Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 oktober 2022
Op 29 september jl. heeft uw Kamer mij verzocht om een schriftelijke reactie op recente
berichtgeving inzake een Nederlands rapport over een mogelijke oorlogsmisdaad door
Australische militairen in Uruzgan. Hierbij is expliciet verzocht in te gaan op het
niet doorzoeken van de fysieke archieven.
Op 28 september jl. zijn schriftelijke vragen gesteld over Nederlandse kennis over
Australische oorlogsmisdaden in Uruzgan, Afghanistan (Aanhangsel Handelingen II 2022/23,
nr. 253). De beantwoording ervan bied ik uw Kamer gelijktijdig, doch separaat, aan.
Voor Nederland staat naleving van het humanitair oorlogsrecht centraal en dit beperkt
zich niet tot het eigen militaire optreden. Daarom moeten meldingen over mogelijke
schendingen hiervan, ook door een partnerland, altijd serieus worden onderzocht.
In recente berichtgeving1 wordt gesproken over een rapport waarin melding is gemaakt van een ernstig oorlogsmisdrijf,
dat destijds door Australische speciale eenheden gepleegd zou zijn. Het vermeende
rapport is echter nog niet gevonden.
Ik heb daarom opdracht gegeven de zoektocht naar het vermeende rapport per direct
te verbreden, verdiepen en versnellen. Op korte termijn wordt zowel het papieren als
het digitale archief doorzocht.
Defensie zet een team informatiespecialisten in voor het doorzoeken van het papieren
archief. Er wordt op meerdere locaties gezocht, bij alle betrokken Defensie-onderdelen.
Defensie is in gesprek met de Auditdienst Rijk (ADR) en de Inspectie Overheidsinformatie
en Erfgoed (IOE) om het onafhankelijke toezicht op deze processen te organiseren.
Eind 2021 heeft Defensie speciale zoeksoftware aangeschaft om het digitale archief
beter toegankelijk te maken. Sindsdien wordt gewerkt aan de implementatie ervan en
is de software, naar verwachting, vanaf december dit jaar volledig inzetbaar. Vanaf
heden wordt gewerkt met een beperkte versie van deze software ten behoeve van de zoekslag
naar het vermeende rapport.
Er zal opnieuw worden gesproken met direct betrokkenen en de groep te interviewen
personen wordt uitgebreid. Een externe partij borgt daarbij de onafhankelijkheid van
de interviews. Defensie is hierover in gesprek met het Nederlands Instituut voor Militaire
Historie (NIMH) en de Directie Internationale Onderzoeken en Beleidsevaluatie (IOB)
van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Australië en de Verenigde Staten zijn benaderd met de vraag of zij beschikken over
informatie over deze specifieke zaak. Beide landen hebben toegezegd hieraan hun medewerking
te verlenen. In Australië heeft dit, in navolging van een verkennend gesprek op 4 oktober
jl., inmiddels geleid tot het opstarten van een onderzoek2 naar deze zaak.
Op lange termijn wordt het missie-archief Afghanistan geordend en beter toegankelijk
gemaakt, conform de eisen die daaraan worden gesteld vanuit de Archiefwet- en regelgeving,
waarbij onafhankelijk toezicht is geborgd.
In het verleden kregen informatiebeheer en archivering namelijk te weinig aandacht
en prioriteit. Diverse missie-archieven van Defensie zijn daardoor niet goed op orde
en niet goed toegankelijk. Deze stand van zaken is eerder als aandachtspunt gesignaleerd,
onder meer in het departementale programmaplan en de nulmeting Open op Orde, die beide3 door de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met uw Kamer
zijn gedeeld.
Zoals gemeld in de Defensienota 20224 investeert Defensie de komende jaren in het op orde brengen van de missie-archieven.
Voor de inspanningen op dit gebied sluit Defensie aan bij het Rijksbrede programma
Open op Orde.
Verder worden interne richtlijnen voor missie-archivering en voor de melding van vermoedens
van schendingen van het humanitair oorlogsrecht geëvalueerd en zo nodig aangescherpt.
Daarnaast maakt de wijze waarop deze richtlijnen onder de aandacht van onze medewerkers
worden gebracht, onderdeel uit van deze evaluatie.
Uw Kamer wordt uiterlijk voor het einde van het jaar geïnformeerd over de vorderingen
ten aanzien van de genomen maatregelen uit dit actieplan.
De Minister van Defensie,
K.H. Ollongren