27 858 Gewasbeschermingsbeleid

Nr. 306 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 april 2015

Tijdens het AO Gewasbeschermingsmiddelen van 4 december 2014 is gevraagd wat betaalbaar is in het kader van niet-chemische bestrijdingsmethoden buiten de landbouw (Kamerstuk 27 858, nr. 297). Daarnaast is gevraagd naar een reactie op een artikel in het tijdschrift «Tuin en Landschap», nummer 19A (2014) waarbij ingegaan wordt op de vraag wat laagrisicomiddelen zijn. In deze brief wordt op beide vragen ingegaan.

Betaalbaar (niet-chemische bestrijdingsmethoden buiten de landbouw)

Tijdens het AO is, vanuit zorg over hogere kosten door het uitfaseren van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw, gevraagd naar de betaalbaarheid van het verbieden van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw.

Voor de kosten en baten van de genoemde maatregelen wordt uitgegaan van twee rapporten van adviesbureau Tauw die gaan over onkruidbestrijding op verhardingen en het beheer van overige terreinen. Op grond van deze rapporten beoordeel ik, in lijn met het voorgenomen beleid zoals verwoord in de brief van 6 februari 2014, het overstappen op niet-chemische methoden als betaalbaar.

Kort samengevat komt het erop neer dat niet-chemische bestrijding leidt tot meerkosten voor onkruidbestrijding op verhardingen bij gemeenten, maar dat deze meerkosten aanzienlijk kunnen worden gereduceerd. Daar waar het niet-chemisch beheren van overige terreinen niet betaalbaar of niet uitvoerbaar is, zijn uitzonderingen voorzien. Er zijn aanzienlijke baten door het vermijden van zuiveringskosten bij de drinkwaterbereiding. Overige baten, zoals het vermijden van onnodige belasting van de leefomgeving met gewasbeschermingsmiddelen en dus de blootstelling van burgers daaraan, zijn niet in geld uit te drukken.

Hierna wordt meer in detail ingegaan op de inhoud van de genoemde Tauw-rapporten.

Tauw-rapport «Inventarisatie onkruidbestrijding op verhardingen»

Het Tauw-rapport «Inventarisatie onkruidbestrijding op verhardingen»1 presenteert informatie over de kosten van de verschillende haalbare maatregelen en vergelijkt de kosten van chemische en niet-chemische methoden voor verhardingen die door gemeenten worden beheerd.

Uit een inventarisatie onder een groot aantal gemeenten blijkt in de kosten veel spreiding te zitten. Dat geldt zowel voor chemische als voor niet-chemische methoden. In het algemeen zijn de kosten voor niet-chemische methoden hoger dan de kosten voor chemische methoden (€ 0,13/m2 versus € 0,04/m2). Diverse gemeenten kwamen ten tijde van het onderzoek uit op rond de € 0,11/m2. Veel gemeenten meldden een dalende prijstrend. Er zijn ook gemeenten die ten tijde van het onderzoek al in staat waren om het niet-chemische beheer tegen gelijke of zelfs lagere kosten uit te voeren. Een enquête onder aannemers leverde wat grotere kostenverschillen op: € 0,20/m2 voor niet-chemische methoden versus € 0,05/m2 voor chemische methoden.

Het verbod om gewasbeschermingsmiddelen op verhardingen te gebruiken zal ook leiden tot een kostenbesparing doordat glyfosaat niet meer uit oppervlaktewater hoeft te worden gezuiverd ter bereiding van drinkwater. Hoewel de cijfers niet door adviesbureau Tauw in het kader van het onderzoek konden worden geverifieerd, worden in het rapport voor deze zuivering kosten uit de literatuur genoemd. Deze kosten lopen uiteen van € 0,01/m2 per jaar tot € 0,27/m2 per jaar. Vaak wordt € 0,06/m2 per jaar aangehouden.

Volgens het rapport laten de kostenvergelijkingen zien dat gemeenten rekening moeten houden met een relevante stijging van de kosten voor onkruidbestrijding. Het rapport geeft aan dat de kosten voor niet-chemisch beheer aanzienlijk kunnen worden gereduceerd door het beheer op een slimme wijze aan te pakken en doet daar een aantal concrete aanbevelingen voor. Voorbeelden daarvan zijn het combineren van onkruidbestrijding en vegen in de uitbesteding, zodat de aannemer deze werkzaamheden op elkaar kan afstemmen, en het per situatie inzetten van de beste techniek in plaats van het standaard hanteren van één techniek voor alle situaties.

Om een indruk te krijgen van de meerkosten van het verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op verhardingen, kan niet alleen een vergelijking worden gemaakt tussen kosten voor chemische en niet-chemische methoden. Op dit moment is het namelijk nu ook al niet altijd en overal toegestaan om chemische methoden toe te passen, bijvoorbeeld als de verharding grenst aan oppervlaktewater. Dit betekent dat er momenteel al een mix is van kosten voor chemische en niet-chemische methoden. Daarnaast wordt nu al ongeveer de helft van het door gemeenten beheerde verharde oppervlak chemievrij beheerd (hetgeen overeen komt met meer dan 30% van het verharde oppervlak in Nederland). Het verbod om gewasbeschermingsmiddelen op verhardingen te gebruiken heeft voor deze gemeenten dus geen financiële gevolgen.

Het rapport wijst er op dat het budget voor onkruidbestrijding slechts een klein deel is van het totale budget voor het beheer van de openbare ruimte. Bij de helft van de geïnterviewde gemeenten was dit minder dan 1%. Dit betekent dat de kostenstijging op het niveau van het budget voor het beheer van de openbare ruimte in de meeste gevallen maximaal enkele procenten bedraagt, zelfs als de kosten voor onkruidbestrijding met een factor 2 of 3 zouden stijgen. Sommige gemeenten die nu al zijn overgestapt op chemievrij beheer, schuiven binnen de begroting of accepteren dat straten niet volledig onkruidvrij zijn zodat de totale begroting niet hoeft te stijgen.

Tauw-rapport «Inventarisatie niet-landbouwkundig gebruik van gewasbeschermingsmiddelen»

Het Tauw-rapport «Inventarisatie niet-landbouwkundig gebruik van

gewasbeschermingsmiddelen»2 gaat over niet-chemische gewasbescherming op overige terreinen buiten de landbouw. Dit rapport geeft een meer kwalitatieve beschrijving, maar gaat ook in op de betaalbaarheid van maatregelen.

Waar sprake is van hoge kosten van het toepassen van niet-chemische alternatieven is een uitzondering op het voorgestelde verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen geadviseerd, bijvoorbeeld voor sportvelden en recreatieterreinen. Op basis hiervan wordt een aantal uitzonderingen geformuleerd op het verbod om gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken. Met behulp van green deals worden afspraken gemaakt om ook daar het gebruik terug te dringen.

Artikel in het tijdschrift «Tuin en Landschap» nummer 19A (2014)

Het artikel schetst een overzicht van aangekondigde maatregelen voor gewasbescherming buiten de landbouw, op basis van de brief van 6 februari 20143. In die brief werd aangekondigd dat het verbod zal gelden voor alle onkruidbestrijdingsmiddelen, met uitzondering van zogenoemde laagrisicomiddelen4. Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) besluit of een gewasbeschermingsmiddel wordt toegelaten als laagrisicomiddel. Dit is pas mogelijk als op Europees niveau de werkzame stof als laagrisicostof is geregistreerd. Voor onkruidbestrijding op verhardingen zijn nog geen stoffen als laagrisicostof geregistreerd.

De passage uit het artikel waarnaar tijdens het AO werd verwezen, waarschuwt terreinbeheerders voor beweringen dat een bepaald onkruidbestrijdingsmiddel zal worden aangemerkt als laagrisicomiddel, zodat het verbod niet van toepassing zou zijn. Op basis van dergelijke beweringen kunnen terreinbeheerders besluiten om te investeren in materieel om deze middelen toe te passen. Als een bepaald onkruidbestrijdingsmiddel niet is toegelaten als laagrisicomiddel, zal het verbod ook voor dat middel gelden en is de investering zinloos.

Ter uitvoering van de recent aangenomen moties Jacobi (Kamerstuk 27 858, nr. 289) en Geurts (Kamerstuk 27 858, nr. 285) zal ik dit voorjaar nog terugkomen op de laagrisicomiddelen in relatie tot de gebruiksverboden en daarbij onder andere ingaan op de mogelijkheid van het opstellen van een nationale lijst met criteria voor laagrisicomiddelen.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld


X Noot
1

Bijlage bij brief van 14 mei 2013 (Kamerstuk 27 858, nr. 146).

X Noot
2

Bijlage bij brief van 6 februari 2014 (Kamerstuk 27 858, nr. 227).

X Noot
3

Kamerstuk 27 858, nr. 227.

X Noot
4

gewasbeschermingsmiddelen met een laag risico, zoals bedoeld in artikel 47 van de Europese toelatingsverordening 1107/2009.

Naar boven