27 428 Beleidsnota Biotechnologie

Nr. 217 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 maart 2012

Hierbij zend ik u, mede namens de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu (I&M) en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), de kabinetsreactie op de signalering van de COGEM «Genetisch gemodificeerde dieren: gewilde en ongewilde werkelijkheid». Op 9 februari 2012 heeft de staatsecretaris van I&M u reeds een reactie gestuurd specifiek over genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) in relatie tot het ontwerpbesluit genetisch gemodificeerde organismen 2012 (TK 27 428, nr. 212).

In onderhavige brief zal ingegaan worden op de door de COGEM gesignaleerde ethische overwegingen in de bestaande wettelijke kaders.

De COGEM signaleert zes hoofdlijnen. Deze zijn:

  • 1. Bij de beoordeling van gg-dieren en gekloonde dieren in Europa zijn meer aspecten van belang dan alleen milieu en voedselveiligheid.

  • 2. Alternatieven en ethische en maatschappelijke aspecten spelen in de huidige Europese toelatingsprocedures in de toekomst mogelijk een te geringe rol.

  • 3. Ethische argumenten zijn in geval van een WTO-conflict onvoldoende om import van gekloonde dieren in te perken. Een mogelijk verbod op gebruik van nakomelingen van klonen als voedsel is niet eenvoudig handhaafbaar.

  • 4. Als een belofte om te etiketteren niet kan worden waargemaakt, dan kan dat het vertrouwen in de overheid en de sector sterk onderdrukken.

  • 5. Het is onduidelijk of een ethische toetsing bij de import van producten van gg-dieren wenselijk is.

  • 6. Onduidelijkheid of voor veldproeven met gg-insecten in Nederland ook een ethische toetsing vereist is.

Tot voor kort was het maken van dieren met behulp van biotechnologische technieken, dat wil zeggen genetische modificatie en klonen, beperkt van omvang.

In de Europese Unie heeft de toepassing van genetische modificatie zich in het algemeen beperkt tot biomedisch onderzoek.

De laatste jaren is er een gestage groei van de toepassing van biotechnologische technieken, met name buiten de Europese Unie. Zo zijn er nu reeds medicijnen op de Europese markt toegelaten, die buiten de Europese Unie zijn geproduceerd met behulp van genetisch gemodificeerde dieren. Andere ter discussie staande introducties zijn de toelating van de gg-zalm en de zogenaamde enviro-pig. In de landen waar deze dieren worden gemaakt geldt alleen een toetsing op veiligheid voor mens en milieu. Ethische aspecten spelen niet tot nauwelijks een rol.

In Nederland is, als één van de weinige landen binnen de Europese Unie, voor het maken van dieren middels biotechnologische technieken een ethische toetsing verplicht. Deze toetsing wordt uitgevoerd door de Commissie Biotechnologie bij Dieren. Per 1 januari 2010 geldt dit overigens alleen nog voor niet-biomedische toepassingen, maar wel voor alle dieren, waaronder insecten.

In het door de COGEM beschreven geval van een veldproef met gg-insecten, zal dus op basis van Nederlandse regelgeving een ethische toetsing plaatsvinden van het modificeren van de insecten. Voorafgaand aan de introductie in het milieu van deze dieren zal conform de Europese regels bovendien een milieutoetsing plaats moeten vinden.

In de Europese regelgeving is op dit moment geen ethische toetsing vereist, noch voor het maken van gg-dieren in Europa, noch voor de invoer van producten of dieren die via biotechnologische technieken zijn gemaakt. Het kabinet herkent het signaal van de COGEM dat er meer argumenten een rol spelen dan alleen humane gezondheid en milieu. De discussie rond de aanpassing van de Nieuwe Voedingsmiddelen Verordening, waarover in 2011 geen overeenstemming tussen het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie kon worden bereikt, is een duidelijk voorbeeld hiervan. Ik wil u hierbij ook verwijzen naar mijn brief van 10 mei 2011 over de resultaten van dit overleg (TK 27 428, nr. 186).

Bij de uitwerking van nadere EU afspraken over de toepassing van biotechnologische technieken op dieren zal rekening worden gehouden met het feit dat, zoals COGEM ook signaleert, er onduidelijkheid bestaat over de ruimte in WTO-kader om op basis van ethische overwegingen de handel van producten en dieren te belemmeren. In beginsel zijn handelsbelemmeringen niet toegestaan tenzij uitdrukkelijk voorzien in de WTO-regels. In bepaalde gevallen kunnen «verboden» handelsbelemmeringen onder strikte voorwaarden worden gerechtvaardigd met een beroep op bijvoorbeeld de bescherming van mens, plant of dier of gezondheid of het in standhouden van natuurlijke hulpbronnen. De noodzaak tot het beschermen van de publieke moraal wordt eveneens genoemd als een rechtvaardigingsgrond. Op dit moment is echter niet duidelijk onder welke voorwaarden een beroep op deze rechtvaardigingsgrond mogelijk is vanwege het ontbreken van uitspraken ter zake. Tevens moet daarbij worden opgemerkt dat er geen «one size fits all» benadering mogelijk is. Dit betekent dat ieder geval op zich staat.

De Europese Commissie heeft aangegeven eind dit jaar of begin volgend jaar te komen met een wetgevingsvoorstel over het klonen van dieren. Zij zal daarbij ook een beoordeling geven van de (juridische) gevolgen van mogelijk te treffen maatregelen. Het kabinet neemt kennis van de door de COGEM gemaakte signalering dat als een belofte om te etiketteren niet kan worden waargemaakt, het vertrouwen in de overheid en de sector sterk zal verminderen.

De verwachting van het kabinet is dat de Europese Commissie in bovengenoemde beoordeling tevens zal ingaan op de (on)mogelijkheden van etikettering.

De inzet van het kabinet in Europees verband is het Nederlandse beleid ten aanzien van biotechnologie bij dieren. Inzet daarbij is om een ethische toetsing voor de toepassing van biotechnologische technieken op dieren in de EU op Europees niveau te bewerkstelligen.

Over de door de COGEM gemaakte opmerking dat het onduidelijk is of een ethische toetsing bij de import van producten van gg-dieren wenselijk is, wacht het kabinet eerst het oordeel van de Europese Commissie af.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

Naar boven