Vragen van de leden Jasper van Dijk (SP) en Hammelburg (D66) aan de Minister van Defensie over Nederlandse kennis over Australische oorlogsmisdaden in Afghanistan (ingezonden 28 september 2022).

Antwoord van Minister Ollongren (Defensie) (ontvangen 10 oktober 2022).

Vraag 1

Hebt u kennisgenomen van het artikel in NRC waarin gesteld wordt dat Nederlandse militairen al in 2010 wisten van een mogelijke Australische oorlogsmisdaad in Uruzgan, Afghanistan?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Is het juist dat een Special Report over dit voorval zoek is? Zo nee, wat zijn dan de feiten?

Antwoord 2

Defensie zoekt nog naar een rapport dat volgens de melder zou zijn opgemaakt. De zoekslag is nog niet voltooid. Op dit moment kan het bestaan van dit vermeende rapport niet worden bevestigd.

Vraag 3

Herinnert u zich uw toezegging op 15 december 20202 om een inventarisatie uit te voeren om na te gaan of er «naar Nederlands oordeel geen aanleiding is om betrokkenheid bij de misstanden van Australische speciale eenheden aan te nemen»? Wat is de stand van zaken van deze inventarisatie? Wilt u deze inventarisatie met de Kamer delen?

Antwoord 3

Ja.

De Kamer is op 19 mei 2021 geïnformeerd over de stand van zaken van de inventarisatie naar Nederlandse betrokkenheid bij de geconstateerde misstanden onder Australische speciale eenheden. Uit de inventarisatie zijn geen aanwijzingen van betrokkenheid van Nederlandse militairen bij de misstanden van de Australische speciale eenheden naar voren gekomen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2812). Dit komt overeen met Australische bevindingen uit 20203, waaruit blijkt dat er geen aanwijzingen zijn van Nederlandse betrokkenheid. Mocht er bij het ordenen van de archieven nieuwe, relevante informatie naar boven komen, zal de Kamer daarover worden geïnformeerd.

Vraag 4

Wat is de stand van het onderzoek naar een binnengekomen mededeling?

Antwoord 4

Eerdere digitale zoekslagen en gesprekken met direct betrokkenen hebben niet geleid tot de vondst van het vermeende rapport. Voor vervolgacties verwijs ik u graag naar het «Actieplan missie-archieven Afghanistan»4 dat gelijktijdig aan uw Kamer is aangeboden.

Vraag 5

Is het juist te concluderen dat deze kennis niet is gedeeld met Australische onderzoekers die in Nederland zeker vier mensen hebben gesproken over hun kennis van de feiten? Zo nee, wat hebben zij aan de Australische onderzoekers meegedeeld?

Antwoord 5

Defensie heeft destijds haar medewerking verleend aan het Australische onderzoek, maar is niet betrokken geweest bij de totstandkoming van de inhoud ervan. Inmiddels heeft recent contact met Australië5 geleid tot het opstarten van een onderzoek naar deze zaak.

Vraag 6

Deelt u de opvatting dat Nederland altijd medewerking moet verlenen aan onderzoek naar (mogelijke) oorlogsmisdaden?

Antwoord 6

Ja, met inachtneming van de kaders voor internationale rechtshulp in strafzaken.

Vraag 7

In welke mate vindt u dat de Kamer proactief geïnformeerd moet worden als er mogelijk sprake is van oorlogsmisdaden waar de Nederlandse krijgsmacht van op de hoogte was?

Antwoord 7

Voor Nederland staat naleving van het humanitair oorlogsrecht centraal en dit beperkt zich niet alleen tot het eigen militaire optreden. Daarom moeten meldingen over mogelijke schendingen hiervan, ook door een partnerland, altijd serieus worden onderzocht. Hierbij is van belang dat er duidelijkheid bestaat over het rapport om te voorkomen dat partijen ten onrechte worden beschuldigd.


X Noot
1

NRC, 26 september 2022, «De gemartelde boer, de Australische special forces en een verdwenen rapport».

X Noot
2

Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1111.

X Noot
3

19 november 2020: Inspector-General of the Australian Defence Force Afghanistan Inquiry.

X Noot
4

Onze referentie: BS2022023681.

X Noot
5

Gesprek heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2022.

Naar boven