27 858 Gewasbeschermingsbeleid

Nr. 371 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 oktober 2016

In mijn brief van 7 juli 2016 (Kamerstuk 27 858, nr. 369) heb ik u geïnformeerd over de uitkomst van de Dialoog Duurzame Gewasbescherming van 3 februari jl. en heb ik u toegezegd u nader te informeren over een aantal acties die daaruit voortkomen, waaronder pilots van LTO om te kijken hoe zo duurzaam mogelijk kan worden geteeld via een zogeheten systeemaanpak. Ik heb op 5 oktober jl. het startsein gegeven voor de 7 pilots met een bezoek aan een van de deelnemers, een paprikateler in Bergschenhoek. Hieronder ga ik nader in op de systeemaanpak met het oog op duurzame gewasbescherming, waar de pilots aan bijdragen.

Naar een duurzame gewasbescherming

Mijn ambitie is om de transitie naar duurzame gewasbescherming te versnellen.

Daarbij zijn chemische middelen niet meer het fundament, maar het laatste redmiddel binnen gewasbescherming. Preventieve maatregelen en een groen middelenpakket zijn dan de norm. Alle teelten in Nederland zijn zo weerbaar mogelijk tegen ziekten, plagen en onkruiden, waardoor chemisch ingrijpen minder noodzakelijk is en maximale milieuwinst wordt gehaald. Dit komt ook ten goede aan de gezondheid en het welbevinden van consumenten, omwonenden en werknemers.

De overgang naar een duurzame gewasbescherming gaat niet vanzelf. Dat constateerden ook de belanghebbenden tijdens de maatschappelijke dialoog over dit onderwerp in februari 2016, waarbij alle partijen het verduurzamingsdoel onderschreven.

Er zijn intussen al stappen in de goede richting gezet met een strategie voor geïntegreerde gewasbescherming ofwel «Integrated Pest Management» (IPM).

Geïntegreerde gewasbescherming houdt in dat een zorgvuldige afweging gemaakt wordt door telers in het beschikbare middelen- en maatregelenpakket om schadelijke organismen te beheersen op een niveau dat economisch en ecologisch verantwoord is. Daarbij is het uitgangspunt dat risico’s voor menselijke gezondheid en omgeving tot een minimum worden beperkt.

Bij geïntegreerde gewasbescherming moeten telers beginnen met preventie van ziekten, plagen en onkruiden, en vervolgens een zorgvuldige afweging maken tussen alle beschikbare gewasbeschermingsmaatregelen en -methoden.

De nadruk ligt op het inzetten van preventieve methoden en niet-chemische maatregelen om het gebruik van chemische middelen tot een minimum te beperken. Vanaf januari 2014 zijn telers via de EU Richtlijn Duurzaam gebruik van pesticiden1 verplicht om de acht principes van geïntegreerdegewasbeschermingtoe te passen. Sinds februari 2015 leggen telers in de gewasbeschermingsmonitor de getroffen geïntegreerde maatregelen verplicht vast. Zo kan de teler terugblikken en vooruit kijken, zijn aanpak evalueren en zo nodig aanpassen voor een nieuwe teelt.

Bij het toepassen van geïntegreerde gewasbescherming lopen telers echter tegen knelpunten aan. De knelpunten zitten op alle niveaus van geïntegreerde gewasbescherming: van preventie tot soms ontbrekende methoden, tot aan het toepassen van middelen.

Zo kan het voorkomen dat ziekteresistente rassen, biologische bestrijders of groene middelen met een lager risico niet of onvoldoende beschikbaar zijn. Ook ervaren telers een knelpunt bij het kunnen inzetten van chemischemiddelenalslaatsteredmiddel, bijvoorbeeld om vaker dan op het huidige etiket is toegestaan (voor het hele areaal), pleksgewijs middelen te kunnen gebruiken, wanneer preventie en niet-chemische middelen niet afdoende blijken. Volgens LTO kunnen deze zogenaamde precisiecorrecties over een heel teeltseizoen bezien, milieuwinst geven. Het huidige systeem van toelating en handhaving is hierop nog niet toegerust. Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) beoordeelt, conform de huidige EU-beoordelingskaders, het risico van de toepassing. Het uitgangspunt blijft uiteraard dat er geen onaanvaardbare effecten mogen zijn voor mens, dier en milieu.

Systeemaanpak met het oog op duurzame gewasbescherming

Samen met de land- en tuinbouwsector inventariseer ik de knelpunten bij het toepassen van geïntegreerde gewasbescherming, en verken ik mogelijke oplossingen. Oplossingen liggen, behalve bij de land- en tuinbouwsector, ook op het vlak van de overheid, bijvoorbeeld bij de toelating van en handhaving op gewasbeschermingsmiddelen, maar ook bij het stimuleren van onderzoek naar nieuwe technologie en technieken. Bij dit laatste kijk ik breder dan alleen gewasbescherming. Zo kunnen bijvoorbeeld innovaties op het gebied van energie, mest en plantgezondheid het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen ook beïnvloeden. Met een brede systeemaanpak wil ik samen met de sector de transitie naar duurzame gewasbescherming versnellen.

Tijdens de Dialoog Duurzame Gewasbescherming hebben wetenschappers en private (kennis)instellingen aangekondigd kennis over geïntegreerde gewasbescherming en bodembeheer actief over te dragen aan de praktijk. Ook het verzamelen en delen van «Big Data» gaat steeds meer een rol spelen.

Zoals ik u recent heb gemeld, blijft mijn inzet ook gericht op het realiseren van een groener middelenpakket, onder meer door het aanbod van lagere-risicostoffen- en middelen te vergroten (Kamerstuk 27 858, nr. 369). Die noodzaak is breed onderschreven tijdens de dialoog van 3 februari jl. Ik ben verheugd dat Nefyto in dit kader heeft aangeboden het draagvlak te verkennen bij haar leden voor prioritering van laagrisicomiddelaanvragen (binnen en/of over middelportfolio’s heen).

Behalve LTO Nederland, Nefyto en het Ministerie van Economische Zaken zijn ook Artemis, Agrodis, het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) en de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) betrokken bij de systeemaanpak met het oog op duurzame gewasbescherming.

Pilots

Om te bezien tegen welke obstakels bij het verduurzamen van gewasbescherming wordt aangelopen, heeft LTO tijdens de Dialoog Duurzame Gewasbescherming aangeboden een aantal pilots in uiteenlopende teelten mogelijk te maken.

Het gaat om zeven pilots voor diverse teelten, waarin de teelt zo duurzaam mogelijk wordt aangepakt. Aan de basis van de pilots staat het gebruik van gezond uitgangsmateriaal, een gezonde bodem, niet chemische maatregelen en methoden en het gebruik van gewasbescherming met een lager risico, inclusief nuttige micro-organismen en insecten. Het omvat bijvoorbeeld ook monitoring van ziekten en plagen en toepassing van (precisie-)correcties met gewasbeschermingsmiddelen.

Het doel ervan is het maken van een verdere stap in het geïntegreerd en duurzaam telen van de verschillende gewassen, om te beginnen op één of enkele koploperbedrijven. Informatie uit de pilots zal worden benut bij het verkennen van oplossingen van eerder genoemde knelpunten. Behaalde milieuwinst op het bedrijf moet leiden tot een specifieke teeltbeschrijving en brede navolging onder Nederlandse telers entameren.

In de pilots wordt slechts gebruik gemaakt van gewasbeschermingsmiddelen waarvan de werkzame stof is goedgekeurd in de Europese Unie. De pilots voldoen aan alle wet- en regelgeving.

Ik ben verheugd dat LTO Nederland de ontwikkeling van de pilots voortvarend heeft opgepakt. De pilot «het ontwikkelen van het (nagenoeg) biologisch bestrijden van de boterbloemluis in de teelt paprika’s onder glas» is inmiddels gestart in Bergschenhoek, zoals ik tijdens mijn werkbezoek heb kunnen zien. Naast glasgroenten start LTO met pilots in de boomteelt, bloembollen, vollegrondsgroenten, sierteelt onder glas, fruitteelt en uitgangsmateriaal. Ik zal u over de voortgang van de pilots informeren.

Andere acties

Ook de consument speelt een rol in de verduurzaming van gewasbescherming.

Tijdens de dialoog van 3 februari jl. hebben maatschappelijke organisaties, retail en handel verkend hoe zij duurzame consumptie verder kunnen beïnvloeden, via bijvoorbeeld eigen campagnes. Daarnaast wordt het onderwerp geïntegreerde gewasbescherming opgepakt binnen de Alliantie Verduurzaming Voedsel (AVV).

Zoals ik u heb gemeld in mijn brief van 30 oktober 2015 (Kamerstuk 31 532, nr. 156), ondersteunt het kabinet (uitsluitend) objectieve voorlichting door het Voedingscentrum en Milieu Centraal over de gezondheidsrisico’s en de milieu-impact van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Voorop blijft staan dat alle in Nederland toegelaten middelen door het Ctgb zijn beoordeeld, getoetst conform in de EU vastgelegde toetsingskaders en veilig zijn bevonden voor het toegelaten gebruik.

Anderen kunnen die voorlichting echter kracht bijzetten. Ik vind het goed dat de retail en de tuinbranche het aanbod in de schappen verduurzamen, maar ik hecht aan juiste informatie voor consumenten en een gelijk speelveld voor Nederlandse en buitenlandse aanbieders.

Follow-up

De acties die voortkomen uit de Dialoog Duurzame Gewasbescherming worden besproken in het Platform Duurzame Gewasbescherming, dat ook toeziet op de uitvoering van de beleidsnota «Gezonde Groei Duurzame Oogst», waarin het verduurzamen van het gewasbeschermingsbeleid is vastgelegd t/m 2023 (Kamerstuk 27 858, nr. 146). Vaste Platformleden naast de overheid zijn Nefyto, Agrodis, Artemis, LTO, Cumela, Unie van Waterschappen, VEWIN en Plantum. Daarnaast worden regelmatig andere betrokken partijen uitgenodigd.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam


X Noot
1

Richtlijn 2009/128/EG van het Europees parlement en de Raad van 21 oktober 2009

tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden

Naar boven