27 863 Betalingsverkeer

Nr. 69 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 21 februari 2017

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over de brief van 30 mei 2016 over de Jaarrapportage 2015 van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (Kamerstuk 27 863, nr. 66).

De vragen en opmerkingen zijn op 30 juni 2016 aan de Minister van Financiën voorgelegd. Bij brief van 21 februari 2017 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Duisenberg

De griffier van de commissie, Berck

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Jaarrapportage 2015 van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB) en hebben daarover nog een aantal vragen.

Samenstelling MOB

De leden van de VVD-fractie lezen dat het MOB in 2015 een zelfevaluatie heeft uitgevoerd. Daaruit is naar voren gekomen dat de samenstelling van het MOB representatief is. De leden van de fractie van de VVD zijn het daar niet mee eens. In het VVD Actieplan FinTech is daarom gepleit voor het deelnemen van de FinTech-sector aan het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer. FinTech-bedrijven spelen een steeds belangrijkere rol in het betalingsverkeer. Is de Minister bereid te regelen dat er een vertegenwoordiger namens de FinTech-sector (betalingsverkeer) met ingang van 2016 kan gaan deelnemen aan het MOB? Zo nee, waarom niet? Het zou toch logisch zijn dit te regelen, omdat het MOB als prioriteit van 2016 financiële innovatie heeft.

IBAN

In juni 2015 hebben DNB en de gezamenlijke banken op verzoek van het MOB een (tijdelijk) IBAN-omnummertool in het leven geroepen. Wat betekent de tijdelijkheid? Aangezien de leden van de fractie van de VVD nog steeds van mensen horen dat daaraan nog wel steeds behoefte bestaat.

Goede doelen maken gebruik van korte rekeningnummers, zoals Giro 555 voor de samenwerkende hulporganisaties. Na ampel beraad met de goede doelenorganisaties, in nauw overleg met de Minister, zal DNB voorshands geen prioriteit geven aan handhaving. De leden van de fractie van de VVD zijn daar content mee en gaan ervan uit dat de korte rekeningnummers dus gewoon gehandhaafd blijven. Klopt dat? Zo nee, waarom niet? Waarom kan er niet een permanente regeling komen dat de korte nummers kunnen worden gehandhaafd? In hoeverre is het mogelijk hiervoor op EU-niveau iets regelen?

Interchange Fee Verordening

Deze verordening is inmiddels geïmplementeerd. Waarom is de Tweede Kamer daar niet bij betrokken? Wat is er geregeld in Nederland in relatie tot deze verordening?

Is de Minister bereid om de ontwikkeling van de verschillende vergoedingen in Nederland de komende tijd te monitoren en de Tweede Kamer daarover te informeren?

Nummerbehoud en -portabiliteit

Er zijn of worden door verschillende instanties onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van nummerbehoud en -portabiliteit. De leden van de VVD-fractie vinden dit belangrijk, omdat overstappen naar een andere bank dan makkelijker wordt en daardoor de concurrentie makkelijker wordt. Wanneer zijn al die onderzoeken gereed (ook die voor het verbeteren van de overstapservice) en wanneer kunnen daaruit vervolgacties of stappen worden genomen? Wanneer wordt de Tweede Kamer daarover geïnformeerd?

Welke mogelijkheden biedt het opheffen van de nummerpools van de Nederlandse banken voor nummerportabiliteit, zoals voorgesteld door de leden van de fractie van de VVD in een algemeen overleg in december 2015 (Kamerstukken 29 515 en 32 013, nr. 376)?

Hoe kan het gebruik van aliassen (zoals telefoonnummers of e-mailadressen) daaraan bijdragen? Hoe kan dit gefaciliteerd worden? Wat zijn de mogelijkheden en wat zijn de belemmeringen?

Instant Payments

De leden van de VVD-fractie hebben altijd gepleit voor het 24/7 uitvoeren van betaaltransacties. Het is daarom goed dat de banken de handschoen hebben opgepakt en per 2019 instant payments mogelijk willen maken. Wat doet de EU op dit punt? Want het grootste knelpunt is toch TARGET2, dat op zon- en feestdagen gesloten is. In hoeverre kan hier een versnelling plaatsvinden?

Digitale identiteitsstelsels

Het MOB heeft haar zorgen geuit dat de diverse systemen eventueel niet interoperabel zijn. De Betaalvereniging en het Ministerie van BZK zijn daarover in gesprek. Hoe wordt de Tweede Kamer over de uitkomsten hiervan geïnformeerd?

Geldautomaten

Het percentage Nederlanders dat binnen vijf kilometer(hemelsbreed) van een bancaire geldautomaat wonen is fractioneel gedaald (van 99,59% naar 99,53%). Waar in het land heeft de afname plaatsgevonden? In hoeverre is er op deze plek gezorgd voor alternatieven (bijvoorbeeld extra geld pinnen in de supermarkt)? Zo nee, waarom is daar niet voor gezorgd?

Wanneer kan de Tweede Kamer worden geïnformeerd over de uitkomsten van de pilot in Zeeuws-Vlaanderen?

Fraude

De fraude in het betalingsverkeer is in 2015 met 4% toegenomen. Hoeveel hiervan vindt plaats met behulp van contactloos betalen? Is het MOB ook bereid dit te monitoren?

Hoeveel van het fraudebedrag van € 17,9 miljoen is (direct) uitgekeerd aan de gedupeerden door de banken? Wat is de reden dat het resterende bedrag niet is uitgekeerd?

Overig

In mei 2016 is bekendgemaakt dat de productie en uitgifte van 500 euro biljetten in 2018 wordt beëindigd. Wat zijn daarvan de gevolgen voor het bedrijfsleven? Hoe wordt het bedrijfsleven geïnformeerd over het verdwijnen van het 500 euro biljet, zodat de gevolgen zo beperkt mogelijk zijn?

Bij sommige nieuwe aanbieders van het verwerken van betaaltransacties is het niet duidelijk bij de afschrijving wat de eindbegunstigde is. Wat kan daaraan worden gedaan?

Door de langere IBAN-nummers is het risico op het foutief invoeren van een getal aanwezig. Hoe kan hier fraude mee worden gepleegd? Wat wordt gedaan om dit te voorkomen? Welke mogelijkheden zijn er om te voorkomen dat er foutieve combinaties worden ingevoerd?

Het MOB heeft onderzoek gedaan naar het draagvlak bij consumenten voor het gebruik van betaalgegevens door banken. Hoe gaat de discussie hierover nu verder?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de rapportage Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB). Goed functionerend en toegankelijk betalingsverkeer is van groot belang en de leden van de PvdA-fractie zijn dan ook tevreden over de bijdrage die het MOB hieraan levert. Deze leden hebben een aantal vragen aangaande de privacy, de veiligheid en de toegankelijkheid van het betaalsysteem.

Ten eerste hebben de leden van de PvdA-fractie enkele vragen ten aanzien van privacy. Zo stelt de rapportage dat er een erg lage acceptatiegraad is onder Nederlanders ten aanzien van het delen van betalingsgegevens. De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat banken deze data hebben verkregen op basis van hun nutsfunctie. Deze leden vragen in hoeverre er op dit moment betaaldata met derden wordt gedeeld door banken. Is het mogelijk om klanten meer inzicht te geven in de data die een bank nu bezit? Daarnaast vragen zij in hoeverre het mogelijk is om bijvoorbeeld een verbod tot het delen van deze informatie af te kondigen, wanneer door de consument geen uitdrukkelijke toestemming is gegeven. Ook stelt de rapportage dat dankzij PSD2 derde partijen zich kunnen positioneren tussen de bank en de consument. De leden van de fractie van de PvdA vragen zich af welke toezichthouder hierop zal gaan toezien.

Ten aanzien van de robuustheid en de veiligheid van het betalingssysteem roept de rapportage ook nog enkele vragen op bij de leden van de PvdA-fractie. Zo vragen deze leden zich af in welke mate het MOB in overleg treedt met andere partijen zoals de AIVD of het Ministerie van Veiligheid en Justitie om te waarborgen dat het betalingssysteem beschermd blijft tegen bijvoorbeeld schadelijke DDoS-aanvallen.

Verder merken de leden van de PvdA-fractie wat betreft de veiligheid van het betalingssysteem dat er, ondanks het relatief lage aantal falsificaten in Nederland, er in de laatste drie jaar wel een enorme stijging van falsificaten waar te nemen is. Deze leden vragen of er iets te zeggen valt over mogelijke redenen hiervoor en welk percentage van deze falsificaten uit Nederland komt. Deze leden vragen hoe bijvoorbeeld wordt gedacht over het gebruik van contant geld gemaakt van polymeren in plaats van papier. Polymeren worden in toenemende mate gebruikt buiten de eurozone omwille van veiligheid en duurzaamheid. In dat licht ziet de PvdA-fractie ook de voordelen van het contactloos betalen. Het vergemakkelijkt en versnelt de betalingen van consumenten. Toch vragen deze leden zich af of het contactloos betalen tot meer veiligheidsrisico’s leidt.

De ECB besloot de uitgifte van het 500 euro biljet te stoppen, de leden van de PvdA juichen dit toe. Het 500 euro biljet wordt zelden gebruikt om legaal mee te betalen en ontwikkelde zich tot internationale drugsvaluta. Is er ook overwogen de uitfasering van het 500 euro biljet aan te grijpen voor de opsporing van criminelen? Worden 500 euro biljetten die uit de omloop worden gebracht geanalyseerd op herkomst? Proberen politie en Openbaar Ministerie dit momentum aan te grijpen om witgewassen of anderszins crimineel geld op te sporen? Zo nee, waarom niet?

Ten aanzien van beschikbaarheid en toegankelijkheid van het betalingssysteem voor consumenten hebben de leden van de PvdA-fractie ook nog een aantal vragen.

De leden van de PvdA-fractie zien het als een positieve ontwikkeling dat de sector zelf initiatieven opzet om gezamenlijke geldautomaten te installeren om zo de toegankelijkheid van het betaalsysteem te waarborgen. Wel merken deze leden op dat er in de afgelopen jaren een enorme afname te zien is van het aantal bankkantoren. Deze leden vragen in hoeverre de Minister de zorg deelt dat dit ten koste gaat van met name consumenten in dunner bevolkte regio’s die nog sterk afhankelijk zijn van het persoonlijke contact met een bank en welke afspraken hierover zijn gemaakt met de sector.

Ten aanzien van de toegankelijkheid voor consumenten stelt het rapport verder dat een derde van de meldingen van IBAN-discriminatie wordt veroorzaakt door discriminatie van Nederlandse IBANs in het buitenland. Kunnen de leden van de PvdA-fractie hieruit opmaken dat de andere twee derde IBAN-discriminatie betrof door Nederlandse banken of gaat het hier om een ander type IBAN-discriminatie? Ook vragen deze leden zich af hoe deze getallen zich verhouden tot de IBAN-discriminatie in andere landen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de jaarrapportage 2015 van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer en de begeleidende brief van het kabinet. De leden hebben daarover de volgende vragen.

In de eerste plaats verzoeken de leden van de SP-fractie het kabinet om voorafgaand aan het volgende algemeen overleg betalingsverkeer een appreciatie van de rapportage naar de Tweede Kamer te sturen. Het verzoek is om daarbij in te gaan op de resultaten van 2015 en de prioriteiten die gesteld zijn voor 2016 in relatie tot het kabinetsbeleid.

De leden van de SP-fractie constateren dat de bereikbaarheid van contant geld en geldautomaten, ondanks inspanningen om dit te voorkomen, opnieuw lichtelijk is gedaald. Kan het kabinet hier een verklaring voor geven, en daarbij aangeven hoeveel dorpen en woonkernen hierdoor getroffen werden, en welke? Welke initiatieven zijn er afgelopen jaar ontplooid om de bereikbaarheid van contant geld in krimpgebieden te garanderen en worden de gemaakte afspraken uit het Convenant Betalingsverkeer daarbij nagekomen? In hoeverre wordt dit proces bewaakt? Wordt er daarbij gerapporteerd aan het Ministerie van Financiën en DNB? Welke gemeenten kampen met de sterkste afname van de bereikbaarheid van contant geld? Wanneer kan de evaluatie van de pilot met geldautomaten in Zeeuws-Vlaanderen verwacht worden?

Volgens het MOB kan het gebruik van cash als toonbankbetaalmiddel in principe overgelaten worden aan de markt, maar kan bijsturen gewenst zijn, zo lezen de leden van de SP-fractie in de jaarrapportage. Kan het kabinet aangeven in welke gevallen bijsturen gewenst is en of er beleid ontwikkeld is om hieraan tegemoet te komen? Wordt er momenteel bijgestuurd in bepaalde gemeentes?

De leden van de SP-fractie vragen het kabinet of en hoeveel gevallen van fraude er geconstateerd zijn op het gebied van contactloos betalen, dat in opmars is. Houdt het MOB deze fraudegevallen bij?

De leden van de SP-fractie lezen in de jaarrapportage dat het MOB in het kader van het Convenant Betalingsverkeer de gezamenlijke initiatieven van banken en toonbankinstellingen steunt om zonder dwang uit te oefenen pinnen te bevorderen. De leden vragen of er in dit proces voldoende ruimte blijft bestaan voor burgers die liever met contant geld betalen en op welke wijze dit gegarandeerd wordt.

De leden van de SP-fractie vragen of en welke risico’s er verbonden zijn aan instant payments.

Kan het kabinet aangeven wanneer het onderzoek van het MOB naar het gebruik van betaalgegevens van klanten verwacht kan worden, zo vragen de leden van de SP-fractie.

De leden van de SP-fractie schrikken van het feit dat de fraude in het betalingsverkeer met 4% is toegenomen. Deze leden vragen welke stappen het kabinet gaat nemen om ervoor te zorgen dat deze fraudetoename teruggedrongen wordt.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de jaarrapportage Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer 2015 en willen daar graag nog enkele vragen over stellen.

De leden van de CDA-fractie spreken hun teleurstelling uit over het feit dat het percentage Nederlanders dat binnen vijf kilometer van een geldautomaat woont in 2015 is gedaald ten opzichte van 2014. Deze leden vragen of de inspanningen die het MOB op dit gebied levert daarmee wel voldoende effect hebben, waarom kan de 100% niet behaald worden? Deze leden vragen ook naar wanneer de uitkomsten van de pilot in Zeeuws-Vlaanderen met de Kamer gedeeld wordt. Deze leden constateren dat succes gewenst is, aangezien Zeeuws-Vlaanderen het gebied in Nederland is waar relatief veel plekken zijn waar er geen nabije geldautomaat is.

In het jaarverslag lezen de leden van de CDA-fractie niet meer dat er een bezwaar bij de ACM zou zijn wanneer banken onderling afspraken maken over de plaatsing van geldautomaten. Betekent dit dat de ACM op dit punt geen bezwaar meer maakt? Indien de ACM nog wel bezwaar maakt, vanwege bijvoorbeeld concurrentiebevordering, zouden deze leden het kabinet willen verzoeken deze bezwaren weg te nemen, aangezien geldautomaten in de ogen van deze leden een nutsfunctie hebben en dat marktwerking hier een ondergeschikt belang zou moeten hebben.

De leden van de CDA-fractie spreken hun zorg uit over het toegenomen aantal aangetroffen valse biljetten. Zij vragen het kabinet naar een verklaring. Tevens vragen deze leden of het steeds uitbrengen van nieuw ontworpen bankbiljetten door Eurosysteem juist niet zorg voor meer kans voor valsemunters, omdat voor het publiek moeilijk vast te stellen is of een biljet dat anders is dan men gewend was nieuw ontworpen is door Eurosysteem of door valsemunters.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de Jaarrapportage 2015 van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer.

Naar aanleiding van het genoemde punt brengen de leden van de PVV-fractie het volgende naar voren.

Allereerst merken de leden van de PVV-fractie op dat de Nederlandse banken in 2015 hebben aangekondigd dat zij binnen vier jaar direct betalen mogelijk willen maken. De leden van de PVV-fractie steunen dit voornemen en willen weten welke nieuwe infrastructuur hiervoor nodig is. Welke concrete plannen zijn de banken voornemens te treffen en welke kosten zal dit met zich meebrengen?

Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat uit de «Bereikbaarheid geldautomaten 2015» gebleken is dat het percentage Nederlanders dat binnen vijf kilometer van een bancaire geldautomaat woont iets is gedaald. De leden van de PVV-fractie vragen hoe dit komt. Wilt u tevens een opsomming geven van alle gebieden waar nog geen (niet-)bancaire geldautomaten aanwezig zijn? Welke maatregelen is het kabinet voornemens te treffen ten aanzien hiervan en ziet het kabinet iets in het inzetten van een postmobiel in gebieden waar geen tot weinig (niet-) bancaire geldautomaten aanwezig zijn?

Ten slotte stellen de leden van de PVV-fractie vast dat het aantal valse biljetten in 2015 met 37 procent ten opzichte van 2014 is toegenomen. De leden van de PVV-fractie vragen hoe dit komt en welke maatregelen het kabinet voornemens is te treffen ten aanzien hiervan, mede gelet op het gegeven dat het aantal aangeboden valse biljetten fors is toegenomen.

II Reactie van de Minister

Inleiding

Ik dank de leden van de verschillende fracties voor de vragen over mijn brief van 30 mei 2016 en de Jaarrapportage 2015 van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB). Hieronder geef ik antwoord. Voor de overzichtelijkheid zijn de vragen en antwoorden gegroepeerd aan de hand van de inhoudsopgave van de MOB Jaarrapportage.

  • 1. Algemeen;

  • 2. Europese ontwikkelingen;

  • 3. Maatschappelijke efficiency;

  • 4. Toegankelijkheid en bereikbaarheid;

  • 5. Veiligheid.

1. Algemeen

De leden van de VVD-fractie vragen zich af of de samenstelling van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB) nog wel representatief is. De leden stellen dat FinTech-bedrijven een steeds belangrijkere rol spelen in het betalingsverkeer en daarom ook vertegenwoordigd moeten worden in het MOB.

In het MOB nemen tal van partijen deel om de maatschappelijke efficiëntie van het betalingsverkeer te bevorderen. DNB vervult het voorzitterschap en het secretariaat van het MOB. Het Ministerie van Financiën en het Ministerie van Economische Zaken nemen als waarnemer deel aan de MOB-vergaderingen.

Zowel aanbieders als gebruikers van het betalingsverkeer zijn vertegenwoordigd in het MOB.1 De aanbodzijde wordt vertegenwoordigd door de Betaalvereniging Nederland (Betaalvereniging) en de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB). Via de NVB en de Betaalvereniging zijn naast traditionele partijen ook nieuwe innovatieve marktpartijen vertegenwoordigd die zich specifiek op FinTech betaaldiensten richten. De leden van de Betaalvereniging zijn naast kredietinstellingen (banken) namelijk ook elektronischgeldinstellingen en betaalinstellingen. Hieronder bevinden zich ook innovatieve FinTech betaaldienstverleners zoals Buckaroo en PaySquare.2 Overigens worden FinTech-ondernemingen indirect ook via DNB in het MOB vertegenwoordigd in de samen met de Autoriteit Financiële Markten (AFM) opgezette InnovationHub.3 Hierin wordt met nieuwe en bestaande innovatieve marktpartijen gesproken over vraagstukken op het gebied van financiële innovatie en regulering.

De leden van de SP-fractie vragen of ik voorafgaand aan het volgende algemeen overleg betalingsverkeer een appreciatie van de rapportage naar de Tweede Kamer kan sturen.

Zoals gebruikelijk zal ik uw Kamer de volgende jaarrapportage van het MOB toesturen. Deze zal ik vergezellen van een appreciatie van de behaalde resultaten en de prioriteiten van het komende jaar.

2. Europese ontwikkelingen

Het Nederlandse betalingsverkeer in de Single Euro Payments Area

De leden van de VVD-fractie vragen zich af wat de tijdelijkheid van de IBAN-omnummertool precies betekent. Deze leden stellen dat nog steeds de behoefte bestaat om de IBAN-omnummertool in stand te houden.

Volgens informatie van de Betaalvereniging waren er op 1 mei 2016 ruim 26.000 IBAN-omnummertool applicaties geïnstalleerd op smartphones en tablets. Desalniettemin is het gebruik van de IBAN-omnummertool het afgelopen halfjaar geleidelijk gedaald. Het gebruik lijkt zich nu te stabiliseren. Het MOB heeft in het Voorjaarsoverleg van 31 mei 2016 besloten om het aantal gebruikers van de IBAN-omnummertool te blijven volgen en in mei 2017 te beoordelen of de IBAN-omnummertool al dan niet zou moeten worden gecontinueerd.

De leden van de VVD-fractie vragen of het gebruik van korte rekeningnummers door goede doelen, zoals bijvoorbeeld Giro555, gehandhaafd blijft. Daarnaast vragen deze leden of er een permanente regeling kan komen voor gebruik van korte rekeningnummers en of het mogelijk is het gebruik van korte rekeningnummers op Europees niveau te reguleren.

Op verzoek van goede doelen-organisaties zullen banken de faciliteit voor het gebruik van korte rekeningnummers van goede doelen vooralsnog handhaven. DNB heeft aangekondigd dat zij (vooralsnog) geen prioriteit zal geven aan handhaving van de SEPA Verordening voor wat betreft het gebruik van IBAN voor korte rekeningnummers. Via de Betaalvereniging zijn banken in gesprek met brancheorganisatie Goede Doelen Nederland om binnen de van toepassing zijnde wet- en regelgeving gezamenlijk te zoeken naar alternatieve mogelijkheden voor een makkelijk en soepel donatieproces. Europese regelgeving inzake korte rekeningnummers voor goede doelen vereist een aanpassing van de SEPA-verordening, daar waar het doel van SEPA nu juist is om één geïntegreerde Europese betaalmarkt te realiseren. In andere Europese lidstaten komen korte rekeningnummers bovendien vrijwel niet voor: voor een aanpassing van de verordening op dit punt verwacht ik geen tot weinig draagvlak.

De leden van de PvdA-fractie vragen of het juist is dat het in tweederde van de gevallen van IBAN-discriminatie gaat om Nederlandse banken of om een ander type IBAN-discriminatie. Verder willen de leden van de PvdA-fractie weten hoe deze getallen zich verhouden tot de IBAN-discriminatie in andere landen.

IBAN-discriminatie komt in vrijwel alle EU-landen voor. De precieze getallen van IBAN-discriminatie in Nederland in verhouding tot andere EU-landen is niet bekend. Vaak gaat het om incassanten (bedrijven en andere organisaties) – en niet banken – die IBAN-discriminatie plegen door in het betalingsverkeer de acceptatie van een IBAN uit een ander land te weigeren. Bij het Meldpunt IBAN-discriminatie van het MOB zijn ruim 250 klachten van particulieren en bedrijven bekend die hinder ondervinden. DNB treedt hierin bemiddelend op. De Europese Commissie heeft in 2015 aangekondigd om bij circa 10 landen (Nederland is niet aangeschreven) een vooronderzoek te starten naar IBAN-discriminatieklachten en in hoeverre deze worden verholpen.

Nieuwe Europese regelgeving en initiatieven Europese Commissie

De leden van de VVD-fractie vragen waarom de Tweede Kamer niet betrokken is bij de implementatie van de Interchange Fee Verordening en wat er in Nederland is geregeld in relatie tot die verordening. Deze leden vragen verder of de Minister bereid is om de ontwikkelingen van de verschillende vergoedingen in Nederland de komende tijd te monitoren en de Tweede Kamer daarover te informeren.

De implementatie van de Interchange Fee verordening vindt plaats met een algemene maatregel van bestuur, te weten het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten en het Besluit doorberekening kosten ACM in verband met de uitvoering en handhaving van verordening (EU) nr. 2015/751 (betreffende afwikkelingsvergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties). Aangezien het gedelegeerde wetgeving op grond van een verordening betreft, wordt deze niet (afzonderlijk) voorgelegd aan de Tweede Kamer. De ontwerpamvb is openbaar via internet geconsulteerd. Onlangs is het ontwerpbesluit ter advisering aangeboden aan de Afdeling advisering van de Raad van State. In Nederland zullen drie toezichthouders worden belast met het toezicht op verschillende artikelen in de verordening, namelijk DNB (artikel 7, samen met de ACM), de AFM (artikel 8, tweede lid, artikel 9 en 12) en de ACM op de overige artikelen. De ACM zal onder meer worden belast met het toezicht op de hoogte van de afwikkelvergoedingen in Nederland. In dit kader is het aan de ACM of, en zo ja, hoe zij gaat communiceren over de ontwikkelingen van de hoogte van de afwikkelvergoedingen in Nederland. Daarnaast wil ik wijzen op de evaluatiestudie die de Europese Commissie zal uitvoeren om de effecten van de Interchange Fee verordening op onder meer de hoogte van de afwikkelvergoedingen en de concurrentie in het betalingsverkeer te onderzoeken. De resultaten hiervan worden in 2019 verwacht. In deze studie zal ook aandacht worden besteed aan de effecten van de verordening in Nederland.

De leden van de PvdA-fractie vragen welke toezichthouder toe gaat zien op nieuw toetredende derde partijen op grond van PSD2.

Het wetsvoorstel ter implementatie van de PSD2-richtlijn is van 17 november 2016 tot 15 december 2016 openbaar via internet geconsulteerd. Ingevolge het wetsvoorstel worden DNB, de AFM en de ACM aangewezen als toezichthouders op de naleving van de regelgeving ter implementatie van PSD2. DNB is aangewezen als vergunningverlener voor alle betaaldienstverleners, inclusief de nieuw toetredende derde partijen. Daarnaast gaat DNB toezicht houden op de naleving van de regels over de veiligheid. Dat ziet op toegang van betaaldienstverleners, waaronder dus ook nieuw toetredende partijen, tot betaalrekeningen van betaaldienstgebruikers in het kader van de in PSD2 nieuw gereguleerde betaaldiensten.

De leden van de VVD-fractie informeren voorts naar het gereed komen van de onderzoeken naar de mogelijkheden van nummerbehoud en -portabiliteit alsmede naar het onderzoek naar het verbeteren van de overstapservice. Zij vragen wanneer vervolgacties worden genomen en wanneer de Tweede Kamer daarover wordt geïnformeerd. Deze leden willen verder weten welke mogelijkheden het opheffen van de nummerpools van Nederlandse banken biedt voor nummerportabiliteit en, hoe het gebruik van aliassen (zoals telefoonnummers of e-mailadressen) kan bijdragen aan nummerportabiliteit.

Bij brief van 7 juli 2016 heb ik een vijftal onderzoeken naar nummerportabiliteit en overstappen naar een andere betaalrekening aan de Tweede Kamer aangeboden. In die brief heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van die onderzoeken en heb ik mijn visie daarop met de Tweede Kamer gedeeld. Over de vervolgacties en de relatie tussen het gebruik van aliassen en nummerportabiliteit heb ik u op 2 februari jl. geïnformeerd.4 Ik kan hieraan toevoegen dat het eventueel opheffen van nummerpools (voorraden van aan banken toegewezen unieke rekeningnummers) geen nadere mogelijkheden biedt voor de invoering van nummerportabiliteit. Het MOB zal in 2017 een onderzoek uitvoeren naar de (on)mogelijkheden en risico’s van het gebruik van aliassen in het (hele) Nederlandse betalingsverkeer. Op basis van dit onderzoek kunnen lessen worden getrokken die ook met andere Europese landen worden gedeeld. DNB zal dit onderzoek coördineren.

3. Maatschappelijke efficiency

Instant payments in Nederland vanaf 2019

De leden van de VVD-fractie vragen wat de EU doet op het gebied van Instant Payments en willen daarnaast weten in hoeverre ten aanzien hiervan een versnelling kan plaatsvinden. Ook vragen de leden van de PVV-fractie welke nieuwe infrastructuur nodig is voor de mogelijkheid van direct betalen binnen Nederland, welke concrete plannen de banken hebben en welke kosten dit met zich meebrengt. Tot slot vragen de leden van SP-fractie welke risico’s verbonden zijn aan Instant Payments.

Instant payments (IP) betekent een fundamentele vernieuwing in de afhandeling van het betalingsverkeer. Hiervoor zijn aanpassingen nodig in de hele betaalinfrastructuur die bestaat uit systemen bij individuele banken en bij clearingorganisaties (verrekening), interbancaire afspraken over de verwerking van transacties en de settlement.

Ook op Europees niveau wordt gewerkt aan de introductie van IP. Op verzoek van de Euro Retail Payments Boards (ERPB) heeft de European Payments Council (EPC), het coördinerende orgaan van de Europese banken, het «Sepa Instant Credit Transfer Scheme» ontwikkeld. Dit is een set van interbancaire afspraken en procedures over de verwerking van en het berichtenverkeer rond IP. In november 2016 publiceerde de EPC hiertoe het «SEPA Instant Credit Transfer Scheme Rulebook», dat de standaard wordt voor alle IP betalingen in Euro. Nederland doet hier aan mee, zodat IP naar andere landen in Europa mogelijk worden. Deelname door betaaldienstverleners aan dit nieuwe Rulebook is vrijwillig. Naar verwachting zal het SEPA Instant Credit Transfer Scheme in november 2017 in werking treden en zullen vanaf dan de eerste betalingstransacties volgens dat schema verwerkt kunnen worden. Daarnaast hebben de Europese clearinghuizen op verzoek van de ECB hun verwachtingen ten aanzien van settlement van en risicomanagement voor IP geformuleerd. De ECB onderzoekt de mogelijkheden voor settlement in centrale bankgeld. Op deze sectorbrede ontwikkelingen zullen individuele banken hun eigen systemen moeten aanpassen. Gezien de veelheid en de onderlinge samenhang van de werkzaamheden in Europees verband lijkt versnelling daarvan niet haalbaar.

Nederlandse banken zijn al in 2015 gezamenlijk een project voor IP gestart. Daartoe hebben zij inmiddels productvoorwaarden gedefinieerd, hun vereisten voor clearing en settlement vastgesteld en clearingorganisaties geselecteerd. Hiermee hebben zij zich reeds zoveel mogelijk geconformeerd aan de boven-geschetste Europese ontwikkelingen. De planning is dat de bouw van de systemen bij de banken en de clearingorganisaties in 2017 begint, met als doel dat deze vanaf mei 2019 in Nederland operationeel zijn. De Nederlandse banken zullen op dat moment in beginsel alle soorten betalingen over deze infrastructuur kunnen verwerken. De kosten hiervan lopen per bank uiteen en kunnen, omwille van vertrouwelijkheid, niet bekend worden gemaakt.

De risico’s van IP zijn in Nederland door de Betaalvereniging en de banken zelf geïnventariseerd, en in Europees verband door de ERPB en de EPC. Op internationaal niveau heeft de Bank voor Internationale Betalingen (BIS) in november 2016 een uitgebreid rapport over IP gepubliceerd.5 Zij constateert dat IP geen nieuwe risico’s opleveren voor het retailbetalingsvekeer. De belangrijkste bestaande risicocategorieën zijn juridisch, krediet-, liquiditeit- en operationeel risico. De risico’s lopen uiteen tussen de verschillende partijen die bij IP betrokken zijn. Een voorbeeld betreft een liquiditeits- of kredietrisico. Bij IP wordt het door de betaler overgeboekte bedrag vrijwel direct op de rekening van de ontvanger bijgeschreven. De daadwerkelijke verrekening («settlement») tussen de bank van de betaler en die van de ontvanger vindt later plaats. Dit is het gevolg van de werking van TARGET2, het betalingssysteem dat binnen het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) wordt gebruikt voor eurobetalingen binnen de EU. TARGET2 is niet op ieder moment, maar alleen tijdens kantooruren beschikbaar. Door de ECB worden in dat kader eisen gesteld om het eventuele liquiditeits- of kredietrisico af te dekken. Daarnaast stellen IP hoge eisen aan de beschikbaarheid van de onderliggende betaalinfrastructuur bij betaaldienstverleners. De systemen moeten voldoende robuust zijn. Dit raakt aan operationele risico’s.

Digitale identiteitsstelsels in ontwikkeling

De leden van de VVD-fractie willen weten hoe de Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de uitkomsten van het gesprek tussen de Betaalvereniging Nederland en het Ministerie van Binnenlandse Zaken met betrekking tot de interoperabiliteit van de diverse digitale identiteitsstelsels.

De Tweede Kamer wordt regelmatig op de hoogte gebracht van de voortgang van met betrekking tot digitale identiteitsstelsels (eID). Op 21 december 2016 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uw Kamer schriftelijk geïnformeerd over de voortgang van het programma eID.6 Daarnaast vond op 18 januari jl. een Algemeen Overleg plaats met de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken over digitale infrastructuur en eID (Kamerstuk 26 643, nr. 443). Gesprekken tussen het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Betaalvereniging Nederland over onder meer interoperabiliteit vinden primair plaats in het bredere kader van de ontwikkeling van de uniforme set van eisen (de toekomstige aansluitvoorwaarden BSN-K).7 Het concept van de uniforme set van eisen wordt momenteel openbaar via internet geconsulteerd.8 De uitkomsten van deze consultatie – die ook betrekking kunnen hebben op interoperabiliteitsissues – worden meegenomen bij een volgende versie van de uniforme set van eisen. Deze wordt te zijner tijd met de Tweede Kamer besproken.

4. Toegankelijkheid en bereikbaarheid

Toekomstvisie contant geld

Het MOB laat het aan de markt over of en in hoeverre cash als toonbank-betaalmiddel gebruikt blijft worden, maar geeft tevens aan dat bijsturen kan gewenst zijn. De leden van de SP-fractie vragen of het kabinet kan aangeven in welke gevallen bijsturen gewenst is. Verder willen zij weten of er momenteel in bepaalde gemeentes wordt bijgestuurd. Ten aanzien van de gezamenlijke initiatieven van banken en toonbankinstellingen om pinnen te bevorderen vragen de leden van de SP-fractie zich af of er voldoende ruimte blijft bestaan voor burgers die liever met contant geld betalen. Zij willen daarnaast weten op welke wijze wordt gegarandeerd dat met cash geld betaald kan worden.

In het rapport «Visie op de rol van contant geld als toonbankbetaalmiddel»9 staan aanbevelingen over het accepteren van contant geld, die het MOB heeft overgenomen. Bijsturing kan gewenst zijn in situaties waarin contante betaling wordt geweigerd, terwijl men voor een soortgelijk product of soortgelijke dienst in de praktijk niet bij een andere aanbieder terecht kan die wel contant geld accepteert (lokale monopolies). In de MOB Bereikbaarheidsmonitor 2016 (bijlage bij Kamerstuk 27 863, nr. 70) is nader aandacht besteed aan de acceptatie van contant geld (p. 45–49).10 Lokale monopolies acht het MOB in beginsel onredelijk bezwarend voor het publiek. MOB-partijen hebben toegezegd de aanbevelingen in eigen kring te zullen uitdragen. Het MOB heeft daarnaast aangegeven de acceptatie van contant geld periodiek te zullen blijven monitoren. Ik heb er derhalve vertrouwen in dat burgers ook in de toekomst met contant geld kunnen blijven betalen.

Toegankelijkheid en bereikbaarheid

De leden van de fracties van de VVD, het CDA en de PVV vragen naar de achtergrond van de daling van het percentage Nederlanders dat binnen vijf kilometer (hemelsbreed) van een bancaire geldautomaat woont ten opzichte van 2014. De leden van de SP-fractie vragen om een verklaring voor de lichte daling van de bereikbaarheid van contant geld en geldautomaten. De leden van de VVD-fractie willen weten waar in Nederland de afname heeft plaatsgevonden. Zij vragen verder in hoeverre er op deze plek is gezorgd voor alternatieven (bijvoorbeeld extra geld pinnen in de supermarkt) en als niet voor alternatieven is gezorgd, waarom niet. De leden van de PVV-fractie vragen om een opsomming van alle gebieden waar nog geen (niet-)bancaire geldautomaten aanwezig zijn. De leden van de SP-fractie vragen ook hoeveel dorpen en woonkernen hierdoor getroffen werden en welke. Verder willen deze leden weten welke gemeenten met de sterkste afname van de bereikbaarheid van contant geld kampen.

De bereikbaarheid van bancaire geldautomaten is gedaald van van 99,59% naar 99,53%. Dit heeft volgens de Betaalvereniging een aantal oorzaken. Ten eerste is de vraag van consumenten naar contant geld gedaald, waardoor zowel het aantal geldopnames uit geldautomaten als de totale waarde ervan relatief sterk is afgenomen. Verder stijgen de kosten voor het exploiteren van een geldautomaat, omdat steeds strengere beveiligingseisen worden gesteld aan de locaties van geldautomaten. Ook de vrees voor plofkraken speelt volgens de Betaalvereniging een rol bij de keuze van banken om bepaalde geldautomaten te sluiten. Tot slot kiezen banken voor het weghalen van geldautomaten als bezuinigingsmaatregel.

De MOB Bereikbaarheidsmonitor 2016 (blz. 14) laat zien dat bij hantering van postcodes het percentage Nederlanders dat binnen vijf kilometer (hemelsbreed) van een bancaire geldautomaat woont, tussen 2014 en 2015 vrijwel stabiel is gebleven (99,72% in 2014 en 99,71% in 2015). Wanneer ook de niet-bancaire geldautomaten in beschouwing worden genomen, blijkt dat tussen 2014 en 2016 het percentage Nederlanders dat binnen vijf kilometer (hemelsbreed) van een geldautomaat woont, fractioneel is afgenomen van 99.79% in 2014 tot 99,76% in 2016. In welke postcodegebieden de afname van het aantal bancaire automaten heeft plaatsgevonden is te zien op de kaart op p. 28 van de Tussenrapportage bereikbaarheid van geldautomaten 2015 van het MOB van 24 juni 2015.11 Het gaat dan om de postcodegebieden 1766 (Wieringerwaard, Nood-Holland), 4521 en 4569 (Biervliet en Graauw, Zeeland), 5766 en 5856 (Griendtsveen en Wellerlooi, Limburg), en 9944 (Niewolda, Groningen). Het midden van deze postcodegebieden beschikte eind maart 2014 nog wel over een geldautomaat, maar eind maart 2016 niet meer. In twee van deze zes postcodegebieden is een oplossing gevonden met een geldservicepunt (Biervliet) en de plaatsing van een geldautomaat (Graauw). Verder is op deze kaart te zien in welke gebieden nog geen (niet-)bancaire geldautomaten aanwezig zijn. Het gaat dan om 253 postcodegebieden, met in totaal minder dan 2.500 huishoudens en ongeveer 6.500 inwoners. De afname van de bereikbaarheid van contant geld is het grootst in de kleinere plattelands-gemeenten; daar waar het aantal winkels in het straatbeeld beperkt is.

Het landelijk Meldpunt Bereikbaarheid van het MOB is in het leven geroepen in het kader van de Werkafspraak Bereikbaarheid. De klachten die hier zijn ingediend hebben volgens de Bereikbaarheidsmonitor 2016 geen betrekking op de gebieden die buiten de hemelsbrede vijf kilometernorm vallen (de norm dat elke inwoner van Nederland binnen een straal van vijf kilometer contant geld moet kunnen pinnen). Daaruit valt te concluderen dat in die gebieden voldoende alternatieven zijn om te voorzien in de behoefte aan contant geld, bijvoorbeeld vanwege de mogelijkheid om bij lokale winkels kosteloos contant geld te pinnen.

De leden van de SP-fractie vragen welke initiatieven de afgelopen jaren zijn ontplooid om de bereikbaarheid van contant geld in krimpgebieden te garanderen en of de gemaakte afspraken uit het Convenant Betalingsverkeer daarbij worden nagekomen. Deze leden vragen hoe dit proces wordt bewaakt en of daarbij wordt gerapporteerd aan het Ministerie van Financiën en DNB. De leden van de VVD, CDA en SP vragen wanneer de Tweede Kamer kan worden geïnformeerd over de uitkomsten van de pilot in Zeeuws-Vlaanderen. De leden van de CDA-fractie vragen of de inspanningen die het MOB op dit gebied levert wel voldoende effect hebben en waarom de 100% niet behaald kan worden. De leden van de PVV-fractie vragen welke maatregelen het kabinet voornemens is te treffen voor gebieden waar geen of weinig (niet-)bancaire geldautomaten aanwezig zijn. Zij vragen of het kabinet iets ziet in het inzetten van een postmobiel in deze gebieden.

Om contant geld in krimpgebieden «toegankelijk» te houden, is door de Betaalvereniging en enkele grootbanken een pilot met geldautomaten in Zeeuws-Vlaanderen uitgevoerd. Het doel hiervan was om oplossingen te vinden voor gebieden waar gelduitgiftepunten schaars zijn. De pilot is begin 2016 afgerond en de uitkomsten zijn in het MOB-Voorjaarsoverleg 2016 besproken. Voorts is de pilot in de Bereikbaarheidsmonitor 2016 en de naar aanleiding daarvan genomen maatregelen toegelicht.

De toegankelijkheid en bereikbaarheid van geldautomaten wordt periodiek door het MOB gemonitord. Volgens de Bereikbaarheidsmonitor 2016 doen zich op dit punt geen knelpunten voor die om extra maatregelen vragen. Gelet op de uitkomsten van de pilot en de naar aanleiding hiervan ingerichte processen ben ik van mening dat er geen additionele actie op dit punt vanuit de overheid nodig is. Weliswaar is, zowel in 2015 als in 2016, sprake van een fractionele daling van het percentage Nederlanders dat binnen vijf kilometer van een bancaire geldautomaat woont. De door de sector naar aanleiding van de pilot ingerichte processen om lokale knelpunten te voorkomen, alsook de inspanningen van het MOB, geven mij het vertrouwen dat deze voldoende worden ondervangen. Daarbij volgt uit de Bereikbaarheidsmonitor 2016 dat de bij het MOB ingediende klachten over de bereikbaarheid van geldautomaten geen betrekking hebben op gebieden die buiten de vijf kilometer norm liggen. Hierbij merk ik op dat de landelijke dekking van geldautomaten nooit 100% is geweest. Ik constateer derhalve dat er geen aanleiding is voor het treffen van aanvullende maatregelen.

Ten aanzien van de mogelijkheid van het inzetten van een postmobiel in gebieden waar geen tot weinig (niet)-bancaire geldautomaten aanwezig zijn, merk ik op dat de Kamer hierover eerder per brief is geïnformeerd.12 Daarin is aangegeven dat vraagtekens gezet kunnen worden bij de haalbaarheid van een rijdende bus met pinautomaat aan boord. Om veiligheidsredenen zou de bus gepantserd moeten zijn en zou er gekwalificeerd personeel aanwezig moeten zijn. Dit zou het aanbieden van een rijdende pinautomaat te kostbaar maken.

De leden van de CDA-fractie vragen of de Autoriteit Consument en Markt (ACM) geen bezwaar meer maakt tegen onderlinge afspraken van banken over de plaatsing van geldautomaten. Als de ACM daartegen nog wel bezwaar maakt, verzoeken deze leden het kabinet deze bezwaren weg te nemen, aangezien geldautomaten volgens deze leden een nutsfunctie hebben en marktwerking hier van ondergeschikt belang zou moeten zijn.

De ACM geeft in haar zienswijze van eind 2014 over de pilot Zeeuws-Vlaanderen aan in hoeverre de sector de bereikbaarheid van contant geld voorzieningen in landelijke gebieden op peil kan houden, zonder dat dit leidt tot een beperking van de mededinging. Deze zienswijze is ook uiteengezet in de Bereikbaarheidsmonitor 2016. Volgens de zienswijze mogen banken bij toerbeurt en gecoördineerd door de Betaalvereniging samenwerken bij het plaatsen van een geldautomaat in «witte vlekken» (op basis van de vijf kilometernorm), zoals beschreven in de opzet van de pilot. De mededingingsregels staan het niet toe dat banken gezamenlijk afspraken maken over het weghalen van geldautomaten uit omliggende gebieden. Consumenten in die gebieden zouden in dat geval geconfronteerd worden met minder aanbod en keuze, als gevolg van een gezamenlijk besluit van banken. De mededingingsregels bieden banken ruimte om in probleemgebieden via de Betaalvereniging afspraken te maken over de plaatsing van een geldautomaat. De Betaalvereniging heeft daarbij een monitorende rol om na te gaan of het veranderen van de locaties van geldautomaten leiden tot nieuwe «witte vlekken». Ik zie geen aanleiding om de ACM te vragen haar zienswijze te heroverwegen.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat er in de afgelopen jaren een enorme afname te zien is van het aantal bankkantoren. Deze leden vragen in hoeverre de Minister de zorg deelt dat dit ten koste gaat van met name consumenten in dunner bevolkte regio’s die nog sterk afhankelijk zijn van het persoonlijke contact en welke afspraken hierover zijn gemaakt met de sector.

Het aantal bankkantoren is de afgelopen jaren fors gedaald. Waren er in 2009 nog ruim 3.000 bankkantoren, op dit moment zijn het er nog circa 1.700. Volgens de Bereikbaarheidsmonitor 2016 zal het aantal bankkantoren blijven afnemen. Tegelijkertijd laten elektronisch betalen aan de toonbank, internet- en mobielbankieren juist een stijgende trend zien. Geconcludeerd wordt dat de toegankelijkheid en bereikbaarheid nauwelijks knelpunten opleveren. Steeds minder mensen bezoeken bankkantoren. Daarnaast hebben de partijen die zijn vertegenwoordigd in het MOB, de VNG en de Landelijke Vereniging voor Kleine Kernen (LVKK) middels de Werkafspraak Bereikbaarheid afspraken gemaakt over hoe zij gezamenlijk knelpunten (voor zover die er zijn) op het gebied van bereikbaarheid van het betalingsverkeer oplossen. Hiermee worden voldoende waarborgen geboden voor de bereikbaarheid en toegankelijkheid van contant geldvoorzieningen voor consumenten in dunner bevolkte gebieden.

5. Veiligheid

Gebruik van betaalgegevens en privacy

De leden van de SP-fractie vragen wanneer het onderzoek van het MOB naar het gebruik van betaalgegevens van klanten verwacht kan worden. De leden van de VVD-fractie vragen hoe de discussie verder gaat over het onderzoek van het MOB naar het draagvlak bij consumenten voor het gebruik van betaalgegevens door banken.

Ik heb de Tweede Kamer in mijn brief van 21 april 2016 over het betreffende onderzoek van het MOB geïnformeerd.13 In die brief heb ik aangegeven dat het MOB een nadere verkenning zal uitvoeren naar de mogelijke impact van nieuwe wetgeving, zoals de PSD2-richtlijn, op het gebruik van betaalgegevens. Deze heeft inmiddels plaatsgevonden. De belangrijkste bevindingen van deze verkenning zijn onder meer dat vooralsnog geen reden is voor zorgen over het gebruik van betaalgegevens en privacy van rekeninghouders nu dit met de implementatiewet van de PSD2-richtlijn en de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) wordt geregeld.

De leden van de PvdA-fractie willen weten in hoeverre er op dit moment betaaldata met derden worden gedeeld door banken. Verder vragen deze leden of het mogelijk is om klanten meer inzicht te geven in de data die een bank nu bezit en in hoeverre het mogelijk is om bijvoorbeeld een verbod tot het delen van deze informatie af te kondigen, in het geval door de consument daarvoor geen uitdrukkelijke toestemming is gegeven.

Mij is niet bekend of en zo ja in hoeverre er op dit moment betaaldata door banken gedeeld worden met derden. Het is aan individuele banken om op verzoek van klanten inzicht te geven in de gegevens die de bank van klanten heeft. Het recht op inzage in de van een persoon verwerkte persoonsgegevens en de verplichting van een verwerker om hieraan te voldoen zijn geregeld in de Wet bescherming persoonsgegevens (artikel 35). Banken, maar ook andere financiële instellingen, moeten voldoen aan de geldende wet- en regelgeving op het gebied van privacy en vanaf 25 mei 2018 ook aan de AVG. Een belangrijke verandering onder de AVG is dat daarin nadere voorwaarden worden gesteld voor toestemming als grondslag voor gegevensverwerking. De verwerkingsverantwoordelijke, in dit geval een bank, moeten dan kunnen aantonen dat de betrokken klant toestemming heeft gegeven voor de verwerking van zijn persoonsgegevens. Daarnaast moet de toestemming duidelijk worden onderscheiden van toestemming voor andere aangelegenheden en moet het intrekken van de toestemming even eenvoudig zijn als het geven daarvan. Hoewel het ook nu al niet is toegestaan om betaaldata te delen zonder uitdrukkelijke toestemming van de betrokkene, wordt het toestemmingsvereiste onder de AVG versterkt. Aangezien de AVG vanaf 25 mei 2018 rechtstreeks zal werken in de Nederlandse rechtsorde, is geen aanvullende regelgeving in de vorm van een verbod op het zonder toestemming delen van persoonsgegevens nodig. Tenslotte merk ik op dat ook de PSD2-richtlijn toestemming van de rekeninghouder eist voor het verlenen van toegang van derde partijen tot betaalgegevens van de betreffende rekeninghouder. Zonder deze toestemming mag een bank een derde partij geen toegang verlenen tot betaalrekeningen van klanten. Daarnaast mag de derde partij de gekregen betaalgegevens alleen gebruiken voor het doel van het aanbieden van betaalinitiatie- of rekening-informatiediensten.

Fraude in het girale betalingsverkeer

De leden van de VVD-fractie en van de SP-fractie stellen vast dat de fraude in het betalingsverkeer in 2015 met 4% is toegenomen. De leden van de SP-fractie willen weten hoe het kabinet gaat zorgen voor het terugdringen van deze fraudetoename. De leden van de VVD-fractie vragen welk deel van het toegenomen aantal fraudegevallen wordt veroorzaakt door contactloos betalen. Zij willen weten of het MOB bereid is dit te monitoren. De leden van de PvdA-fractie vragen of het contactloos betalen tot veiligheidsrisico’s leidt. De leden van de SP-fractie vragen hoeveel gevallen van fraude er geconstateerd zijn op het gebied van contactloos betalen en of het MOB deze fraude gevallen bijhoudt. De leden van de VVD-fractie vragen hoeveel van het fraudebedrag van € 17,9 miljoen door de banken (direct) is uitgekeerd aan de gedupeerden en wat het resterende bedrag is dat niet is uitgekeerd.

Cijfers van de Betaalvereniging laten zien dat de totale schade in het betalingsverkeer als gevolg van fraude is gedaald van 81,8 miljoen euro in 2012, naar 33,3 miljoen in 2013, naar 17,3 miljoen in 2014, naar 17,9 miljoen in 2015 en naar 4,7 miljoen euro in de eerste helft van 2016. Op basis van deze substantiële daling van de schade concludeer ik dat banken er steeds beter in slagen om fraude in het betalingsverkeer tijdig te detecteren en te voorkomen.

Volgens informatie van de Betaalvereniging zijn tot nu toe geen gevallen bekend van fraudeschade als gevolg van «contactloos zakkenrollen» via een contactloze betaalpas. Zie in dat kader ook mijn eerdere antwoorden op Kamervragen van het lid Krol (50Plus).14 Eén van de kerntaken van het MOB is het monitoren van de veiligheid van het betalingsverkeer en van het maatschappelijk vertrouwen in het betalingsverkeer. In haar Visie 201615 geeft het MOB aan dat contactloos betalen veilig is en dat zij de ervaringen met contactloos betalen nauwlettend volgt.

Voor wat betreft fraude met internetbankieren houden de banken sinds 2015 via de Betaalvereniging en de NVB gezamenlijk bij welk deel van de directe fraudeschade aan gedupeerden is vergoed. Het totale schadebedrag als gevolg van fraude met internetbankieren bedroeg in 2015 3,7 miljoen euro. In de eerste helft van 2016 is deze schade volgens de Betaalvereniging met 82% gedaald tot 148.000 euro. Banken vergoeden in vrijwel alle gevallen de schade. Volgens informatie van de Betaalvereniging is van de 3,7 miljoen euro in 2015 40.000 (1,1%) niet vergoed, omdat die schade te wijten was aan grove nalatigheid van de klant.

Bankbiljetten

De leden van zowel de fracties van de PvdA, het CDA als de PVV willen weten wat de redenen zijn van de stijging van het aantal valse bankbiljetten dat in Nederland in is aangetroffen. De leden van de PvdA-fractie vragen welk percentage daarvan uit Nederland komt. De leden van de PVV vragen zich af welke maatregelen het kabinet voornemens is te treffen ten aanzien hiervan. De leden van de CDA-fractie vragen of het uitbrengen van nieuw ontworpen biljetten door het Eurosysteem leidt tot meer kans voor valsemunters. Tot slot vragen de leden van de PvdA-fractie hoe wordt gedacht over het gebruik van contant geld dat is gemaakt van polymeren in plaats van papier.

Over de jaren heen fluctueren de aantallen vervalsingen in Nederland sterk. Hoewel het aantal aangetroffen valse eurobiljetten in 2015 stijgt, is in de tweede helft van dat jaar een dalende trend ingezet.16 Een exacte verklaring voor deze ontwikkeling is niet bekend. Winkeliers, politie en justitie dragen bij aan de strijd tegen deze vorm van criminaliteit. In de tweede helft van 2016 werd van het totaal aantal aangetroffen falsificaten wereldwijd 7,8% in Nederland onderschept. Hoeveel daarvan in Nederland zijn vervaardigd is niet bekend.

Eurobiljetten moeten moeilijk zijn na te maken. Om deze bescherming ook in de toekomst voort te kunnen zetten, brengen centrale banken om de zoveel jaar een nieuw biljet uit waarin de nieuwste ontwikkeling van de bankbiljettentechnologie is meegenomen. Het oude biljet wordt geleidelijk vervangen door het nieuwe model. Afhankelijk van de coupures duurt het een tot twee jaar voordat het merendeel is vervangen. Het is van belang dat winkeliers en consumenten goed zijn geïnformeerd over de wijze waarop zij de echtheid van Eurobiljetten kunnen controleren. DNB heeft hiervoor informatiemateriaal beschikbaar.17 Ook heeft DNB een app voor telefoons gelanceerd die het mogelijk maakt om Eurobiljetten digitaal te controleren op echtheid.

Iedere centrale bank zorgt ervoor dat de Eurobiljetten met behulp van echtheidskenmerken beschermd zijn tegen vervalsing. Bij het ontwerpen van Eurobiljetten is naast veiligheid ook duurzaamheid een belangrijk aandachtspunt; een biljet moet niet te snel slijten. Enkele centrale banken gebruiken derhalve polymeer. Binnen het Eurosysteem is gekozen voor katoen als basismateriaal. Op de coupures van € 5 en € 10 is een beschermende laag aangebracht, waardoor deze biljetten minder snel vervangen hoeven te worden dan de andere coupures. Deze twee laagste coupures staan van alle biljetten het meest bloot aan slijtage.

Overschrijvingen

Volgens de leden van de VVD-fractie is het bij sommige nieuwe aanbieders van het verwerken van betaaltransacties niet duidelijk bij de afschrijving wie de eindbegunstigde is. Deze leden vragen wat daar aan kan worden gedaan.

In mijn brief van 12 april 2016 aan de Tweede Kamer heb ik aangeven dat dit punt is aangekaart bij het MOB. Binnen het MOB is afgesproken dat de MOB-leden hun achterban consulteren over de vraag of, en zo ja in hoeverre, het gaat om een significant probleem. Het MOB heeft aangegeven de ontwikkelingen op dit punt nauwlettend te volgen, maar op dit moment geen aanleiding te zien om actie te ondernemen omdat reeds wordt voldaan aan de PSD-vereisten rond het vermelden van de eindbegunstigde en van de aanbieder, al dan niet uit naam van de eindbegunstigde.18

De leden van de VVD-fractie stellen dat door de langere IBAN’s het risico bestaat op het foutief invoeren van een getal. Deze leden vragen hoe hier fraude mee kan worden gepleegd en wat er wordt gedaan om dit te voorkomen. Zij vragen verder welke mogelijkheden er zijn om te voorkomen dat er foutieve combinaties worden ingevoerd.

Ik heb, naar aanleiding van eerdere Kamervragen over dit onderwerp, aangegeven dat het gebruik van IBAN de kans op foutieve overboekingen juist minimaliseert, aangezien het IBAN een controlegetal bevat.19 Met dit controlegetal kan via een algoritme (de zogeheten Modulo 97-proef) worden gecontroleerd of een IBAN juist is. Dit mechanisme en het controlegetal in een IBAN is bedoeld om te voorkomen dat door een type- of schrijffout geld naar een verkeerd rekeningnummer wordt overgemaakt.20 Banken attenderen hun klanten op het belang van het controleren van de gegevens alvorens de overboeking wordt gemaakt. Bij mobiel- of internetbankieren geven banken bovendien aan of er naar een correcte, bestaande IBAN wordt overgeboekt. Voorts bestaan er bij banken verschillende maatregelen om adresboeken actueel te houden.

Daarnaast heeft de Betaalvereniging onlangs bekend gemaakt dat Nederlandse banken in de loop van 2017 de IBAN-Naam Check zullen invoeren.21 Rabobank heeft deze tool voor naam-nummercontrole ontwikkeld. Deze innovatieve dienst controleert bij internet- en mobiel bankieren de naam van de begunstigde die door de klant bij een overboeking wordt ingevoerd. De check helpt klanten om zichzelf te beschermen tegen fraude met rekeningnummers, en is er op gericht om verkeerde overboekingen te voorkomen.22 Mochten betalers toch onbedoeld hebben overgeboekt naar een verkeerde begunstigde (een zogeheten onverschuldigde betaling hebben gedaan), dat kunnen zij gebruik maken van de Procedure Onverschuldigde Betaling (POB). De Betaalvereniging heeft met de Consumentenbond onderzocht hoe vaak consumenten in 2016 gebruik maakten van deze procedure, en wat de redenen daarvoor waren.23 Uit de resultaten blijkt dat het aantal POB-aanvragen in de periode 2014–2016 is afgenomen. De Consumentenbond heeft de Betaalvereniging geadviseerd om ook in 2017 te volgen hoe vaak de POB wordt gebruikt, zodat de effecten van nieuwe maatregelen kunnen worden vastgesteld.

De leden van de PvdA-fractie vragen in welke mate het MOB in overleg treedt met andere partijen, zoals de AIVD en het Ministerie van Veiligheid en Justitie, om te waarborgen dat het betalingssysteem beschermd blijft tegen bijvoorbeeld schadelijke DDoS-aanvallen.

Het MOB als zodanig heeft geen operationele taken om te waarborgen dat het betalingssysteem beschermd blijft tegen bijvoorbeeld DDoS-aanvallen. De banken, de Betaalvereniging en relevante overheidspartijen werken onderling nauw samen met het oog op cybersecurity, onder andere met het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC). In dat kader worden kennis en ervaring over cyber-security met elkaar uitgewisseld, worden (dreigings)analyses uitgevoerd en fraudebeperkende maatregelen genomen. Deze nationale samenwerking is uniek in Europa. Daarnaast wordt via structuren zoals bijvoorbeeld het Financial Institutions – Information Sharing and Analysis Center (FI-ISAC) samengewerkt tussen financiële instellingen en overheidsdiensten zoals het politie team high tech crime, de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD) en het NCSC. Deze FI-ISAC richt zich op het tactisch niveau van samenwerking waarbij vertrouwelijke informatie met betrokken instellingen gedeeld wordt over bijvoorbeeld incidenten en actuele ontwikkelingen van cyberdreigingen. Daarnaast is er overleg met de telecomsector, overheidspartijen en andere private partijen, waarbij afspraken worden gemaakt over maatregelen ter bestrijding van grootschalige DDoS-aanvallen. Binnen de Electronic Crime Task Force (ECTF) werken banken samen met politie en Openbaar Ministerie om cybercriminelen op te sporen en te vervolgen. Verder worden maatregelen genomen ter bestrijding van botnets. De Betaalvereniging heeft een protocol opgesteld waarbinnen de banken informatie over besmette PC’s kunnen delen met de Abuse Information Exchange en daarmee met de internet service provider van de betreffende klant. Het versterken van de weerbaarheid tegen meer geavanceerde cyberaanvallen van de instellingen die de financiële kerninfrastructuur (FKI) vormen, wordt tot slot in DNB’s TIBER (Treat Intelligence Base Ethical Red teaming) programma opgepakt. Naast de FKI partijen werken politie, NCSC, de inlichtingendiensten, commerciële partijen, de banken en de Betaalvereniging hier aan mee.

Chartale ontwikkelingen

De leden van de VVD-fractie informeren naar de gevolgen voor het bedrijfsleven van het feit dat de productie en uitgifte van 500 euro biljetten in 2018 wordt geëindigd. Deze leden willen daarnaast weten hoe het bedrijfsleven wordt geïnformeerd over het verdwijnen van het 500 euro biljet, zodat de gevolgen zo beperkt mogelijk blijven. De leden van de PvdA-fractie vragen of is overwogen om de uitfasering van het 500 euro biljet aan te grijpen voor de opsporing van criminelen. Zij vragen verder of de 500 euro biljetten die uit omloop worden gehaald worden geanalyseerd op herkomst. Verder willen deze leden weten of de politie en het Openbaar Ministerie proberen om dit momentum aan te grijpen om witwassen of anderszins crimineel geld op te sporen en zo niet, waarom niet.

De verwachting is dat de gevolgen van dit besluit van de ECB voor het bedrijfsleven in Nederland zeer beperkt zullen zijn. Weliswaar wordt de uitgifte van 500 euro bankbiljetten door de centrale banken van het Eurosysteem in 2018 beëindigd, maar deze biljetten behouden de status van wettig betaalmiddel. Bovendien kunnen zij voor onbepaalde tijd bij de centrale banken worden ingewisseld. In Nederland speelt het 500 euro bankbiljet een zeer beperkte rol in het (toonbank)betalingsverkeer. De uitfasering van het 500 euro bankbiljet zal geleidelijk plaatsvinden en de 500 euro bankbiljetten zullen hoofdzakelijk via banken en/of geldverwerkers worden afgestort bij DNB. Ongebruikelijke transacties worden door banken en DNB gemeld bij de FIU-NL. Tevens verwijs ik in dit verband naar het recente initiatief om bepaalde cash betalingen te verbieden dan wel te limiteren. Het initiatief ligt in het verlengde van het Actieplan ter versterking van de strijd tegen terrorismefinanciering. De Europese Commissie heeft hier recent een «inception impact assessment» over gemaakt.24


X Noot
4

Kamerstuk 27 863, nr. 68.

X Noot
6

Kamerstuk 26 643, nr. 437.

X Noot
7

Een eerste concept hiervan, bij de totstandkoming waarvan de Betaalvereniging Nederland was betrokken, Kamerstuk 26 643, nr. 437.

X Noot
12

Kamerstuk 34 024, nr. 32, p. 1.

X Noot
13

Kamerstuk 32 545, nr. 51 (Bijlage).

X Noot
14

Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 1763.

X Noot
18

Hiermee is voldaan aan mijn toezegging tijdens het Algemeen Overleg Betalingsverkeer van 26 maart 2015 om te bekijken hoe de inzichtelijkheid van betaalinformatie kan worden verbeterd en hoe beter kenbaar kan worden gemaakt wie de eindbegunstigde is (Kamerstuk 34 033, nr. 4).

X Noot
19

Zie Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 1668, Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 905 en Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 906.

X Noot
22

Hiermee is tevens voldaan aan mijn toezegging in de Kamerbrief van 16 januari jl. om uw Kamer te informeren over de uitkomsten van de bespreking tussen de Consumentenbond en de Betaalvereniging in januari 2017 over de aard en omvang van onjuiste en frauduleuze overboekingen (Kamerstuk 29 507, nr. 143).

Naar boven