe, en welke stappen kunnen worden gezet om dit te voorkomen?

23. Antwoord van het kabinet

In de weken voorafgaand aan de escalatie was al een toename te zien van activiteiten en beweging van ISIS in Irak. Dit is in de laatste twee weken niet afgenomen.

Naar de inschatting van het kabinet kan ISIS op korte termijn mogelijk tijdelijk en plaatselijk van de huidige situatie profiteren vanwege de verminderde aandacht van de verschillende spelers in Irak op het gezamenlijke doel van het bestrijden van ISIS.

Het kabinet benadrukt – net als de VS en andere bondgenoten – dat voortzetting van de strijd tegen ISIS essentieel is. Zoals aangegeven in de Kamerbrief over ontwikkelingen in Irak van 6 januari jl., spant het kabinet zich in voor een extra ministerieel overleg van de anti-ISIS coalitie.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of er uitzicht is op hervatting van de trainingen die Nederlandse militairen uitvoeren in Irak. Zijn hier reeds gesprekken over gevoerd met de relevante Iraakse autoriteiten? Zo ja, wat hebben deze gesprekken opgeleverd? Zo nee, op welke termijn gaan deze gesprekken plaatsvinden?

Voorts hebben de leden van de GroenLinks-fractie vragen over de veiligheid van de militairen in Irak. Deze leden vernemen via de media dat de Nederlandse militairen in Erbil en Bagdad mogelijk worden verplaatst om veiligheidsredenen. Ook andere landen, waaronder Duitsland, Canada, Roemenië en Kroatië, hebben gisteren al troepen uit Irak laten vertrekken. De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het kabinet kan bevestigen dat de Nederlandse militairen Irak inmiddels hebben verlaten, of ze dat nog op korte termijn zullen doen, en zo nee, waarom niet.

Indien het kabinet niet voornemens is alle militairen uit Irak voorlopig terug te halen, verzoeken de leden van de GroenLinks-fractie om toe te lichten wat de meerwaarde van de aanwezigheid van deze militairen in Irak is zolang de trainingen niet worden hervat. Wat de leden van de GroenLinks-fractie betreft is het blootstellen van militairen aan risico’s alleen acceptabel wanneer dit voor operationele doeleinden noodzakelijk is.

24. Antwoord van het kabinet

De veiligheid van de in Irak aanwezige Nederlandse militairen en civiele functionarissen heeft de hoogste prioriteit van het kabinet. Hiertoe worden standaard passende maatregelen getroffen, waarbij het advies van de commandant van de anti-ISIS coalitie in Bagdad leidend is. De commandant van de anti-ISIS coalitie in Irak adviseert alle landen die militair actief zijn in de Coalitie over de veiligheidssituatie en de te nemen maatregelen in het kader van de veiligheid. Dit kan ook het advies betreffen om troepen te verplaatsen binnen het operatiegebied (Irak) of van het operatiegebied naar landen buiten Irak. Dit advies verschilt echter per locatie. Het betreft hier maatregelen met een tijdelijk karakter, met als doel de reguliere activiteiten in Irak te hervatten wanneer dit weer mogelijk is. ISIS is immers nog niet verslagen. De commandant van de anti-ISIS coalitie in Bagdad staat hierover dagelijks in contact met onder andere de Iraakse autoriteiten.

Het kabinet houdt rekening met eventuele verplaatsingen van Nederlandse militairen binnen het operatiegebied (Irak). Inmiddels hebben er op Nederlands initiatief binnen het operatiegebied enkele verplaatsingen plaatsgevonden omwille van praktische redenen. Daarnaast zijn er enkele militairen op advies van de commandant van de anti-ISIS coalitie (voor wat betreft de Operation Inherent Resolve, OIR) en de Supreme Allied Commander Europe (SACEUR) (voor wat betreft de NATO Mission Iraq) tijdelijk binnen de regio verplaatst. Omwille van de veiligheid gaat het kabinet niet in op details zoals aantallen en precieze locaties. Dit geldt ook voor eventuele verplaatsingen van overige Coalitietroepen.

De Minister-President heeft gebeld met de premier van Irak. Tijdens dit gesprek heeft de Minister-President zijn zorgen overgedragen over de onrust in het land, de committering van Nederland aan de strijd tegen ISIS herbevestigd, en aangegeven dat Nederland streeft naar de-escalatie van spanningen in de regio. De Minister van Buitenlandse Zaken staat in nauw contact met bondgenoten en betrokken partijen bij de spanningen, waaronder zijn Iraakse collega. Tijdens deze gesprekken stond de inzet op de-escalatie telkens centraal.

Ten aanzien van het diplomatieke pad hebben de leden van de GroenLinks-fractie de volgende vragen en opmerkingen. Deze leden merken met grote zorg op dat de escalerende acties van de VS en Iran diplomatie en dialoog in de regio bemoeilijken. Zij achten het van groot belang dat Europese landen er alles aan doen een onafhankelijk diplomatiek en de-escalerend spoor in de regio op gang te krijgen. Daarbij vragen zij het kabinet meer specifiek hoe de E3-landen en Hoge Vertegenwoordiger Joseph Borrell afgelopen dagen hebben gepoogd de diplomatie en de-escalatie te bevorderen.

25. Antwoord van het kabinet

De E3 hebben 6 januari een verklaring uitgestuurd waarin zij onder meer oproepen tot kalmte en de-escalatie, terughoudendheid en verantwoordelijkheid. Hoge Vertegenwoordiger Borrell heeft langs vergelijkbare lijnen opgeroepen tot de-escalatie en maximale terughoudendheid on verder conflict te voorkomen. Tijdens de extra ingelaste RBZ zullen de Ministers spreken over de ontwikkelingen in Irak.

Wat is de status van de JCPOA?

26. Antwoord van het kabinet

Zie antwoorden 6, 34, 35 en 45.

Zij vragen of de Iraanse Minister van Buitenlandse Zaken Javid Zarif de uitnodiging heeft aangenomen aanwezig te zijn bij de Raad Buitenlandse Zaken van a.s. vrijdag.

27. Antwoord van het kabinet

De Iraanse Minister van Buitenlandse Zaken heeft nog niet officieel laten weten of Iran ingaat op de algemene uitnodiging van EU Hoge Vertegenwoordiger Borrell om Brussel te bezoeken (NB: de uitnodiging was niet voor de Raad Buitenlandse Zaken van 10 januari).

Welke rol heeft de Minister van Buitenlandse Zaken hierin gehad, welke bilaterale contacten zijn er geweest en hoe zijn deze verlopen? Welke boodschap geeft hij daarbij aan zowel de VS als Iran en Irak?

Welke rol van Nederland en Europa ambieert het kabinet?

28. Antwoord van het kabinet

De Minister-President heeft gebeld met de premier van Irak. Tijdens dit gesprek heeft de Minister-President zijn zorgen overgedragen over de onrust in het land, de committering van Nederland aan de strijd tegen ISIS herbevestigd, en aangegeven dat Nederland streeft naar de-escalatie van spanningen in de regio. De Minister van Buitenlandse Zaken staat in nauw contact met bondgenoten en betrokken partijen bij de spanningen. Zo heeft hij deze week gebeld met zijn collega’s in Irak, Saoedi-Arabië en Oman. Ook heeft de Minister van Buitenlandse Zaken op 8 januari in Brussel met HV Borrell gesproken. Tijdens deze gesprekken stond de inzet op de-escalatie telkens centraal. Daarnaast is er diplomatiek contact met de Verenigde Staten, zowel bilateraal als in anti-ISIS coalitie- en NAVO-verband, alsmede met Iran. Tijdens de ingelaste Raad Buitenlandse Zaken van 10 januari staan deze spanningen centraal, en zal de Minister van Buitenlandse Zaken samen met Europese ambtsgenoten bespreken hoe Europa het best bij kan dragen aan de-escalatie van spanningen in de regio.

En welke acties onderneemt de VN-gezant van Irak om de-escalatie te bevorderen, waarbij de leden vragen of zij dit veilig genoeg kan doen?

29. Antwoord van het kabinet

Voor zover het kabinet kan beoordelen staat de VN-gezant van Irak in blijvend contact met de verschillende relevante partijen om de-escalatie te bevorderen door vanuit een onpartijdige positie boodschappen over te brengen die toezien op toenadering en een inclusieve dialoog. Voor de veiligheid van de gezant is de VN verantwoordelijk.

Kan het kabinet tevens toelichten welke gevolgen deze gebeurtenissen hebben voor het diplomatieke spoor bij de maritieme missie EMASOH die eind januari van start gaat? Is dit diplomatieke spoor nog kansrijk, vragen deze leden? Wat is hier additioneel voor nodig om dit van de grond te krijgen? Wanneer ontvangt de Kamer de brief die hierop ingaat? Welke leverage in de regio hebben de Europese landen die steun verlenen aan EMASOH nog volgens het kabinet?

30. Antwoord van het kabinet

Het diplomatieke spoor van de missie, zoals door Frankrijk voorzien, is gericht op het bevorderen van bewustzijn, (regionale) dialoog en samenwerking ten aanzien van maritieme veiligheidszaken tussen alle belanghebbenden in de Golfregio. Dit diplomatieke spoor wordt binnen de coalitie van deelnemende landen nader uitgewerkt. Ontwikkelingen in de regio worden vanzelfsprekend meegenomen in deze verdere uitwerking. Zoals toegezegd in het AO d.d. 18 december jl. zal uw Kamer worden geïnformeerd over de ontwikkelingen omtrent het diplomatieke spoor.

Tot slot hebben de leden van de GroenLinks-fractie vragen en opmerkingen over de veiligheid van internationale vliegroutes. Deze leden verwelkomen het besluit van de KLM om niet meer over Iran en Irak te vliegen. Zij betreuren ten zeerste dat een Boeing 737-800 kort na opstijging hedenochtend in Teheran is neergestort. Wat betreft de veiligheid van internationale vliegroutes vragen de leden van de GroenLinks-fractie of het kabinet, met haar recent bemachtigde zetel in de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie ICAO, veiligheidsafspraken zoals het stoppen van vliegen over Irak en Iran wil initiëren. Welke andere vliegorganisaties hebben naar voorbeeld van KLM besloten om te stoppen met vliegen over Iran en Irak? Zijn burgers die niet vliegen met KLM, maar met andere vliegmaatschappijen die mogelijk over Iran en Irak vliegen, voldoende geïnformeerd over risico’s die hieraan nu verbonden zijn? Zo nee, wil het kabinet hier zorg voor dragen?

31. Antwoord van het kabinet

Van de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen vloog alleen KLM geregeld over de regio. Het is aan de luchtvaartmaatschappijen zelf om risico-analyses te maken en hun operationele vluchten te bepalen. Op basis van het convenant tussen de Nederlandse overheid en de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen wordt informatie uitgewisseld over het vliegen over conflictgebieden Dit geldt niet alleen voor de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen, die zelf verantwoordelijk zijn voor de risicoanalyses, maar ook voor buitenlandse luchtvaartmaatschappijen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van brief van het kabinet over de ontwikkelingen in Irak van 6 januari jl. De brief is alweer ingehaald door de gebeurtenissen op 8 januari, namelijk de Iraanse raketbeschietingen op militaire bases in Irak.

Allereerst zouden de leden van de ChristenUnie-fractie willen weten of en in hoeverre de Nederlandse militairen die aanwezig zijn in Irak in gevaar zijn geweest. Klopt het dat Finse militairen gewaarschuwd zijn van tevoren en dat zij al in schuilkelders zaten? Hebben de Nederlandse militairen dergelijke voorzorgsmaatregelen kunnen nemen?

32. Antwoord van het kabinet

Inherent aan het werk dat de Nederlandse militairen op missie verrichten is dat er altijd sprake is van veiligheidsrisico’s. De Nederlandse militairen in Irak verbleven in schuilkelders en zijn ongedeerd gebleven bij de Iraanse aanvallen d.d. 8 januari jl.

Volgens de leden van de ChristenUnie-fractie is het van groot belang te weten wat er nu gaat gebeuren na de motie van het Iraakse parlement dat alle buitenlandse troepen het land moeten verlaten. Geldt die oproep overigens ook Iraanse militairen? Klopt het dat het autonome Koerdische bestuur van Noord-Irak de militairen van de anti-IS-coalitie onder wie dus ook Nederlandse militairen, gevraagd heeft te blijven? Zo ja, hoe verhoudt zich dit verzoek tot de motie van het Iraakse parlement? Deelt het kabinet de mening dat het van belang is dat de Nederlandse trainers in Noord-Irak blijven?

33. Antwoord van het kabinet

Het Ministry of Peshmerga Affairs (MoPA) heeft gevraagd of de militairen van de anti ISIS-coalitie in de Koerdische Autonome Regio willen blijven. De uitnodiging voor de aanwezigheid van de anti-ISIS coalitie is echter aan de centrale Iraakse regering. De motie van het Iraakse parlement is niet bindend. Het is op dit moment onduidelijk hoe deze motie zich verhoudt tot het staande verzoek van de Iraakse regering aan de anti-ISIS coalitie en de NAVO om Irak te assisteren in de strijd tegen ISIS. De komende tijd zal moeten blijken welk vervolg er door de Iraakse regering of het parlement aan de motie zal worden gegeven, zeker nu de regering demissionair is.

Het kabinet benadrukt – net als de VS en andere bondgenoten – dat voortzetting van de strijd tegen ISIS essentieel is.

Het doel van de anti-ISIS coalitie is om de reguliere activiteiten in Irak te hervatten wanneer dit weer mogelijk is. ISIS is immers nog niet verslagen. De commandant van de anti-ISIS coalitie in Bagdad staat hierover dagelijks in contact met onder anderen de Iraakse autoriteiten.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat Iran inmiddels heeft laten weten zich niet meer aan het nucleaire akkoord gebonden te achten. Deze leden willen weten wat volgens het kabinet dan nog de waarde is van dit akkoord. Wat is het verschil met het formeel opzeggen van het akkoord?

34. Antwoord van het kabinet

Nederland steunt het JCPOA omdat het effectief is in het voorkomen van een Iraans kernwapen en daarmee het voorkomen van verdere proliferatie in de regio. Dat is een hard Nederlands en Europees veiligheidsbelang. Bovendien vindt Nederland het van groot belang de integriteit van internationale afspraken te waarborgen. Multilateralisme en dialoog zijn immers belangrijke uitgangspunten van het Nederlandse buitenlandbeleid. Zoals aangegeven maakt Nederland zich ernstige zorgen over stappen van Iran. Zoals aangegeven gaat het dit maal om verrijkingslimieten en maximale verrijkingspercentages, materiaal en onderzoek. Tegelijkertijd heeft Iran aangegeven wel te blijven samenwerken met het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA); Iran zegt het akkoord nadrukkelijk niet op. Of Iran zich aan deze samenwerking houdt, zal moeten blijken uit de rapportages van het IAEA. Nederland blijft de rapportages van het internationaal atoomagentschap nauwgezet volgen. Ook de overige partijen van het akkoord (de EU, Frankrijk, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Rusland, en China) hebben aangegeven dat het van belang is het akkoord te behouden.

Het is niet aan Nederland zelf om gevolg te geven aan de Iraanse overschrijdingen van bepaalde limieten in het akkoord. Dat is aan de Joint Commission – de commissie die toeziet op naleving van het JCPOA – bestaande uit de deelnemers aan het JCPOA. Zij kunnen, indien zij dat noodzakelijk achten, het geschillenbeslechtingsmechanisme van het akkoord in gang zetten. E3 hebben op verschillende momenten aangegeven het starten van het geschillenbeslechtingsmechanisme te overwegen. Nederland steunt de E3 in zijn besluitvorming. Voor Nederland is het dan van belang dat Iran zich middels diplomatieke druk weer aan de bepalingen uit het JCPOA gaat houden. Het opstarten van het geschillenbeslechtingsmechanisme kan onderdeel zijn van deze diplomatieke oplossing.

Nederland steunt het IAEA met 1 miljoen euro in haar verificatietaken onder het JCPOA.

Ook willen zij graag een reactie op de uitspraak van Iran dat een nucleair akkoord leidt tot Amerikaanse hegemonie – is het kabinet het ermee eens dat Iran dus naar een eigen kernwapen streeft? Wil het kabinet overigens wel vasthouden aan een akkoord met dit regime dat zo optreedt in omringende landen?

Deze leden wijzen daarbij op de rol van Iran in de oorlog in Jemen, in Syrië en in Irak zelf waar pro-Iraanse militie onlangs raketaanvallen met dodelijke afloop uitvoerde. Deelt het kabinet de mening dat het JCPOA in deze situatie niet verder uitgevoerd kan worden?

35. Antwoord van het kabinet

Het kabinet heeft geen indicaties dat Iran op dit moment naar een eigen kernwapen streeft. De samenwerking tussen het IAEA en Iran is een belangrijk deel van het JCPOA. Juist door de samenwerking tussen Iran en IAEA heeft de internationale gemeenschap toegang tot het Iraanse nucleaire programma. Het einde van het JCPOA zou ook het einde van deze toegang tot het Iraanse nucleaire programma kunnen betekenen. Nederland en de EU blijven Iran dan ook oproepen terug te keren naar volledige naleving van het nucleaire akkoord. Tevens maakt Nederland zich zorgen over de rol die Iran speelt in de conflicten in Syrië en Jemen, steun aan terroristische organisaties als Hezbollah, het ballistische raketprogramma van het land en de schrijnende mensenrechtensituatie in Iran. Deze zorgen tracht Nederland samen met EU-partners te adresseren door middel van een combinatie van druk en kritische dialoog.

Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn zeer bezorgd over de instabiliteit die deze naar het zich laat aanzien onrechtmatige oorlogsdaad van de VS zal veroorzaken in een toch al instabiele regio.

De liquidatie van Soleimani heeft kenmerken van een onrechtmatige oorlogsdaad, waarbij de consequenties voor de lokale bevolking niet zijn meegewogen bij de beslissing om Soleimani te liquideren. Het is niet onwaarschijnlijk dat er bij deze beslissing zeer onzuivere motieven hebben gespeeld aan de kant van de VS en de president van de VS.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen benadrukken dat de Nederlandse regering er niet is om de belangen van de Amerikaanse regering te dienen. Is het kabinet bereid om de liquidatie als een onrechtmatige oorlogsdaad te typeren en zo nee, waarom niet?

36. Antwoord van het kabinet

Zie antwoord 10.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen voorts van het kabinet weten of het bereid is om het dreigen van president Trump met «disproportioneel» geweld tegen 52 Iraanse doelen, waaronder enkele doelen die op geen enkele wijze als militaire doelen te bestempelen zijn, ondubbelzinnig te veroordelen, wegens strijdigheid met het humanitair oorlogsrecht en zo nee, waarom niet.

37. Antwoord van het kabinet

Het kabinet acht het van belang dat alle geweldgebruik binnen de kaders van het internationaal recht plaatsvindt.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden dat het kabinet er alles aan zal moeten doen om een oorlog te voorkomen en daarbij ook zelf de-escalerende stappen kan zetten. Een belangrijke de-escalerende stap zou zijn om geen oorlogsschip naar de Straat van Hormuz te sturen. Is het kabinet hiertoe bereid?

38. Antwoord van het kabinet

Voor het kabinet zijn preventie van incidenten en de-escalatie van de regionale spanningen uitgangspunten van de inzet. Het kabinet heeft bewust gekozen voor inzet via de European-led maritime surveillance mission in the Strait of Hormuz (EMASOH), aangezien deze missie een brede strategie omvat met inzet op zowel operationeel als diplomatiek spoor. Zoals aangegeven in de artikel-100 brief d.d. 29 november 2019(Kamerstuk 29 521, nr. 398), heeft EMASOH daarmee nadrukkelijk een de-escalatoir karakter.

Zoals aangegeven in de Kamerbrief over de ontwikkelingen in Irak d.d. 6 januari 2020, blijft het kabinet voor nu bij het besluit tot een bijdrage aan EMASOH ter versterking van maritieme veiligheid in de Golfregio. Zoals gebruikelijk, vindt op doorlopende basis een risico-inschatting en overleg met Europese partners plaats, naar aanleiding waarvan zo nodig een nieuwe weging gemaakt zal worden door het kabinet. Indien verdere ontwikkelingen daartoe aanleiding geven, zullen deze worden meegenomen in de brief die uw Kamer toekomt, voor vertrek van het Nederlandse fregat, inzake de Nederlandse bijdrage aan EMASOH, zoals toegezegd aan uw Kamer in het AO d.d. 18 december jl.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen het kabinet op welke wijze de aanbevelingen van de Commissie Davids, over de besluitvorming van de Nederlandse steun aan de inval in Irak, zullen worden meegenomen in de toekomstige besluitvorming over verzoeken om steun, zowel politieke als materiële steun.

39. Antwoord van het kabinet

In geval van verzoeken om materiële of politieke steun wordt per situatie een afweging gemaakt of dit wenselijk of acceptabel is. In de kabinetsreactie op het rapport van de Commissie Davids (Kamerstuk 31 847, nr. 18) heeft het toenmalige kabinet bevestigd dat een adequaat volkenrechtelijk mandaat ook is vereist voor het geven van politieke steun door Nederland voor militaire missies.

Dit kabinet heeft een expertgroep om zijn visie gevraagd over het geven van politieke steun aan interstatelijk geweldgebruik door andere staten zonder grondslag in het internationaal recht3. Het rapport van deze expertgroep is op 18 december jl. aan uw Kamer gestuurd4. Het kabinet zal een appreciatie van het rapport opstellen en aan uw Kamer sturen.

Hebben de VS reeds om steun verzocht aan Nederland, de EU of de NAVO? Zo nee, verwacht het kabinet dat een dergelijk verzoek er zal komen? Zo ja, wat was de aard van dit verzoek?

40. Antwoord van het kabinet

Er is geen verzoek voor militaire steun ontvangen. Wel kondigde President Trump op 8 januari jl. aan dat hij de NAVO zal verzoeken een grotere rol in het Midden-Oosten te gaan spelen, maar wat VS precies voor ogen heeft is nog niet bekend.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen het kabinet op welke wijze de informatiepositie van de Kamer verbeterd gaat worden, aangezien de Kamer bij informatievoorziening over de Nederlandse luchtaanval op een loods in Hawija voor haar informatiepositie (deels) afhankelijk is geweest van onderzoeksjournalisten. Zonder hun werk zou de Kamer ruim vier jaar na de luchtaanval nog altijd in het duister tasten over de gevolgen.

41. Antwoord van het kabinet

Het is de taak van het kabinet om de Tweede Kamer zo snel en zo goed als mogelijk te informeren. Met betrekking tot het verbeteren van de informatiepositie van de Kamer inzake mogelijke burgerslachtoffers ten gevolge van Nederlandse wapeninzet in het bijzonder is de Kamer in de brief van 25 november jl. geïnformeerd (Kamerstuk 27 925, nr. 673).

Ondanks dat de VS met deze liquidatie en het dreigen met disproportionele vergeldingsmaatregelen internationaal recht heeft geschonden en de instabiliteit in het Midden-Oosten heeft vergroot, veroordelen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie de daden van Soleimani ten stelligste. Soleimani was verantwoordelijk voor een schrikbewind in Iran en in andere landen in de regio. Hij was in zijn functie mede het brein achter verscheidene proxy-oorlogen en proxy-oorlogshandelingen in het Midden-Oosten en als zodanig medeverantwoordelijk voor de dood van tienduizenden mensen en het verjagen van vele honderdduizenden. Geweld van beide kanten moet veroordeeld worden. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie benadrukken in dit kader dat de angst van de bevolking van Iran door de liquidatie van Soleimani groter is geworden, maar ook dat deze angst al lange tijd een realiteit is. Amnesty International bevestigde onlangs dat er tijdens de protesten die vorige maand in Iran zijn uitgebroken binnen enkele dagen 1.500 demonstranten door de Iraanse autoriteiten zijn gedood. Meer dan 9.000 mensen zouden zijn gearresteerd en vele van hen verkeren in levensgevaar. Iraanse activisten vrezen dat vergeldingsacties van de Iraanse autoriteiten zich ook op deze gevangenen kunnen richten.

Kan het kabinet bij de Minister van Buitenlandse Zaken van Iran aandringen op de vrijlating van deze politieke gevangenen? Is het kabinet bereid er bij de Minister van Buitenlandse Zaken van Iran op aan te dringen dat de politieke gevangenen worden vrijgelaten?

42. Antwoord van het kabinet

Het kabinet kaart de ernstige zorgen over de mensenrechtensituatie regelmatig bij Iran aan. Hierbij wordt ook aangedrongen op vrijlating van politieke gevangenen zoals de Minister van Buitenlandse Zaken onlangs ook in de zaak Nasrin Sotoudeh heeft gedaan. Ook het gewelddadig optreden van ordetroepen tegen vreedzame demonstranten in Iran in november 2019 is door de Minister van Buitenlandse Zaken veroordeeld. Ook heeft de Minister opgeroepen tot berechting van de daders en vrijlating van de arrestanten. De Minister heeft deze boodschap ook overgebracht aan de Iraanse Minister van Buitenlandse Zaken.

Middels deze inzet geeft het kabinet voortdurend invulling aan de Motie van het lid Ploumen c.s. (Kamerstuk 33 783, nr. 36) over het grove optreden van de Iraanse autoriteiten stevig veroordelen. Tevens tracht het kabinet via de Nederlandse ambassade in Teheran, in samenspraak met Europese ambassades, rechtszaken tegen mensenrechtenverdedigers bij te wonen. Hiertoe wordt echter doorgaans geen toestemming verleend. Het bijwonen van rechtszaken blijft echter wel de inzet. Hiermee geeft het kabinet uitvoering aan de Motie van het lid Van Ojik c.s. (Kamerstuk 33 783, nr. 37) over het actief volgen van processen tegen mensenrechtenverdedigers in Iran.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Kamerbrief van 6 januari jl. inzake de ontwikkelingen in Irak en de spanningen tussen de VS en Iran. De leden van de SGP-fractie steunen de veroordeling door het kabinet van Iraanse aanvallen, waar Soleimani een belangrijke rol in had, op Amerikaanse doelen in Irak en op troepen van de anti-IS-coalitie. In dat licht is begrip voor de Amerikaanse aanval op Soleimani zeker op zijn plaats.

De leden van de SGP-fractie constateren dat Nederland niet van tevoren is ingelicht over de Amerikaanse aanval. Is het kabinet ermee bekend of andere (NAVO-)bondgenoten wel vooraf zijn ingelicht? Zo ja, welke?

43. Antwoord van het kabinet

Zie antwoord 8.

Terecht heeft Nederland de VS om een (juridische) toelichting gevraagd, maar de leden van de SGP-fractie willen ook het blijvende belang onderstrepen van nauwe samenwerking tussen Nederland en andere NAVO-bondgenoten met de VS. Wat is de inzet om samenwerking en afstemming met de VS, maar ook met andere belangrijke spelers in de regio zoals Israël, optimaal te borgen?

44. Antwoord van het kabinet

Nederland blijft onverminderd inzetten op nauwe samenwerking met de VS, zowel in bilateraal als in multilateraal verband, waaronder in de NAVO. Ook met Israël wordt over de kwestie gesproken.

De leden van de SGP-fractie steunen eveneens de inzet van dit kabinet om verder escalatie te voorkomen middels bilateraal en multilateraal overleg. De-escalatie zal ook een belangrijk gespreksonderwerp zijn tijdens de ingelaste Raad Buitenlandse Zaken. Gaat het kabinet daarbij tijdens deze Raad aandringen op een ondubbelzinnige Europese veroordeling van de beslissing van Iran zich niet langer aan de verplichtingen onder het JCPOA te houden?

Wat zullen Iraanse overtredingen van internationale afspraken over nucleaire non-proliferatie, wanneer deze worden vastgesteld door het Internationaal Atoomenergieagentschap, betekenen voor de Europese betrokkenheid bij het INSTEX-mechanisme en voor het EU-sanctieregime jegens Iran?

45. Antwoord van het kabinet

Zoals aangegeven maakt het kabinet zich ernstige zorgen over de stappen van Iran. Tegelijkertijd heeft Iran aangegeven wel te blijven samenwerken met het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA); Iran zegt het JCPOA nadrukkelijk niet op. De samenwerking en het internationale toezicht op het nucleaire programma van Iran is van groot belang in het voorkomen proliferatie in de regio. Of Iran zich aan deze samenwerking houdt, zal moeten blijken uit de rapportages van het IAEA. Nederland blijft de rapportages van het internationaal atoomagentschap nauwgezet volgen. Ook de overige partijen van het akkoord het de EU, Frankrijk, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Rusland, China en hebben aangegeven dat het van belang is het akkoord te behouden.

Nederland zal haar zorgen over de Iraanse stappen tijdens de Raad Buitenlandse Zaken uitspreken en bij de betrokken partijen bij het akkoord erop aandringen dat middels diplomatieke druk Iran weer gaat voldoen aan de verplichtingen uit het akkoord.

Het kabinet en zijn Europese partners beschouwen deelname aan INSTEX als een inspanningsverplichting onder het JCPOA. De E3 heeft dit mechanisme in januari 2019 opgericht om legitieme handel met Iran te faciliteren. Nederland is vanaf het begin voorstander geweest van dit mechanisme en is voornemens samen met andere EU-lidstaten aandeelhouder te worden. Deze inzet blijft onveranderd zolang het JCPOA van kracht is.

Ten slotte beamen de leden van de SGP-fractie dat het waarborgen van de veiligheid van Nederlandse militairen in Bagdad en Erbil, maar ook het voorkomen van een heropleving van IS, van het grootste belang is.

II. Antwoord/reactie van het kabinet

Alle vragen zijn afzonderlijk beantwoord in het voorgaande.


X Noot
1

Iran WMD – listing nr. 38 – https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/PDF/?uri=CELEX:02010D0413-20190529&from=EN.

Syrië – Raadsbesluit 2013/255/CFSP – tegoedenbevriezing en inreisverbod – listing nr. 26 – sinds 2011 – https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/PDF/?uri=CELEX:02013D0255-20190521&from=EN.

Terrorismelijst CP 931 – listing nr. 15 – https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/PDF/?uri=CELEX:32019D1341&from=EN.

X Noot
2

Kamerstuk 28 676, nr. 331.

X Noot
3

Zie kamerstuk 29 521, nr. 370.

X Noot
4

Zie kamerstuk 29 521, nr. 396.

Naar boven