27 830 Materieelprojecten

Nr. 391 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 april 2023

Inleiding

De internationale veiligheidssituatie verslechtert. Het is daarom noodzakelijk voor Nederland en onze NAVO- en EU-bondgenoten en partners om hun krijgsmachten substantieel te versterken. Langeafstandsbewapening is een belangrijke aanvulling op de bestaande wapencapaciteit van de Nederlandse krijgsmacht. Deze capaciteit voor de Luchtmacht en voor de Marine is aangekondigd in de Defensienota 2022: Sterker Nederland, veiliger Europa.1 Nederland levert hiermee een bijdrage aan gezamenlijke gevechtskracht en afschrikking. Met deze A-brief informeer ik u over twee materieelprojecten waarbij Defensie precisiegeleide langeafstandsbewapening aanschaft. Met deze brief kom ik bovendien tegemoet aan de motie-De Roon uit 2016.2

Vanwege de nauwe relatie tussen deze projecten informeer ik u daarover in één brief. Het betreft de volgende projecten:

  • «Verwerving Maritime Strike» over de aanschaf van Tomahawk-kruisvluchtwapens met conventionele lading voor de Luchtverdedigings- en Commandofregatten (LC-fregatten) en twee van de vier huidige Walrusklasse-onderzeeboten. In de loop van de jaren dertig worden ook de vier vervangende fregatten en de vier vervangende onderzeeboten voorzien van de Tomahawk. Dit project is onderverdeeld in drie deelprojecten, zoals toegelicht in de paragraaf «Financiële aspecten»;

  • «Deep Strike Capaciteit Air» over de aanschaf van langafstandswapens met conventionele lading (Joint Air-to-Surface Standoff Missile-Extended Range, JASSM-ER) voor de F-35 gevechtsvliegtuigen.

Deze brief is als volgt opgebouwd. Allereerst ga ik in op de plaats van deze brief in het Defensie Materieel Proces (DMP). Ook behandel ik het belang van de langeafstandsbewapening en de besluitvorming over de inzet daarvan. Vervolgens zet ik de behoefte aan de bewapening uiteen en de manier waarop Defensie deze behoefte beoogt te vervullen. Daarbij ga ik ook in op de alternatieven. Vanwege de nauwe relatie van deze twee projecten met het nieuwe Joint Target Support Centre dat een gedetailleerde planning voor de inzet van deze wapens voorbereidt, besteed ik daar apart aandacht aan. Verder ga ik in op integratie-aspecten en testlanceringen en op andere aspecten die gebruikelijk zijn in brieven over investeringsprojecten. Ik sluit af met een vooruitblik en een verzoek om spoedige behandeling.

Wendbare toepassing van het Defensie Materieel Proces (DMP)

Deze DMP A-brief betreft de behoeftestellingsfase, maar bevat ook informatie die in de regel bij de de onderzoeksfase (B-fase) hoort. Dit heeft de volgende reden. Bij start van deze projecten werd na een beschouwing van de alternatieven duidelijk dat de JASSM-ER en de Tomahawk voor Defensie de juiste wapensystemen zijn. Geen van de beschouwde alternatieven maakte kans om aan de eisen te voldoen, hoofdzakelijk wegens onvoldoende bereik. Voor de verkoop van deze bewapening stelt de Verenigde Staten het gebruik van de Foreign Military Sales (FMS) regeling door de Amerikaanse overheid als voorwaarde.

Defensie doorloopt nu samen met de Amerikaanse overheid het FMS-traject. Tijdens dit traject worden gaandeweg de mogelijkheden voor deze aanschaffingen uitgewerkt. Dit FMS-traject loopt echter niet synchroon met het Nederlandse Defensie Materieel Proces. Bij reguliere DMP-investeringsprojecten voert Defensie alleen de regie, bij FMS-aanschaffingen moeten Defensie en de Amerikaanse overheid samen tot een resultaat komen, waarbij de kaders van het FMS-traject bepalend zijn. Het resultaat van het FMS-traject tot dusver bevat niet alleen een uitwerking van de behoefte maar ook een aanzienlijk deel van de uitkomst van de onderzoeksfase. Tegelijkertijd is op dit moment voor de interne procedures van Defensie nog niet voldoende informatie beschikbaar om de Nederlandse B-fase te kunnen voltooien.

De bijzondere omstandigheden vragen zowel van de Kamer als van Defensie enige wendbaarheid. Ook bij een afwijkende procedure wil Defensie zo goed mogelijk de Kamer informeren om daarmee de Kamer in staat te stellen haar controlerende taak te kunnen uitvoeren.3 Nu is een geschikt moment om de Kamer te informeren en daarom informeer ik u met deze «A-plus» brief zo volledig mogelijk over de stand van zaken van deze projecten, inclusief commercieel vertrouwelijke informatie over de financiële aspecten in de vertrouwelijke bijlage4. Later zal ik de Kamer informeren met B/D-brieven met definitieve informatie over de verplichtingen die Defensie wil aangaan.

Belang van langeafstandsbewapening

De krijgsmacht moet in staat zijn om te vechten en te winnen. Dat schrikt af en draagt bij aan het voorkomen van een gewapend conflict. Omdat de veiligheidssituatie in de wereld verslechtert, investeert het kabinet in een grotere bijdrage van Nederland aan de gezamenlijke afschrikking en in gevechtskracht van de NAVO en de EU.

Defensie wil in staat zijn om belangrijke, maar moeilijk bereikbare doelen van een mogelijke tegenstander van grote afstand uit te schakelen met conventionele bewapening. Voorbeelden daarvan zijn logistieke en communicatie-infrastructuur, commandocentra en luchtverdedigingsinstallaties. Deze doelen bevinden zich vaak ver landinwaarts in goed verdedigd gebied. Met moderne langeafstandswapens kan Defensie dergelijke doelen met grote precisie aanvallen, waarbij nevenschade zoveel mogelijk wordt vermeden. Deze wapens, ingezet na een gedegen doelselectieproces, kunnen al in de eerste fase van het conflict essentiële capaciteiten van een tegenstander uitschakelen waardoor deze het conflict niet meer kan winnen. Ook in het vervolg van een conflict kan de langeafstandsbewapening van groot belang zijn. Dit levert een militair voordeel op voor het gehele bondgenootschap.

De capaciteit is naast dit militaire aspect ook om andere redenen belangrijk. In tijden van oplopende internationale spanning kan deze capaciteit bijdragen aan de afschrikking van een mogelijke tegenstander. Wanneer meerdere bondgenoten over deze bewapening beschikken en gezamenlijk inzetten, moet een tegenstander rekening houden met grotere risico’s voor het eigen militaire vermogen. Dit vergroot de onzekerheid bij de tegenstander over de uitkomsten van een conflict en daarmee verkleint het de kans dat een gewapend conflict realiteit wordt.

Verder is er naast dit strategische belang ook een politieke dimensie. Tegen de achtergrond van de huidige dreiging laat Nederland aan de bondgenoten in de NAVO en EU zien dat het zijn verantwoordelijkheid neemt voor een sterkere bijdrage aan de gemeenschappelijke afschrikking en verdediging. De aanschaf van deze capaciteit versterkt de Europese bijdrage aan de NAVO en draagt daarmee bij aan een eerlijker lastenverdeling en een vergrote solidariteit binnen het bondgenootschap. De NAVO heeft behoefte aan deze capaciteit en verwelkomt de Nederlandse versterkingen. Vanuit het oogpunt van specialisatie5 past deze aanschaf bij de keuze van Defensie voor gerichte investeringen die de grootste meerwaarde hebben voor het gezamenlijk optreden met bondgenoten en partners, door bij te dragen aan het invullen van het gebrek aan bepaalde Europese defensiecapaciteiten (Europese shortfalls).

Voor de inzet van de Nederlandse langeafstandsbewapening gelden dezelfde procedures en regelgeving als voor de andere capaciteiten van de krijgsmacht. Hoewel inzet in verschillende soorten operaties mogelijk is, ligt de inzet in NAVO-kader het meest voor de hand omdat de NAVO de hoeksteen is van onze collectieve verdediging. De capaciteit is geschikt voor inbedding in de militaire structuren van de NAVO. Nederland kan aan het ter beschikking stellen van deze capaciteiten aan de NAVO voorwaarden verbinden, net als bij het ter beschikking stellen van andere capaciteiten.

Behoefte algemeen

Huidige capaciteiten – Nederland is momenteel niet in staat om vanuit zee vitale doelen in het achterland van een tegenstander aan te vallen. Op dit moment beschikken Nederlandse marineschepen over bewapening waarmee zij gronddoelen kunnen bestrijken tot een afstand van enkele tientallen kilometers met de kanons, en tot ruim honderd kilometer met antischipraketten die ook inzetbaar zijn tegen gronddoelen. Deze wapens kunnen echter vitale doelen in het achterland van een tegenstander niet bereiken en ze zijn niet krachtig genoeg om bunkers uit te schakelen. De Nederlandse onderzeeboten kunnen speciale eenheden aan land brengen, maar zelf kunnen ze geen doelen op het land aanvallen.

Ook vanuit de lucht beschikt Nederland niet over dergelijke capaciteiten. De F-35 beschikt over bewapening voor het bestrijden van gronddoelen die relatief dichtbij liggen. De F-35 kan hiermee echter geen doelen ver in het achterland van een tegenstander aanvallen als die beschikt over een sterke luchtverdediging. Daarvoor is bewapening nodig met een groot bereik.

Algemene kenmerken nieuwe capaciteit – De nieuwe wapens moeten inzetbaar zijn in alle weersomstandigheden, en moeten in staat zijn om lange afstanden – minimaal 1.000 kilometer – af te leggen, de vijandelijke verdediging te omzeilen en krachtig genoeg zijn om uiteenlopende typen gronddoelen uit te schakelen. De wapens beschikken over zelfbescherming bijvoorbeeld in de vorm van stealth-eigenschappen. Ze zijn in staat – ook zonder GPS-signaal – het doel te vinden en zijn krachtig genoeg om deze doelen te vernietigen. Vanwege doelmatigheid streeft Defensie naar zo min mogelijk verschillende typen van bewapening.

De verschillende eigenschappen van de F-35’s en marineschepen bieden Defensie meerdere mogelijkheden voor de inzet. Gevechtsvliegtuigen zijn over grote afstanden snel te verplaatsen. Voor verplaatsingen door het luchtruim van andere landen, of voor stationering op een vliegbasis elders, zijn wel internationale afspraken nodig. Marineschepen hebben juist onbeperkt toegang tot internationale wateren tot twaalf zeemijlen (ruim 22 km) van de kust, maar verplaatsingen over grote afstanden kosten tijd. Waar gevechtsvliegtuigen dus snel ter plaatse zijn mits andere landen meewerken, kunnen marineschepen meer onafhankelijk opereren, maar is daarvoor soms meer tijd nodig.

Behoefte per project

Verwerving Maritime Strike – Voor de bewapening voor de marineschepen komt, na een afweging van de verschillende alternatieven, alleen het Amerikaanse Tomahawk-kruisvluchtwapen van fabrikant Raytheon in aanmerking. Dit wapen heeft een bereik van meer dan 1.000 kilometer en is geschikt voor lancering vanaf zowel de LC-fregatten als de onderzeeboten. Na de lancering kan Nederland de Tomahawk een andere route naar het doel laten volgen of een ander doel toewijzen.

Defensie heeft naast de Tomahawk ook andere mogelijke bewapening onderzocht. Het gaat dan in het bijzonder om de Franse «Missile de Croisière Naval» (MdCN) en de Brits-Franse «Future Cruise/Anti Ship Weapon» (FC-ASW). Het bereik van beide wapensystemen is echter niet toereikend. Bij de MdCN is het onzeker of die geschikt gemaakt kan worden voor de lanceerinstallatie van de LC-fregatten. De FC-ASW is nog in ontwikkeling en er is nog weinig informatie over voorhanden. Ook is onzeker of dit wapen voor Nederland beschikbaar zou komen, en zo ja of dat tijdig zou gebeuren. Daarom zijn deze alternatieven voor deze behoefte afgevallen en heeft Defensie gekozen voor de Tomahawk. Defensie zal de ontwikkelingen bij de FC-ASW blijven volgen.

Deep Strike Capaciteit Air – Voor de F-35 bewapening komt, na een afweging van de verschillende alternatieven, alleen de Amerikaans JASSM-ER van fabrikant Lockheed Martin in aanmerking. Dit wapen heeft een bereik van ongeveer 1.000 kilometer en beschikt over stealth-eigenschappen, precisiegeleiding, en een geschikte explosieve lading. De JASSM-ER is onder andere in gebruik bij de Amerikaanse en de Australische luchtmachten en wordt geschikt gemaakt voor de F-35. Behalve Nederland schaffen in Europa ook Duitsland, Finland en Polen dit wapen aan.

Alternatieven zoals de Frans-Britse Storm Shadow komen niet in aanmerking vanwege een beperkt bereik en omdat ze niet zijn geïntegreerd op de F-35. Wel op de F-35 geïntegreerd is de Noorse Joint Strike Missile, waarover onder andere de Noorse F-35’s gaan beschikken. Voor Noorwegen is dit wapen voornamelijk bedoeld voor de inzet tegen schepen. Het bereik is echter ongeveer half zo groot als dat van de JASSM-ER en de explosieve lading is kleiner. Daarom valt dit alternatief af voor de Nederlandse behoefte.

Kwantitatieve behoefte – Defensie doet geen mededelingen over het aantal aan te schaffen wapens, omdat die informatie voor een mogelijke tegenstander van belang kan zijn. Deze wapenaanschaf betekent echter een significante bijdrage aan de slagkracht van de NAVO. Het aantal Nederlandse wapens voor de F-35 is te vergelijken met de aanschaf van andere Europese landen die over de F-35 gaan beschikken. De F-35’s krijgen voldoende wapens om bijvoorbeeld met een of meer eenheden van acht vliegtuigen meerdere aanvallen achtereen uit kunnen te voeren. De LC-fregatten en de onderzeeboten beschikken straks met de Tomahawk eveneens over een betekenisvolle slagkracht die verder gaat dan alleen een bijdrage aan de eerste fase van het conflict. Voor beide wapens geldt dat inzet in NAVO-kader waarschijnlijk zal gebeuren door meerdere bondgenoten tegelijk.

Het Defense Security Cooperation Agency (DSCA) van het Amerikaanse Ministerie van Defensie is verplicht het Amerikaanse Congres te informeren over mogelijke wapenleveranties aan andere landen. Het DSCA zal – na een Amerikaanse overheidsbesluit – informatie openbaar maken over de voorgenomen Nederlandse aanschaf van de JASSM-ER en de Tomahawk, inclusief aantallen en financiële gegevens. De aantallen die het DSCA zal noemen zijn een maximum. Het ontvangende land kan besluiten een lager aantal te verwerven.

Inrichten Joint Target Support Centre

Om de JASSM-ER en de Tomahawk naar hun doel te geleiden, is gedetailleerde informatie nodig over deze doelen en de route die de wapens daar naartoe kunnen volgen. Defensie heeft al beschikking over een faciliteit die daarvoor geschikt is: de Target Support Cell. Deze faciliteit is echter te klein voor de nieuwe bewapening die Defensie nu gaat aanschaffen. Het is noodzakelijk deze faciliteit uit te breiden tot een eenheid die gelijktijdig zowel de JASSM-ER als de Tomahawk kan bedienen. Daarom investereert Defensie met een apart project in de vestiging van een Joint Target Support Centre (JTSC). Het personeelsbestand van het het JTSC wordt met 45 functies bijna verdrievoudigd. Defensie investereert onder andere in extra IT en software en ook in een nieuw, groter gebouw met geclassificeerde werkruimtes en communicatiemiddelen.

Als Nederland deze wapens inzet in internationaal verband, werkt ons land ter ondersteuning van deze inzet via het JTSC samen met de landen die aan dit verband deelnemen. Indien het gaat om inzet in NAVO-verband zijn dit NAVO-bondgenoten, bij een inzet in EU-verband gaat het dan om EU-partners. Met de bijdragen van de verschillende partners, waaronder het Nederlandse JTSC, ondersteunt deze samenwerking de gezamenlijke wapeninzet van de betrokken bondgenoten en partners. Het JTSC kan ook een nationale inzet van deze wapens ondersteunen, als het kabinet hiertoe zou besluiten.

Integratie en lanceringen

De JASSM-ER en de F-35 moeten technisch voor elkaar geschikt worden gemaakt om inzetbaar te zijn. Hetzelfde geldt voor de Tomahawks enerzijds en de fregatten en onderzeeboten anderzijds. Dit wordt «integratie» genoemd. Voor de JASSM-ER regelt het Amerikaanse Joint Program Office van de F-35 de integratie inclusief testlanceringen. Nederand betaalt mee aan de kosten van deze integratie. Na invoering van de JASSM-ER zal Defensie periodiek een oefenlancering uitvoeren.

Voor het integratieproces van de JASSM-ER op de F-35 is geen extra inspanning van Defensie nodig. Dat ligt anders bij de integatie van de Tomahawk op de marineschepen. Bij de LC-fregatten en de onderzeeboten is de inbouw van extra apparatuur en software noodzakelijk. Voor een goede integratie op de LC-fregatten wil Defensie in 2024 of begin 2025 met een LC-fregat een testlancering uitvoeren. Nederland overlegt momenteel met de Verenigde Staten over de mogelijkheden. Met de ervaring die Defensie met de testlancering opdoet, kan over enkele jaren het complexe proces van de definitieve integratie op de vier LC-fregatten doelmatiger verlopen. De testlancering van 2024 zal ook belangrijke ervaring opleveren voor de integratie van de Tomahawk op de twee Walrusklasse-onderzeeboten en later de nieuwe onderzeeboten. Na de integratie op de marineschepen voert de Koninklijke Marine periodiek oefenlanceringen uit.

Verwerving

Van zowel de JASSM-ER als van het Tomahawk-kruisvluchtwapen is maar één producent. Bij de JASSM-ER is dat Lockheed Martin, bij de Tomahawks is dat Raytheon. Dit zijn beide Amerikaanse producenten en de enige mogelijkheid om deze wapensystemen te verwerven is via de Foreign Military Sales (FMS) regeling van de Amerikaanse overheid. Daarbij zorgt de Amerikaanse overheid voor de contracten met de leveranciers en de administratieve afhandeling.

Defensie gaat via de ondertekening van Letters of Offer and Acceptance financiële verplichtingen aan bij de Amerikaanse overheid. Het betreft vier LOA’s:

  • Een LOA voor de JASSM-ER en de daavoor benodigde goederen en diensten, zoals apparatuur en software;

  • Een LOA voor de Tomahawk-kruisvluchtwapens voor de LC-fregatten en de daarvoor benodigde goederen en diensten;

  • Een LOA voor de Tomahawk-kruisvluchtwapens voor de onderzeeboten en de daarvoor benodigde goederen en diensten;

  • Een LOA voor de testlancering vanaf een LC-fregat, voorzien voor 2024/2025.

Het is nog onzeker wanneer Nederland de LOA’s zal ontvangen. Dit is afhankelijk van interne processen van de Amerikaanse overheid. De LOA’s van de JASSM-ER en van de testlancering van de Tomahawk zullen mogelijk nog voor het zomerreces van uw Kamer binnen zijn. De twee andere LOAS’s over de Tomahawk-aanschaf worden pas in de tweede helft van dit jaar verwacht. De LOA’s blijven na ontvangst beperkt geldig. Nederland moet dus binnen de gestelde termijn besluiten om al dan niet akkoord te gaan met de voorwaarden van de LOA.

Planning

Het streven is de JASSM-ER en de Tomahawk zo snel mogelijk beschikbaar te hebben voor de Nederlandse krijgsmacht. Zoals nu voorzien stromen de JASSM-ER wapens in vanaf 2027.

De Tomahawks voor de LC-fregatten gaan vanaf 2026 in productie. Omdat de vier LC-fregatten in de periode 2025–2029 achtereenvolgens groot onderhoud ondergaan en daarbij ook geschikt worden gemaakt voor de Tomahawk, kan het eerste LC-fregat in 2027 met de Tomahawk operationeel worden. De eerste Walrusklasse-onderzeeboot met de Tomahawk is mogelijk in 2029 operationeel, maar dit is mede afhankelijk van de beschikbaarheid van de juiste versie van de Tomahawks. De vervangende fregatten en onderzeeboten, die in de loop van de jaren dertig instromen, zullen bij hun indienststelling voorzien zijn van deze bewapening.

Projectrisico’s

Defensie kiest bij deze investeringen zoveel mogelijk voor verwerving «van de plank» (Military-off-the-Shelf, MOTS). De bewapening die Defensie aanschaft komt grotendeels ook in gebruik bij de Amerikaanse krijgsmacht. Dit beperkt de projectrisico’s. Voor de afdekking van deze risico’s is een risicoreservering beschikbaar. De projectbudgetten zijn taakstellend.

De Tomahawks die Nederland aanschaft zijn van een nieuw type. De Tomahawks die bedoeld zijn voor de onderzeeboten moeten met een apart traject geschikt worden gemaakt voor de torpedolanceerbuizen. Daarbij bestaat het risico van vertraging. De Amerikaanse marine gebruikt deze lanceermethode zelf niet omdat de huidige Amerikaanse onderzeeboten zijn voorzien van een verticale lanceerinrichting. De Amerikanen gaan echter de mogelijkheden onderzoeken voor deze aanpassing van de Tomahawks. Een vertraging daarbij zou leiden tot een latere beschikbaarheid van deze wapens voor de onderzeeboten.

Defensie houdt hierbij de doelmatigheid in het oog ten aanzien van de Walrusklasse, die in de loop van de jaren dertig uit dienst gaat. Als vertraging onvermijdelijk is, beziet Defensie of het nog doelmatig is verder te gaan met de integratie op deze onderzeeboten. Voor de vervangende onderzeeboten zijn de aangepaste Tomahawks hoe dan ook nodig. Verder bestaat hier een financeel risico als het geschikt maken duurder wordt dan verwacht. Defensie zal samenwerking zoeken met andere landen die deze bewapening voor hun onderzeeboten aanschaffen of dat overwegen.

Bij zowel de JASSM-ER als de Tomahawk bestaat een risico op latere beschikbaarheid dan nu voorzien indien de fabrikanten de Nederlandse bestellingen niet tijdig in hun productieschema kunnen opnemen, bijvoorbeeld door de grote internationale vraag. Defensie kan dit risico verminderen door zo vroeg mogelijk de verplichtingen aan te gaan.

Internationale samenwerking

Voor zowel de JASSM-ER als de Tomahawk komt er intensieve internationale samenwerking. Dat geldt in de eerste plaats voor samenwerking met de Verenigde Staten, maar ook andere landen zijn hierbij belangrijk. Samenwerking is bijvoorbeeld mogelijk op de gebieden van training, operationele procedures en onderhoud.

Bij de JASSM-ER zal Nederland naast de Verenigde Staten samenwerken met Duitsland, Finland en Polen. Dit gebeurt ten aanzien van training voor operationele inzet en ligt in het verlengde van de bestaande samenwerking op luchtmachtgebied binnen de NAVO. Daarnaast is het voornemen dat de NAVO via het NATO Support en Procurement Agency (NSPA) een rol krijgt bij het coordineren van gezamenlijk onderhoud. Dit wordt nog uitgewerkt.

Voor de Tomahawk zal Nederland, naast de Verenigde Staten, intensief samenwerken met het Verenigd Koninkrijk. De Britse marine heeft ervaring met de Tomahawk op onderzeeboten en beschikt over een simulatiecentrum waarvan de Koninklijke Marine mogelijk gebruik kan maken. Gesprekken daarover met de Britten zijn gaande. Andere landen die de Tomahawk gaan aanschaffen zijn Australië, Canada en Japan. Het is de bedoeling om een gebruikersgroep op te richten om ervaringen te delen. De gebruikersgroep kan ook een startpunt vormen voor verdere samenwerking.

Financiële aspecten

Het projectbudget van het project «Deep Strike Capaciteit Air» ligt in de bandbreedte tussen € 250 miljoen en € 1 miljard. Het budget is opgebouwd uit investeringen, een risicoreservering en exploitatiekosten voor de komende vijftien jaar.

Het projectbudget van het project «Verwerving Maritime Strike» ligt in de bandbreedte tussen € 1 miljard en € 2,5 miljard. Ook voor dit budget geldt dat het is opgebouwd uit investeringen, een risicoreservering en exploitatiekosten voor de komende vijftien jaar.

Zoals hierboven uiteengezet verwacht Defensie voor de Tomahawks drie LOA’s te onvangen: een voor de LC-fregatten, een voor de onderzeeboten, en een voor de testlancering in 2024/2025. Omdat Defensie deze LOA’s waarschijnlijk niet gelijktijdig zal ontvangen, is het project «Verwerving Maritime Strike» verdeeld in drie deelprojecten, die ieder overeenkomen met een LOA:

  • Het budget van het deelproject voor de LC-fregatten en hun vervangers ligt in de bandbreedte tussen € 250 miljoen en € 1 miljard. Uit dit deelprojectbudget wordt ook het geschikt maken van de LC-fregatten en hun vervangers voor de Tomahawks betaald;

  • Het budget van het deelproject voor de Walrusklasse-onderzeeboten en hun vervangers ligt in de bandbreedte tussen € 250 miljoen en € 1 miljard. Uit dit deelprojectbudget wordt ook het geschikt maken van de Walrusklasse-onderzeeboten en hun vervangers voor de Tomahawks betaald, evenals het geschikt maken van de missiles voor lancering uit een torpedobuis;

  • Het budget voor de Tomahawk-testlancering in 2024 bedraagt minder dan € 50 miljoen.

Het aparte gerelateerde project «Joint Target Support Centre» heeft een projectbudget van minder dan € 50 miljoen en valt daarom buiten de afspraken van het Defensie Materieelproces (DMP). Voor de vervangende fregatten en de vervangende onderzeeboten die in de loop van de jaren dertig beschikbaar komen, geldt dat deze vanuit hun eigen projectbudgetten met «provisions for» geschikt worden gemaakt voor de Tomahawk. De integratie van de Tomahawk op deze schepen wordt betaald uit het projectbudget «Verwerving Maritime Strike» vanuit het desbetreffende deelproject.

De genoemde budgetten maken deel uit van het investeringsbudget van Defensie. De commercieel vertrouwelijke bijlage bevat nadere financiële gegevens. Deze gegevens dienen vertrouwelijk te blijven totdat de Letters of Offer and Acceptance van de Amerikaanse overheid zijn ontvangen.

Vooruitblik

Ik verwacht later dit jaar van de Amerikaanse overheid vier Letters of Offer and Acceptance te ontvangen, twee daarvan mogelijk al voor de zomer. Indien Nederland de voorwaarden van de LOA’s accepteert en deze ondertekent, gaat Nederland de verplichtingen aan. Ik zal na ontvangst en beoordeling van de LOA’s de Kamer met B/D-brieven informeren over de JASSM-ER voor de F35’s, over de Tomahawks voor de LC-fregatten en over de Tomahawks voor de onderzeeboten. Gezien de beperkte geldigheidstermijn van de LOA’s wil ik de Kamer verzoeken hiermee straks rekening te houden bij de behandeling van deze brieven. Aangezien het deelproject van de Tomahawk-testlancering onder de DMP-grens van € 50 miljoen ligt, ben ik voornemens de Defensie Materieel Organisatie te mandateren om de verplichting aan te gaan.

De Staatssecretaris van Defensie, C.A. van der Maat


X Noot
1

Kamerstuk 36 124, nr. 1

X Noot
2

Kamerstuk 34 550 X, nr 34. De motie verzoekt de mogelijkheden te bestuderen om kruisvluchtwapens te plaatsen op de nieuwe fregatten die de M-fregatten moeten vervangen, en de Kamer hierover te informeren. In de brief van 29 augustus 2022 (Kamerstuk 36 124, nr. 2) is toegelicht waarom Defensie kiest voor plaatsing op de Luchtverdedigings- en Commandofregatten en onderzeeboten.

X Noot
3

Een ander investeringsproject waarbij als gevolg van het FMS-traject Defensie moest afwijken van de reguliere DMP-systematiek is het het project «Apache Remanufacture». Hier kon Defensie aansluiten bij een Amerikaans programma en was in de A-fase al de meeste informatie beschikbaar. De A-brief werd snel gevolgd door de D-brief omdat Defensie op korte termijn verplichtingen wilde aangaan (A-brief: Kamerstuk 27 830, nr. 209; D-brief: Kamerstuk 27 830, nr. 234).

X Noot
4

Ter vertrouwelijke inzage gelegd, alleen voor de leden, bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
5

Zie de brief over taakspecialisatie van 22 december 2022 (Kamerstuk 33 279, nr. 36).

Naar boven