27 858 Gewasbeschermingsbeleid

Nr. 416 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 december 2017

Tijdens de Begrotingsbehandeling van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (Handelingen II 2017/18, nr. 28, debat over de begroting Infrastructuur en Waterstaat (34 775-XII) inclusief Infrastructuurfonds (A) en Elektrisch vervoer uit de Begroting EZK/LNV (XIII), exclusief Klimaat en Ruimte 2018, heb ik u toegezegd schriftelijk te zullen bevestigen wat het traject is voor het terugdringen van het gebruiken van bestrijdingsmiddelen buiten de landbouw, zoals middelen met glyfosaat. Ik zal dat doen aan de hand van de uitzonderingen op het verbod op het professioneel gebruik, inclusief de daarbij horende Green Deals voor sport- en recreatieterreinen. Ik zal vervolgens ingaan op het particulier gebruik.

Ik deel de zorgen die in uw Kamer leven over het gebruik van bestrijdingsmiddelen in onze directe leefomgeving, zoals op straten, op pleinen, in speeltuinen en in tuinen. Waar sprake is van goede haalbare en betaalbare alternatieven, genieten deze uit het oogpunt van geïntegreerde gewasbescherming de voorkeur, en is het mogelijk om de belasting van het milieu en de blootstelling van de mens te verminderen. Daarom wil ik het beleid voortzetten om het gebruik buiten de landbouw, waar gebleken is dat er alternatieven zijn, terug te dringen.

Uitzonderingen op het verboden professioneel gebruik

Sinds 31 maart 2016 geldt een verbod op het professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op verhardingen. Op 1 november 2017 is dit verbod uitgebreid tot het professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw (dus ook op onverharde terreinen). Er gelden uitzonderingen die noodzakelijk zijn uit het oogpunt van veiligheid, uitvoerbaarheid en bescherming van het milieu tegen ongewenste plantensoorten. De uitzonderingen voor sport- en recreatieterreinen zijn tijdelijk; in Green Deals zijn afspraken gemaakt om in 2020 het gebruik te hebben afgebouwd.

Mijn inzet is om al deze uitzonderingen uiterlijk in 2020 te beëindigen. Omdat het beleid is gebaseerd op het beschikbaar zijn van goede haalbare en betaalbare alternatieven, kan ik niet op voorhand uitsluiten dat een uitzondering nodig blijft voor een beperkt aantal toepassingen waarvoor is aangetoond dat er geen alternatieven zijn en waarvoor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen onvermijdelijk is. Daarvoor moet men zich de komende jaren wel inspannen om alternatieven te realiseren. Ik ga met de betreffende partijen daarover in gesprek. Ik zal in het gesprek met Prorail, één van deze partijen, ook ingaan op de werkwijze in Denemarken waar het gebruik op spoorbedden is teruggedrongen, zoals door de vaste commissie voor Economische Zaken is gevraagd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1.

Niet-professioneel (particulier) gebruik

Op grond van het advies van de Raad van State bleek de juridische grondslag voor een verbod op het particulier gebruik van gewasbeschermingsmiddelen onvoldoende aanwezig in de bestaande wetgeving. Uw Kamer is toegezegd de wetgeving zodanig aan te passen dat deze juridische basis wel wordt verkregen, en in de tussentijd in te zetten op niet-wettelijke maatregelen. Een hoofdrol in deze aanpak speelt de Green Deal Verantwoord particulier gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, die op 9 februari 2017 is ondertekend. De strekking van de Green Deal is onder andere dat de detailhandel via gerichte voorlichting in de winkel de consument aanzet tot het in praktijk brengen van geïntegreerde gewasbescherming. Dat wil zeggen: beginnen met preventie, vervolgens niet-chemische methoden en als laatste redmiddel (zorgvuldig) gebruik van toegelaten gewasbeschermingsmiddelen.

Op 28 juni 2017 bent u schriftelijk geïnformeerd2 over het evalueren van het particulier gebruik van bestrijdingsmiddelen. De planning van deze evaluatie houdt rekening met het beschikbaar komen van resultaten van de Green Deal in 2019. Dat is dan ook het moment om de eindbalans op te maken en in overleg met uw Kamer te bezien of een verbod op het particulier gebruik gewenst is. In de tweede helft van 2018 zal ik op basis van trends in verkoopcijfers over meerdere jaren een tussenbalans opmaken en uw Kamer daarover informeren. In de tussentijd wordt ook bezien hoe een solide juridische grondslag kan worden vormgegeven, hetgeen gelet op het kritische advies van de Raad van State en aspecten als handhaafbaarheid en uitwijkgedrag naar niet-toegelaten middelen zoals chloor, geen eenvoudige opgave is. Ik zal daarin zorgvuldig opereren en ook bezien of er eventueel alternatieven voor een verbod voorhanden zijn. Tegelijk met de tussenbalans hoop ik u daarvan in 2018 de conclusies te kunnen geven.

Het moment om u zo nodig een wetsvoorstel voor te leggen, koppel ik echter aan de planning van de eindbalans in 2019. Ik vind het van belang om vanuit zorgvuldig bestuur het traject van niet-wettelijke maatregelen de tijd te geven en op basis daarvan een goede afweging te kunnen maken.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven – Van der Meer


X Noot
1

Verslag van een SO over de Landbouw- en Visserijraad van 6 november 2017, Kamerstuk 21 501-32, nr. 1057

X Noot
2

Kamerstuk 27 858, nr. 392

Naar boven