27 625 Waterbeleid

Nr. 413 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 februari 2018

In het Wetgevingsoverleg Water van 27 november 2017 (Kamerstuk 34 775 J, nr. 17) heb ik toegezegd uw Kamer over een aantal onderwerpen op korte termijn te informeren. Hierbij stuur ik u die informatie. Voor het onderzoek naar de tweede bron van GenX en de beheerautoriteit Wadden heb ik de Kamer geïnformeerd via separate brieven, Kamerstuk 28 089, nr. 56 (GenX) en zeer recent in een brief van 22 januari jl. (beheerautoriteit Wadden; Kamerstuk 29 684, nr. 154). Tevens informeer ik u over de uitgangspunten die worden gehanteerd bij het beoordelen van de veiligheid van de primaire waterkeringen in Groningen onder invloed van aardbevingen. Dit is gevraagd door mevrouw Van Tongeren aan de Deltacommissaris tijdens een gesprek met de vaste Kamercommissie voor Infrastructuur en Waterstaat.

Onafhankelijk onderzoek ten behoeve van de prestatievergelijking van de drinkwaterbedrijven en de rol van de ILT.

In de «evaluatie doelmatigheid drinkwaterwet» (Kamerstuk 27 625, nr. 410) heeft Andersson Elffers Felix (AEF) aanbevolen om periodiek onafhankelijk onderzoek te doen naar de doelmatigheid en de investeringsopgave van drinkwaterbedrijven. Het lid Geurts (CDA) heeft gevraagd om meer duidelijkheid over hoe wordt omgegaan met deze aanbeveling.

  • Voor wat betreft de doelmatigheid zal periodiek onderzoek plaatsvinden naar de productiviteit van zowel de sector als van de individuele bedrijven. In lijn met de aanbeveling van AEF.

  • Ten aanzien van de investeringsopgave dienen de drinkwaterbedrijven de benodigde gegevens te verstrekken. Met die gegevens kan worden nagegaan of de jaarlijkse investeringen in de pas lopen met de totale voorziene investeringsopgave op de middellange termijn.

De aldus verkregen informatie over doelmatigheid en investeringen wordt meegenomen in de prestatievergelijking die het ILT driejaarlijks opstelt en aan uw Kamer wordt gestuurd.

Verder vraagt het lid Geurts hoe de rolverdeling is tussen de drinkwaterbedrijven en de ILT als het gaat om de controle op de juistheid van de aangeleverde gegevens. De drinkwaterbedrijven verzamelen en ordenen de feitelijke gegevens op basis van het door de ILT opgestelde en door mij vastgestelde protocol. Bij de overdracht van de gegevens aan de ILT moeten de drinkwaterbedrijven de juistheid van de gegevens garanderen. Daarvoor dienen zij een onafhankelijke toets te laten uitvoeren. Dit is in lijn met de aanbeveling uit de evaluatie en een extra stap en verbetering ten opzichte van de bestaande situatie.

De ILT controleert vervolgens of de verstrekte gegevens overeenkomen met de eisen die het protocol stelt. Daarna stelt de ILT de prestatievergelijking op, waarin de gegevens worden geïnterpreteerd c.q. van context worden voorzien. De ILT is en blijft eindverantwoordelijk voor de prestatievergelijking en voor het opstellen van het daarvoor benodigde protocol.

De kosten voor zuivering drinkwater en het principe van «de gebruiker, vervuiler betaalt».

Het lid Laçin (SP) heeft gevraagd naar de toepassing van het principe «de vervuiler betaalt» in relatie tot de zuivering van drinkwater. Vertrekpunt is het principe dat degenen die profijt hebben van het waterbeheer, of ingrepen doen die daar effect op hebben, ook de daarbij behorende kosten dragen. Naar aanleiding van het OESO-rapport «Watergovernance in the Netherlands: fit for the future?» verken ik samen met de bestuurlijke partners of op langere termijn principes als «de gebruiker, vervuiler, veroorzaker of belanghebbende betaalt» beter toegepast kunnen worden.

De huidige financieringssystematiek van het waterbeheer stelt de terugwinning van de gemaakte kosten centraal. Dit heeft als voordeel dat er zekerheid is dat de noodzakelijke kosten worden gedragen. Principes als «de gebruiker, vervuiler, veroorzaker of belanghebbende betaalt» worden toegepast in de bekostiging van het waterbeheer, mogelijk kan dit op bepaalde terreinen nog versterkt worden. Diffuse bronnen zoals nutriënten, mest en gewasbeschermingsmiddelen worden nu niet belast, terwijl zij wel een belasting vormen voor de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater. Drinkwaterbedrijven moeten hun zuiveringsinspanningen verhogen of eerder in de keten bronmaatregelen bekostigen, waardoor de kosten voor zuivering hoger worden en de drinkwaterprijs stijgt. Ook nieuwe stoffen als medicijnresten en microplastics leiden tot hogere zuiveringskosten. Bij de aanpak van vervuiling en het verbeteren van de waterkwaliteit hanteren we de preventieladder uit de beleidsnota drinkwater. Dit is ook het uitgangspunt bij het reduceren van lozingen door puntbronnen in de Structurele Aanpak voor opkomende stoffen.

In de ketenaanpak medicijnresten uit water, onderdeel van de Delta-aanpak Waterkwaliteit, bekijken alle betrokken partijen gezamenlijk waar in de keten de «vervuiling» van het water met medicijnresten aangepakt kan worden. In dat onderzoek wordt een breed palet aan mogelijke oplossingen bekeken, variërend van efficiënter medicijngebruik en het opvangen van specifieke verontreinigingen bij ziekenhuizen tot het extra zuiveren bij rioolwaterzuiveringsinstallaties. Daarbij is de vervolgvraag hoe dat gefinancierd kan worden. Bij een deel van de maatregelen ligt financiering vanuit de medische sector voor de hand, in andere gevallen zal de discussie tussen de watersector en de medische sector komende jaren gevoerd moeten worden.

De Commissie Aanpassing Belastingstelsel van de Unie van Waterschappen (UvW) verkent de noodzakelijkheid, de wenselijkheid en mogelijkheden voor aanpassing van het belastingstelsel van de waterschappen met het oog op toekomstbestendige en duurzame financiering. Wanneer de UvW haar advies heeft opgeleverd, naar verwachting medio 2018, zal dit samen met de overige bevindingen worden besproken in de Stuurgroep Water.

Ik verwacht uw Kamer hierover in het vierde kwartaal van 2018 verder te kunnen informeren.

Overleg met Vitens over monitoring bij drinkwaterbron Weerselo.

Naar aanleiding van vragen van het lid Van Tongeren (GL) heb ik de Kamer toegezegd met Vitens te bekijken welke monitoring nodig is voor de drinkwaterbron bij Weerselo. In het algemeen vraagt het Ministerie van EZK provincies en gemeenten om advies bij winningsvergunningen. Provincies zijn mede-eigenaar van drinkwaterbedrijven. De drinkwaterbedrijven kunnen via de provincie hun wensen kenbaar maken. De adviezen van provincies en gemeenten maar ook de inspraakreacties van burgers kunnen leiden tot aanpassingen van een winningsvergunning.

Specifiek ten aanzien van injectie van productiewater in relatie tot de drinkwaterwinning Weerselo is nader onderzoek uitgevoerd. Vitens heeft aangegeven de conclusies uit het eindrapport «Herafweging verwerking productiewater Schoonebeek» te onderschrijven dat de risico's voor lekkages uit de reservoirs (lege gasvelden) waarin wordt geïnjecteerd verwaarloosbaar klein zijn. Deze conclusies zijn getoetst en worden onderschreven door onafhankelijke experts. Vitens geeft aan dat aanvullende monitoring rond Weerselo om die reden niet nodig wordt gevonden.

De actieve informatieplicht van bedrijven naar drinkwaterbedrijven.

Wat de uitvoering van de motie van de leden Van Eijs en Kröger (Kamerstuk 25 883, nr. 299) betreft kan ik u meedelen dat ik Royal Haskoning/DHV opdracht heb gegeven uit te werken hoe zo’n informatieplicht eruit kan zien. De uitkomsten hiervan worden besproken met onder meer drinkwaterbedrijven en de chemische industrie. Op basis hiervan kom ik met een nadere uitwerking van de motie.

Begroting «beheer en onderhoud van watersystemen».

De fractie van de SGP heeft gevraagd naar het potentiële tekort voor beheer en onderhoud van watersystemen. Ik heb structureel geld apart gezet op zowel het Infrastructuurfonds als het Deltafonds voor beheer, onderhoud en vervanging. In 2017 is met RWS een «Service Level Agreement» (SLA) beheer en onderhoud afgesloten voor de periode 2018–2021. Er zijn geen tekorten op deze SLA.

Voor de lange termijn (de periode 2022–2031) is er wellicht wel sprake van een tekort voor het beheer en onderhoud van hoofdwegen, hoofdvaarwegen en hoofdwatersysteem. Dat is gebaseerd op de behoefteprognose en het is nog niet zeker dat dit tekort daadwerkelijk zal optreden. Er is daarom een risicoreservering (risico-opslag) van 50% getroffen. Voor het Deltafonds betreft dit een risicoreservering van € 99 mln. In de periode tot 2022 wordt bekeken of er daadwerkelijk een tekort is. Als dit het geval is wordt bekeken of maatregelen mogelijk zijn om budgetbehoefte en budget met elkaar in overeenstemming te brengen, in plaats van budget toe te voegen. Dit kan bijvoorbeeld door versoberingen of verdere efficiency maatregelen. Daarbij worden ook de consequenties voor de gebruikers van de netwerken in beeld gebracht. Via het begrotingsproces wordt de Kamer hierover geïnformeerd.

Aardbevingen en de veiligheidsnormering.

Tijdens het gesprek van de Deltacommissaris met de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat op 23 november jl. vroeg het lid Van Tongeren welke uitgangspunten worden gehanteerd bij het beoordelen van de veiligheid van de primaire waterkeringen in Groningen onder invloed van aardbevingen. De Deltacommissaris heeft mij deze vraag ter beantwoording overlegd.

De primaire waterkeringen in Groningen (dijken langs de Eems en Waddenzee) moeten ook onder invloed van aardbevingen aan de veiligheidsnormen voldoen die in de Waterwet zijn vastgelegd. Bij een dijk in het aardbevingsgebied moet worden onderzocht of de dijk onder invloed van aardbevingen zodanig wordt verzwakt, dat deze niet meer aan de norm voldoet. De ter plaatse van de dijk te hanteren aardbevingsbelasting wordt gebaseerd op een beving met een maximum van 5 op de schaal van Richter, overeenkomstig met het eindadvies van de Commissie Meijdam (14 december 2015): Handelingsperspectief voor Groningen: Adviescommissie «Omgaan met risico’s van geïnduceerde aardbevingen». Als de dijk niet voldoet moeten maatregelen genomen worden.

Voor de dijk tussen Eemshaven en Delfzijl is onderzocht of de dijk door aardbevingen zodanige schade kan oplopen dat deze niet meer aan de veiligheidsnormen voldoet. Na uitvoerig onderzoek, waarbij ook Amerikaanse, Japanse en Griekse deskundigen waren betrokken, is gebleken dat bij een aardbeving geen ernstige vervormingen van de dijk worden verwacht. Eventuele vervormingen zullen met behulp van een te installeren monitoringsysteem worden opgemerkt. Door op enkele plekken langs de dijk kleidepots aan te leggen kunnen eventuele beschadigingen snel worden gerepareerd. Planning is dat de kleidepots eind 2019 zijn afgerond, tegelijkertijd met de versterking van de dijk.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Naar boven