27 625 Waterbeleid

Nr. 338 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 mei 2015

Hierbij stuur ik u de rapportage Water in beeld 2014 over de voortgang van de uitvoering van het Nationaal Waterplan 2009–2015 en het Bestuursakkoord Water (2011)1. Daarnaast informeer ik u over de uitvoering van de motie Van Veldhoven c.s. over de waterschapsbelasting (Kamerstuk 27 625, nr. 215). In deze brief ga ik ook in op mijn toezegging tijdens het Wetgevingsoverleg Water van 17 november 2014 (Kamerstuk 34 000 J, nr. 23) over de watertoets.

Water in beeld 2014

Zoals blijkt uit de bijgevoegde rapportage Water in beeld 2014 ligt de uitvoering van de voorgenomen acties uit het Nationaal Waterplan en het Bestuursakkoord Water over het algemeen goed op koers. In het afgelopen jaar werd met de zogeheten deltabeslissingen en voorkeursstrategieën over waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ruimtelijke adaptatie één van de belangrijkste mijlpalen bereikt. In de Tussentijdse wijziging van het Nationaal Waterplan zijn de beleidswijzigingen vastgelegd en in het concept-Nationaal Waterplan 2016–2021 dat eind 2014 ter inzage werd gelegd, is deze lijn doorgetrokken.

Met deze rapportage onder de noemer Water in beeld wordt dit jaar een lange reeks sinds 1998 afgesloten. Met ingang van 2016 zal over de uitvoering van het waterbeleid worden gerapporteerd onder de titel De Staat van Ons Water. Deze nieuwe rapportage sluit aan op de ambities en mijlpalen uit het Nationaal Waterplan 2016–2021. Beoogd wordt om naast verantwoording aan het parlement, in samenhang met het communicatieprogramma Ons Water ook een breder publiek te bereiken. Hiermee wordt de transparantie bevorderd en het waterbewustzijn vergroot. De eerste uitgave van De Staat van Ons Water zal ik u in mei 2016 doen toekomen.

Toepassing watertoets

In het Wetgevingsoverleg van november 2014 heb ik toegezegd te onderzoeken of het mogelijk is om in deze jaarlijkse rapportage ook informatie op te nemen over toepassing van de Watertoets, vooruitlopend op hoe deze met de Omgevingswet wordt vastgelegd.

De praktijk van de watertoets is in 2011 uitgebreid geëvalueerd. De uitkomsten van deze evaluatie bieden echter geen cijfers over de huidige uitvoeringspraktijk. Daarom is het niet mogelijk in deze rapportage al informatie over de toepassing van de watertoets op te nemen. Dit jaar wordt gebruikt om deze informatie te verzamelen, zodat vanaf 2016 hierover gerapporteerd kan worden.

Motie Van Veldhoven c.s. over de waterschapsbelasting

De motie van het lid Van Veldhoven c.s. (Kamerstuk 27 625, nr. 215) heeft de regering verzocht erop toe te zien dat de waterschapsbelastingen zich slechts in lijn met de inflatie ontwikkelen en de Kamer tijdig te informeren indien de lasten in een waterschap met meer dan 5 procent jaarlijks dreigen te stijgen. Hierbij wordt voor het vierde achtereenvolgende jaar uitvoering gegeven aan deze motie.

Onlangs heeft de Unie van Waterschappen (UvW) de publicatie Waterschapsbelastingen 2015 uitgebracht over de ontwikkeling van de waterschapsbelastingen. De UvW heeft deze ook aan uw Kamer aangeboden.

Uit genoemde publicatie blijkt opnieuw dat de ontwikkeling van de belastingopbrengsten van de waterschappen, in het perspectief van de overige decentrale overheden, sinds 2006 de laagste stijging kent.

In het tarievenoverzicht is voor drie standaardprofielen de procentuele wijziging van de belastingdruk in elk waterschap ten opzichte van 2014 vermeld. Zoals is te zien blijven voor wat betreft de groep meerpersoonshuishoudens met eigen woning 22 van de 23 waterschappen onder de 5 procent stijging; bij enkele waterschappen is sprake van een nominale daling.

Over waterschap Hollandse Delta, dat voor de groep meerpersoonshuishoudens met eigen woning een lastendrukstijging in 2015 heeft van 5,1 procent, heb ik bij het betreffende waterschap navraag gedaan. Het waterschap geeft aan dat de verhoging van de tarieven van de waterschapsbelasting met name zijn oorzaak vindt in de zuiveringsheffing. In 2014 is gebleken dat het aantal vervuilingseenheden waarover de zuiveringskosten worden omgeslagen lager ligt dan eerder aangenomen. Dit wordt veroorzaakt door teruglopende bedrijvigheid, hogere kwijtschelding en doordat uit bestandscontroles is gebleken dat het aantal vervuilingseenheden eerder te hoog is ingeschat. Het gevolg hiervan is dat de kosten van zuiveren over minder vervuilingseenheden kunnen worden verdeeld, waardoor de prijs per eenheid stijgt. Het heeft dus niet te maken met hogere kosten voor de zuiveringstaak, die kosten zijn in 2015 gedaald ten opzichte van 2014.

Ik wil benadrukken dat het niet aan mij, maar aan de besturen van de waterschappen zelf is om de tarieven vast te stellen en te bepalen wat nodig en aanvaardbaar is.

In het Bestuursakkoord Water hebben de waterschappen met de overige partijen (Rijk, provincies, gemeenten en drinkwaterbedrijven) afgesproken om op de lange termijn een doelmatigheidswinst na te streven en op deze wijze de lastenstijging voor de burger te beperken. In Water in beeld 2014 is te lezen dat op basis van de huidige inzichten het realiseren van gematigde lastenontwikkeling en een grotere efficiency in het waterbeheer goed op koers ligt.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven