27 858 Gewasbeschermingsbeleid

Nr. 671 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 juni 2024

Met deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (hierna: IenW), over de invulling van de volgende moties, toezegggingen en Commissieverzoeken op het beleidsterrein gewasbescherming:

  • De toezegging om uw Kamer voor de zomer te informeren over de uitkomst van de analyse naar de mogelijkheden hoe de toelating van gewasbeschermingsmiddelen in overeenstemming kan worden gebracht met de normen van de Kaderrichtlijn water (Kamerstuk 27 858, nr. 653);

  • De motie van het lid Grinwis c.s. waarin de regering wordt verzocht ervoor zorg te dragen dat de toelating van gewasbeschermingsmiddelen door het Ctgb en de toepassing van deze middelen in overeenstemming worden gebracht met de normering van de Kaderrichtlijn Water (Kamerstuk 27 858, nr. 663);

  • De motie van het lid Vestering c.s. waarin de regering wordt verzocht het gebruik van middelen op basis van deze giftige niet-toetsbare stoffen te verbieden (Kamerstuk 27 858, nr. 597).

  • Hiermee worden deltamethrin, esfenvaleraat en lambda-cyhalothrin bedoeld;

  • De toezegging om een onderzoek te zullen starten naar de mogelijkheden om de uitbreiding van het areaal lelieteelt te beperken (TZ202405-22);

  • De toezegging om uw Kamer binnen 4 weken het plan van de sector betreffende het vergroten van de naleving van telers toe te zenden en te voorzien van een reactie op dit plan (TZ202405-023) alsmede het Commissieverzoek van 30 mei jl. om informatie te ontvangen (kenmerk 2024Z09137/2024D21816);

  • Dit raakt beide aan de verleende vrijstellingen voor het gebruik van Tracer en Exirel in de kersenteelt;

  • De motie van de leden Holman (NSC) en Vedder (CDA) waarin de regering wordt verzocht om vooruitlopend op dit onderzoek in gesprek met de sector te gaan om te komen tot 50% reductie van chemische gewasbeschermingsmiddelen in de lelieteelt in 2030 en te komen tot een gids voor goede praktijken (Kamerstuk 27 858, nr. 662);

  • De motie van de leden Podt (D66) en Grinwis (CU) waarin de regering wordt verzocht om samen met de onafhankelijke commissie te bezien of Parkinson op korte termijn gekwalificeerd kan worden als beroepsziekte en deze te laten vallen onder de TSB (Kamerstuk 27 858, nr. 670) alsmede het Commissieverzoek van 4 juli jl. om binnen twee weken een brief te ontvangen met een reactie op deze motie (kenmerk 2024Z09464);

  • De toezegging om binnen een maand een juridische analyse aan uw Kamer te sturen betreffende de uitspraken van het Europees Hof van Justitie op 25 april jl. en van de Nederlandse rechter over een teler in Drenthe en in Sevenum en de relatie daartussen (TZ202405-024);

  • De toezegging om voor het zomerreces een appreciatie te geven van het rapport «Staat van Plantgezondheid 2023» (TZ202405-025).

Toelatingsbeleid i.r.t. Kaderrichtlijn water

Onder leiding van de Minister van IenW wordt middels een interbestuurlijk impulsprogramma alles op alles gezet om te voldoen aan de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW)1. De Minister van IenW heeft uw Kamer geïnformeerd over de opzet en de voortgang van het KRW-impulsprogramma inclusief het landelijk Dashboard KRW-maatregelen met daarin onder meer de maatregelen op het beleidsterrein gewasbescherming. Deze maatregelen richten zich onder andere op het gebruik en de toelating van gewasbeschermingsmiddelen (Kamerstukken 27 625, nrs. 661, 635 en 632). In navolging van advisering door de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur richt één van deze acties zich op het analyseren van de mogelijkheden hoe de toelating van gewasbeschermingsmiddelen in overeenstemming kan worden gebracht met de normen van de KRW. Deze analyse is inmiddels uitgevoerd door de Ministeries van IenW en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb). De analyse – die is opgenomen in bijlage 1 – heeft zich gericht op de juridische en praktische randvoorwaarden voor het uitvoeren van een risicobeoordeling voor (het herzien van) de toelating van gewasbeschermingsmiddelen met het oog op de KRW-normen als deze gerelateerd zijn aan de toelating.

Appreciatie

De Minister van IenW en ik zijn op basis van deze analyse – waarin we de brief van de Europese Commissie en het advies van het Ctgb hebben meegenomen – en de recente motie van het lid Grinwis c.s. en de motie van het lid Vestering c.s. van plan een wijziging van de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden voor te bereiden op grond van artikel 28, eerste lid onderdeel c van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, zodat het Ctgb een nationaalrechtelijke juridische grondslag krijgt voor het vooraf toetsen aan de KRW-normen bij de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en voor het herzien van bestaande toelatingen met het oog op het voldoen aan de KRW-normen. Parallel hieraan wordt een geschikte beoordelingsmethodiek ontwikkeld waarmee het Ctgb deze toetsing kan uitvoeren. Ook deze methodiek zal worden vastgelegd in de regeling.

Het herzien van een bestaande toelating is pas aan de orde als een toelating opnieuw wordt bekeken door het Ctgb. Er vindt in Nederland monitoring plaats van de waterkwaliteit. De resultaten van de monitoring van werkzame stoffen die gebruikt kunnen worden als gewasbeschermingsmiddel zijn opgenomen in de bestrijdingsmiddelenatlas. In deze atlas wordt inzicht geboden in de overschrijdingen van de KRW-normen voor de verschillende werkzame stoffen. Deze overschrijdingen kunnen verschillende oorzaken hebben. Aangezien deze analyse alleen raakt aan die overschrijdingen die gerelateerd zijn aan het toegestane gebruik volgens het wettelijk gebruiksvoorschrift, zijn er criteria nodig om deze overschrijdingen te kunnen onderscheiden van de overschrijdingen die een andere oorzaak hebben; een zogenaamde selectiemethodiek om achteraf te toetsen aan de KRW-normen. Deze methodiek zal ook ontwikkeld worden en vervolgens worden verankerd in de regelgeving.

Het bovenstaande zal als totaalpaket zijn beslag krijgen in de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Hierbij zullen we ook de impact voor de agrarische sector, de andere partijen in de keten en de waterkwaliteit goed in beeld brengen. We houden uiteraard ook rekening met de andere acties die ertoe moeten leiden dat er geen overschrijdingen meer zijn van de waterkwaliteitsnormen voor gewasbeschermingsmiddelen, zoals het verminderen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en met de autonome ontwikkelingen. Gedacht wordt daarbij aan de periodieke herbeoordeling van werkzame stoffen en bijbehorende gewasbeschermingsmiddelen en aan de doorwerking van de geharmoniseerde methodiek om het toelatingscriterium af te leiden, waarbij inmiddels geen rekening meer wordt gehouden met herstel van de populatie. Dit leidt tot een strenger toelatingscriterium, waardoor de verschillen tussen het toelatingscriterium en de KRW-normen minder groot worden.

Tegelijkertijd wordt een verzoek neergelegd bij de Europese Commissie om de KRW-normen voor prioritaire stoffen op te nemen in de uniforme beginselen van de verordening. Als dit verzoek wordt gehonoreerd, leidt dit tot een gelijk speelveld in de Europese Unie en vermindert dit tevens de grensoverschrijdende belasting door gewasbeschermingsmiddelen.

De verrichte analyse vormt een belangrijke stap met betrekking tot de KRW-doelstellingen voor prioritaire en specifieke verontreinigende stoffen die via gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlaktewater kunnen geraken. De resterende uitdagingen voor de waterkwaliteit zijn echter breder. Zo zijn er ook nog andere stoffen in gewasbeschermingsmiddelen die invloed kunnen hebben op de biologische KRW-doelstellingen, en zijn er naast gewasbeschermingsmiddelen nog diverse andere bronnen (rioolwaterzuiveringsinstallaties, industrie, overige producten zoals diergeneesmiddelen, etc.) die de waterkwaliteit belasten en daarmee invloed hebben op de chemische en ecologische KRW-doelstellingen. Ook met betrekking tot die andere uitdagingen wordt met het KRW-impulsprogramma alles op alles gezet om aan de KRW te voldoen. Zo zal een soortgelijke analyse als de bovenstaande ook verricht worden met betrekking tot biociden.

Onderzoek lelieteelt

Ik heb uw Kamer in het commissiedebat gewasbeschermingsmiddelen van 14 mei jl. toegezegd een onderzoek te zullen starten naar de mogelijkheden om de uitbreiding van het areaal lelieteelt te beperken. Daarvoor stel ik een plan van aanpak op, bestaand uit twee onderdelen, namelijk een verkenning naar de beschikbare juridische instrumenten om tot een areaal/gebiedsbegrenzing te komen en een verkenning naar de beschikbare en praktijkrijpe alternatieven voor de gewasbeschermingsmiddelen die in de lelieteelt worden gebruik om te komen tot een vermindering van gebruik. Ik ben voornemens dit plan van aanpak te bespreken met de sector, daarbij wordt vastgelegd wie welke taken van het onderzoek gaat doen. Dit zal rond voorjaar 2025 worden opgeleverd. Hiermee geef ik uitvoering aan de hierboven genoemde motie van de leden Holman en Vedder (Kamerstuk 27 858, nr. 662).

Vrijstellingen

Naleving Exirel en Tracer

In mijn brief van 1 mei jl. heb ik de Nederlandse Fruittelers Organisatie (NFO) te kennen te geven, dat ik een aantoonbare additionele inzet van de NFO en de kersentelers verwacht om de afspraken na te komen, en heb ik NFO gevraagd mij hier per brief over te informeren. Tijdens het commissiedebat gewasbeschermingsmiddelen van 14 mei jl. heb ik u toegezegd de brief die ik van de NFO heb ontvangen, aangaande haar inzet tot het vergroten van de naleving door de kersentelers, toe te zenden, voorzien van een eerste reactie.

In haar brief (zie bijlagen) benoemt de NFO zes acties die inmiddels naar aanleiding van mijn brief plaats hebben gevonden. Deze acties zijn er allemaal op gericht om telers en distributeurs te benadrukken dat het van het grootste belang is dat de voorschriften stipt nageleefd worden. De NFO heeft hiertoe breed gecommuniceerd zowel naar haar leden als ook naar fruittelers die niet bij haar aangesloten zijn en mogelijk ook gebruik maken van de vrijstellingen voor Exirel en Tracer. Alle telers, die één van de middelen bestellen, krijgen er namelijk een flyer bij geleverd die nogmaals benadrukt dat zorgvuldige naleving van de voorschriften essentieel is.

De NFO heeft verzocht om met LNV en IenW in overleg te mogen treden om in gezamenlijkheid te bezien hoe de naleving nog verder kan worden verbeterd en kan worden ingezet op robuustere maatregelen in het kader van driftreductie. Ik ga vanzelfsprekend graag in op deze uitnodiging (beleid en toezicht).

Dit alles in ogenschouw nemend heb ik er voldoende vertrouwen in dat de naleving dit jaar nog verder zal verbeteren. Ik ga er overigens vanuit dat de fruittelers ervoor zorgen dat ze per 1 januari 2025 voldoen aan de eisen die ten aanzien van driftreductie worden gesteld. Dit kan door het aanschaffen van deze apparatuur.

Commissieverzoek kersenteelt

Op 30 mei jl. heeft de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (kenmerk 2024Z09137/2024D21816) verzocht om de Kamer de volgende stukken te doen toekomen:

  • de adviesrapporten aan het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden aangaande de vrijstelling voor het gebruik van Exirel en Tracer bij de kersenteelt van afgelopen jaar en dit jaar;

  • de originele inspectierapporten van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), over de naleving van regels bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de kersenteelt over de afgelopen vijf jaar. Graag de originele bevindingen van de NVWA, waar nodig uiteraard geanonimiseerd;

  • een tijdlijn waarin inzichtelijk wordt gemaakt wanneer fabrikanten hebben verzocht om een toelating van de betreffende middelen.

Adviezen Ctgb

Het Ctgb hecht veel waarde aan transparantie. Dit is ook waarom het Ctgb de besluiten en onderliggende risicobeoordeling van reguliere aanvragen openbaar maakt via de toelatingendatabank2. Gezien de vraag van uw Kamer heeft het Ctgb besloten om in het geval van vrijstellingen dezelfde lijn te volgen en het Ctgb-advies inclusief risicobeoordeling via de toelatingendatabank openbaar te maken. Ik steun dit besluit van harte. Dit zal betekenen dat zodra er een vrijstelling wordt verleend het advies van het Ctgb en de onderliggende risicobeoordeling openbaar worden. In het geval dat de risicobeoordeling meerdere teelten beslaat zal deze openbaar worden als over de laatste teelt in het advies door mij een besluit is genomen. Deze werkwijze zal vanaf heden gehanteerd worden, en gelet op uw verzoek met terugwerkende kracht ook gelden voor het advies in de kersenteelt voor dit jaar en vorig jaar. De adviezen van vorig jaar zijn per 26 juni beschikbaar en in te zien via de hierboven genoemde toelatingendatabank.

Inspectierapporten

De NVWA stelt de inspectierapporten over 2019–2023 op 25 juni 2024 beschikbaar3. Daarbij hecht ik in algemene zin, net als uw Kamer, aan het respecteren van adviezen en besluiten van de daartoe aangewezen onafhankelijke en deskundige instanties (bijvoorbeeld de NVWA, het Ctgb, RIVM), zoals wordt verzocht in de motie van de leden Van Campen en Grinwis (Kamerstuk 27 858, nr. 665). Deze adviezen wegen voor mij zwaar bij het nemen van een besluit. Om hierin zo transparant mogelijk te zijn, beziet de NVWA momenteel hoe haar rapporten en adviezen publiek te maken.

Tijdlijn reguliere aanvragen Exirel en Tracer

Het Ctgb heeft op mijn verzoek uitgezocht welke aanvragen er op dit punt lopen. Daarover kan ik melden dat er voor:

  • Tracer geen aanvraag loopt;

  • Exirel in 2020 een aanvraag is ingediend voor wederzijdse erkenning. Deze aanvraag is nog in behandeling. De reden dat deze aanvraag nog loopt is dat parallel daaraan in 2020 door een lidstaat een melding van nieuwe informatie over mogelijke schadelijke effecten van de werkzame stof in het middel Exirel is gedaan. Deze melding moest eerst worden beoordeeld in een andere procedure. Begin dit jaar heeft Ctgb daaruit geconcludeerd dat deze nieuwe informatie de verdere behandeling van de aanvraag voor wederzijdse erkenning niet in de weg stond, waarna de aanvraag voor Exirel verder in behandeling is genomen.

Parkinson als beroepsziekte

Op 4 juni jl. is de hierboven genoemde motie van de leden Podt en Grinwis (Kamerstuk 27 858, nr. 670) aangenomen. Allereerst merk ik op dat Nederland geen systeem van erkenning van beroepsziekten heeft waaraan, zoals bijvoorbeeld in Frankrijk, een sociale zekerheidsuitkering gekoppeld is. Ongeacht de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid is er een financieel vangnet. Een beroepsziekte is een ziekte of aandoening als gevolg van een belasting die in overwegende mate in arbeid of arbeidsomstandigheden heeft plaatsgevonden. Of sprake is van een beroepsziekte wordt in Nederland vastgesteld door de bedrijfsarts of door artsen in de arborol. Daarnaast houdt het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) een lijst bij met beroepsziekten. De werknemer die ziek is geworden door het werk kan de werkgever hiervoor aansprakelijk stellen en zo in aanmerking komen voor een schadevergoeding.

Dit loopt in Nederland via het civiele aansprakelijkheidsrecht. Daarmee is het een zaak tussen werknemers en werkgevers. Dit is dus iets anders dan een sociale zekerheidsuitkering zoals de WIA.

Nederland heeft sinds 2023 de Tegemoetkoming Stoffengerelateerde Beroepsziekten (TSB-regeling). Het doel van deze regeling is om slachtoffers een kortere en snellere route te bieden naar erkenning van hun beroepsziekte. Met de invoering van de TSB-regeling kunnen slachtoffers nog altijd hun werkgever(s) aansprakelijk stellen en compensatie claimen, maar ook een tegemoetkoming ontvangen van de overheid als erkenning voor hun leed. De regeling bevat op dit moment drie beroepsziekten. Het gaat om longkanker door asbest, beroepsastma door allergenen en schildersziekte door oplosmiddelen.

De onafhankelijke Adviescommissie Lijst beroepsziekten adviseert de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: SZW) periodiek over de ziekten die in aanmerking komen om aan de regeling te worden toegevoegd. Het is van belang dat de commissie haar werk in onafhankelijkheid kan uitvoeren.

Op dit moment is de commissie bezig met een inventarisatie van beroepsziekten de in aanmerking komen om de komende jaren stapsgewijs te worden toegevoegd. De Adviescommissie doet dit op basis van verschillende criteria, zoals de ernst van de ziekte, de aantoonbaarheid van de werkgerelateerdheid (ook op individueel niveau), en de mate waarin de ziekte voorkomt in de Nederlandse samenleving. De toetsing aan deze criteria vergt specifieke kennis. Dat is mede de reden voor de keuze van een onafhankelijke commissie.

De commissie kijkt ook naar actuele maatschappelijke ontwikkelingen. De commissie heeft eerder dit jaar besloten te verkennen of Parkinson op basis van de criteria in aanmerking komt om toe te voegen aan de TSB-regeling. De commissie zal de Minister van SZW hier in de tweede helft van 2024 over adviseren.

Op deze wijze geef ik – in nauwe samenwerking met SZW – invulling aan de genoemde motie Podt en Grinwis.

Uitspraak Europese Hof van Justitie

Tijdens het commissiedebat gewasbescherming op 14 mei jl. heb ik toegezegd om binnen een maand een juridische analyse aan uw Kamer te sturen betreffende de uitspraken van het Europees Hof van Justitie op 25 april jl. en van de Nederlandse rechter over een teler in Drenthe en in Sevenum en de relatie daartussen. Het opstellen van deze juridische analyse blijkt meer tijd te vergen dan eerder verwacht, mede omdat ik deze analyse graag in samenspraak met het Ctgb wil maken, ook met het oog op nog lopende procedures bij het Ctgb. Uw Kamer zal hier zo snel als mogelijk over worden geïnformeerd, waarbij ik nu het derde kwartaal van 2024 voorzie.

Staat van Plantgezondheid

Ik heb uw Kamer toegezegd een appreciatie te zenden over het rapport van de WUR betreffende de Staat van de Plantgezondheid 2023. Het rapport4 geeft inzicht in de ontwikkeling van de plantgezondheid in de Nederlandse land- en tuinbouw in 2023 en bevat trends over het optreden van ziekten, plagen en onkruiden en de opgave richting 2030 voor de ontwikkeling van duurzamere, weerbare teeltsystemen. Het is een omvangrijk rapport dat voor het bedrijfsleven en de overheid handvatten biedt om deze teeltsystemen te (blijven) ontwikkelen. Overheid en bedrijfsleven kunnen komen (bijvoorbeeld in het kader van Topsector Tuinbouw en Uitgangsmateriaal) tot een onderzoekagenda voor plantgezondheid.

Digitale gewasbeschermingsmonitor

Ik heb recent besloten de implementatie van de digitale gewasbeschermingsmonitor te heroverwegen. Ik zie mij genoodzaakt de maatvoering, fasering en modulering van de eerdere plannen rond de monitor opnieuw te bezien. De redenen hiervoor zijn dat met het intrekken van het voorstel voor Verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen de verplichting voor een elektronisch register is komen te vervallen en dat er op dit moment onvoldoende financiering is voor meerjarige financiële dekking voor deze monitor vanwege het vervallen van middelen Transitiefonds. Deze heroverweging leidt er ook toe dat ik wil kijken of ik de verschillende initiatieven van onder meer de sector, die raken aan het registreren, monitoren en benchmarken van geïntegreerde gewasbescherming (waaronder het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen), met elkaar kan verbinden, waarbij ook gezamenlijke financiering aan de orde is. Daartoe treed mijn ministerie in gesprek met betrokkenen. Het is aan het nieuwe kabinet om hier vervolgens een besluit over te nemen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema


X Noot
1

Richtlijn 2000/60/EG tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid.

X Noot
4

Kamerstuk 27 858, nr. 653, bijlage

Naar boven