27 625 Waterbeleid

Nr. 423 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 april 2018

In de procedurevergadering van 14 maart 2018 heeft de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat mij gevraagd te reageren op het rapport «De boer betaalt, maar voor welke vervuiling». Aanvullend verzoekt de vaste commissie specifiek om aan te geven hoe wordt omgegaan «met het vervuilde water dat vanuit het buitenland Nederland binnenkomt».

Aanpassing waterschapsbelastingen

De Unie van Waterschappen verkent op dit moment noodzakelijkheid, wenselijkheid en mogelijkheden voor aanpassing van het belastingstelsel van de waterschappen met het oog op een toekomstbestendige en duurzame financiering. U bent daarover in februari van dit jaar geïnformeerd (Kamerstuk 27 625, nr. 413). Dit onderzoek maakt deel uit van een bredere verkenning rond de aanbevelingen uit het OESO-rapport «Watergovernance in the Netherlands: fit for the future?». In dat verband verken ik samen met de bestuurlijke partners of op langere termijn principes als «de gebruiker, vervuiler, veroorzaker of belanghebbende betaalt» beter toegepast kunnen worden.

De Unie van Waterschappen heeft een Commissie Aanpassing Belastingstelsel (CAB) ingesteld die in haar overwegingen ook de aanbeveling van de OESO betreffende «de gebruiker, vervuiler, veroorzaker of belanghebbende betaalt» betrekt. In december 2017 publiceerde deze Commissie haar voorstellen voor herziening van de waterschapsheffingen, die bij alle waterschappen en belanghebbende organisaties ter consultatie zijn neergelegd. Dit heeft tot veel reacties geleid, die de Commissie momenteel verwerkt. Ik ga ervan uit dat de Commissie hierin ook de argumenten uit het rapport «De boer betaalt, maar voor welke vervuiling» zal meewegen. Het is van belang om eerst kennis te nemen van de afweging van deze Commissie en ik wil hier niet op vooruitlopen door nu al inhoudelijk op dit rapport te reageren.

De bedoeling is dat de Commissie in juni van dit jaar haar rapport aanbiedt aan het bestuur van de Unie van Waterschappen. De Unie zal het rapport dan, al dan niet in gewijzigde vorm, aan haar leden voorleggen. Na die ledenraadpleging beslist het bestuur van de Unie met welk verzoek zij zich tot mij gaat richten.

Het aan mij voorgelegde advies zal vervolgens worden besproken in de Stuurgroep Water. Zoals aangegeven in eerdergenoemde brief is de verwachting dat uw Kamer in het vierde kwartaal van 2018 over de uitkomsten van deze bespreking wordt geïnformeerd.

Omgang met vervuild water dat vanuit het buitenland Nederland binnenkomt

Nederland is gelegen aan het einde van Rijn, Maas, Schelde en Eems en is voor het realiseren van waterkwaliteitsdoelstellingen mede afhankelijk van de inspanningen die andere landen in deze stroomgebieden treffen. De dialoog hierover wordt door het rijk onder andere gevoerd in de internationale riviercommissies. Ook waterschappen en provincies overleggen met het bevoegde gezag in buurlanden over het realiseren van waterkwaliteitsdoelstellingen in kleinere grensoverschrijdende wateren.

Afspraken worden conform de Europese Kaderrichtlijn Water vastgelegd in de internationale stroomgebiedbeheerplannen, die een geheel stroomgebied van een rivier beslaan en dus grensoverschrijdend zijn. De Nederlandse delen van die stroomgebiedbeheerplannen 2015 (bijlagen bij Kamerstukken 31 710 en 27 625, nr. 45) beschrijven de betekenis van het uit het buitenland afkomstige oppervlaktewater voor het behalen van waterkwaliteitsdoelen in Nederland. In het kader van de Delta-aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater worden regionale analyses uitgevoerd die input vormen voor de in 2019 af te ronden nationale analyse (Kamerstuk 27 625, nr. 409). Deze analyses geven ook een actualisatie van de invloed van het water dat Nederland binnen komt. Dit zal in de internationale riviercommissies besproken worden bij het vaststellen van de internationale stroomgebiedbeheerplannen voor de periode 2022–2027.

Hierbij dient in ogenschouw te worden genomen dat implementatie van EU-regelgeving, zoals de EU-richtlijn Stedelijk Afvalwater of de EU-Nitraatrichtlijn, in andere lidstaten bijdraagt aan het bereiken van een gelijk speelveld binnen internationale stroomgebieden. Hierbij geldt het principe van wederkerigheid: de mate waarin Nederland andere lidstaten kan aanspreken is mede afhankelijk van de mate waarin Nederland zelf inspanningen verricht om emissies naar grond- en oppervlaktewater terug te dringen.

Ik hoop u hiermee naar wens te hebben geïnformeerd.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Naar boven