27 428 Beleidsnota Biotechnologie

Nr. 215 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 maart 2012

Naar aanleiding van het verzoek van 31 januari jongstleden van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie om u te informeren over de stand van zaken met betrekking tot de veredelingsvrijstelling, bericht ik u, mede namens de staatssecretaris, het volgende. Dit is in aanvulling op hetgeen reeds is verwoord in antwoord op vragen gesteld tijdens het schriftelijk overleg over biotechnologie1 en in reactie op twee moties2 aangenomen bij het recente VAO Tuinbouw.

Tweesporenbeleid veredelingsvrijstelling

Bij de veredelingsvrijstelling gaat het, zoals eerder aan uw Kamer bericht, om een tweesporenbeleid (beperkte en uitgebreide vrijstelling) ten aanzien van het octrooirecht.

Eerste spoor: beperkte veredelingsvrijstelling

Deze vrijstelling maakt het mogelijk om voor het kweken, ontdekken en ontwikkelen van nieuwe plantenrassen gebruik te maken van biologisch materiaal waarop octrooirecht rust, zonder toestemming van de octrooihouder. Voor de commerciële exploitatie van die nieuwe rassen blijft toestemming van de octrooihouder nodig, zolang de nieuwe plantenrassen de door de geoctrooieerde uitvinding gewijzigde eigenschappen bezitten.

Wetsvoorstel

De Raad van State heeft eind december 2011 over het daartoe strekkende voorstel van rijkswet advies uitgebracht. Dit advies zal openbaar worden gemaakt bij indiening van het voorstel van rijkswet bij uw Kamer, naar verwachting in mei van dit jaar, of zo veel eerder als mogelijk.

Ontwerpverordening unitair octrooi

In vervolg op mijn brief van 8 december 20113 over de Nederlandse inzet van bewindspersonen met betrekking tot de beperkte veredelingsvrijstelling bij de totstandkoming van het unitaire octrooirecht is de stand van zaken als volgt. Het Europees Parlement zal over de ontwerpverordening stemmen op een nog nader te bepalen datum, evenals over een amendement dat een beperkte veredelingsvrijstelling beoogt. Nederland blijft zich actief inzetten voor opname van een beperkte veredelingsvrijstelling in de Verordening unitair octrooi, conform de aangenomen motie Van der Staaij c.s.4. Ik sta daarover ook in contact met het Europees Parlement.

Tweede spoor: uitgebreide veredelingsvrijstelling

Deze vrijstelling maakt het mogelijk om biologisch materiaal waarop een octrooirecht rust, zonder toestemming van de octrooihouder te gebruiken, niet alleen voor het kweken, ontdekken en ontwikkelen van nieuwe plantenrassen maar ook voor de commerciële exploitatie van die nieuwe plantenrassen indien deze de door de geoctrooieerde uitvinding gewijzigde eigenschappen bezitten.

De staatssecretaris heeft bij het Algemeen Overleg van 20 juni 20115 en 17 november 20116 aangegeven te blijven onderzoeken of een uitgebreide veredelingsvrijstelling mogelijk is, omdat uit het oogpunt van voedselzekerheid monopolisering moet worden tegengegaan. Daarbij is aangegeven dat de afweging zal moeten worden gemaakt onder de voorwaarde dat andere belangen die gediend worden in het octrooirecht, belangen van bijvoorbeeld de sectoren chemie en farmaceutische industrie, niet of zo min mogelijk geschaad worden en mits het juridisch mogelijk is. Ik heb aangekondigd over de verenigbaarheid van een uitgebreide veredelingsvrijstelling met Richtlijn 98/44/EG (de Bio-octrooirichtlijn) en de TRIPS-Overeenkomst advies te zullen vragen aan de Raad van State7.

Voorts heeft de staatssecretaris toegezegd te onderzoeken of het verantwoord is om de uitgebreide veredelingsvrijstelling, onder de bovengenoemde voorwaarden, op Europees niveau in Richtlijn 98/44/EG te regelen.

Bij het tweede spoor gaat het om de volgende activiteiten:

  • a. de lopende consultatie onder belanghebbende partijen;

  • b. de internationale sondering;

  • c. advisering door de Raad van State van het Koninkrijk over een uitgebreide veredelingsvrijstelling.

a. De lopende consultatie onder belanghebbende partijen

Deze consultatie is gestart met een brief van mij van 11 april 2011 aan de belangenbehartigende partijen, te weten LTO, NIABA, Nefarma, Plantum en VNO/NCW. In die brief is de procedure van de consultatie uiteengezet, welke bestaat uit 4 fasen.

Fase 1: Bepaling van wenselijkheid en haalbaarheid van een uitgebreide veredelingsvrijstelling in het octrooirecht en inventarisatie van mogelijke alternatieven daarvoor

Deze fase is afgerond. Daarbij hebben niet alleen de hiervoor genoemde organisaties gereageerd, maar ook een groep van bedrijven bestaande uit AkzoNobel, DSM, Dow Benelux, NXP Semiconductors, Philips, Shell, Tata Steel Europe en Unilever.

Fase 2: Inventarisatie uitkomsten van fase 1 via schriftelijke rapportage

Deze fase is wat betreft de schriftelijke inbreng van de genoemde organisaties en bedrijven reeds afgerond. De samenvattende rapportage is in de afrondingsfase. Deze rapportage zal de basis vormen voor fase 3.

Fase 3: Bestuurdersoverleg met belangenorganisaties

Doel van het overleg is een basis te leggen voor een zo breed mogelijk gedragen routekaart voor de verwezenlijking van na te streven oplossingen. In verband met dit overleg is bij de aangenomen motie van het lid Ormel8 gevraagd om een onafhankelijke voorzitter die met alle direct belanghebbenden met betrekking tot kwekers- en octrooirecht dit overleg vorm geeft.

Bij het recente schriftelijk overleg hebben leden van de CDA-fractie gevraagd of uiterlijk 16 december 2011 een onafhankelijke voorzitter kan zijn benoemd. In de reactie daarop9 is reeds aangegeven dat de benoeming van een onafhankelijke voorzitter een zorgvuldig selectieproces vereist, gelet op de tegenstellingen in opvattingen van de bij de consultatie betrokken partijen, en dat naar het zich laat aanzien begin 2012 benoeming van een voorzitter zou kunnen plaatsvinden.

De naam van de voorzitter zal op korte termijn bekend worden gemaakt.

De beoogde voorzitter zal ondermeer afzonderlijk of gezamenlijk overleg voeren met het betrokken bedrijfsleven en betrokken belangenverenigingen over haalbaarheid en wenselijkheid van een uitgebreide veredelingsvrijstelling in het octrooirecht, en voor- en nadelen en effecten ervan bespreken. Voorts zal de beoogde voorzitter gevraagd worden om een verwachtingswaarde te bepalen van haalbaarheid en wenselijkheid van invoering van een uitgebreide veredelingsvrijstelling in octrooiwetgeving van Europese landen (of breder mondiaal) en van mogelijke alternatieven daarvoor. Daarbij zal ook aandacht worden besteed aan te nemen stappen en te verwachten doorlooptijd van de te realiseren oplossing(en).

Fase 4: Informeren van de Tweede Kamer, motie Van Gerven

Op basis van de resultaten uit de bovengenoemde fasen zal de Tweede Kamer zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd. Aan de motie van Van Gerven c.s.10 wordt uitvoering gegeven. In deze motie werd gevraagd om in verband met de consultatie van belanghebbende partijen binnen een maand een onafhankelijke voorzitter te benoemen bij het intersectorale overleg met belangenorganisaties, daarbij maatschappelijke organisaties, zoals LTO, Oxfam-Novib en Greenpeace, toe te laten en uiterlijk deze zomer een eindverslag naar de Kamer te zenden.

Wat betreft het sectoroverleg over een licentiegedragscode zal op korte termijn een verslag over de voortgang worden gezonden, waaruit tevens zal blijken waarom nog geen eindverslag mogelijk is.

b. De internationale sondering

De rapportage van de technisch-wetenschappelijke attachés en de landbouwattachés is opgenomen in het Verslag van het schriftelijk overleg over biotechnologie11, en voor de volledigheid hier samengevat opgenomen.

Aan de technisch-wetenschappelijke attachés en landbouwattachés is gevraagd om te onderzoeken in hoeverre in andere landen van Europa belangstelling bestaat voor introductie van een beperkte of uitgebreide veredelingsvrijstelling in het octrooirecht. In de meeste Europese landen blijkt na contacten met de verantwoordelijke ministeries geen belangstelling voor een beperkte of uitgebreide veredelingsvrijstelling in het octrooirecht, omdat men daartoe geen reden ziet. Dat geldt voor België, Bulgarije, Denemarken, Finland, Griekenland, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Spanje, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk, IJsland en Zweden. Evenmin bestaan in die landen voornemens om deze beperkte of uitgebreide vrijstelling in te voeren. Duitsland, Frankrijk en Zwitserland hebben een beperkte vrijstelling in het nationale octrooirecht ingevoerd. Er bestaan in die landen geen voornemens voor introductie van een uitgebreide veredelingsvrijstelling in het octrooirecht.

Motie Koopmans

In de bij het VAO Tuinbouw eveneens aangenomen motie Koopmans c.s.12 is gevraagd om het inbouwen van een beperkte veredelingsvrijstelling in zowel de Rijksoctrooiwet 1995 als de in de Verordening unitair octrooi, als opmars naar het inbouwen van een uitgebreide vrijstelling in de Bio-octrooirichtlijn, en voorts op politiek niveau actief steun te verwerven voor adequate aanpassing van deze richtlijn met het oog op balans tussen octrooirecht en kwekersrecht, en met het oog op de belangen van alle betrokken partijen. Zoals hiervoor reeds vermeld, is de regering reeds actief met de introductie van een beperkte veredelingsvrijstelling in de Rijksoctrooiwet 1995 en in de ontwerpverordening unitair octrooi.

Wij zijn eveneens bereid ons in te zetten voor het verwerven van steun voor een kritische evaluatie van de Bio-octrooirichtlijn. Daarbij zij opgemerkt dat zijdens de Europese Commissie al is aangekondigd dat een verslag ex artikel 16 c van de Bio-octrooirichtlijn over de ontwikkeling en implicaties van het octrooirecht op het gebied van de bio- en gentechnologie wordt voorbereid. Overeenkomstig het verzoek zal deze motie ter kennis worden gesteld aan de Raad, de Europese Commissie en het Europees Parlement met afschrift aan uw Kamer. Uw Kamer zal voorts voor de zomer worden geïnformeerd over de voortgang, in het bijzonder over een te voeren overleg met Eurocommissaris Barnier over deze motie.

Plantveredelingssector vanuit octrooiperspectief

Op korte termijn zal Agentschap NL Octrooicentrum een publicatie uitbrengen over de plantveredelingssector vanuit octrooiperspectief. Deze publicatie zal meer inzicht kunnen geven in de mate waarin de sector zelf gebruik maakt van octrooibescherming en welke partijen binnen en buiten de sector in meer of mindere mate zullen kunnen worden geraakt door introductie van een veredelingsvrijstelling in het octrooirecht.

c. Het advies van de Raad van State van het Koninkrijk over een uitgebreide veredelingsvrijstelling

De Raad van State heeft desgevraagd bij het verzoek om advies over het wetsvoorstel voor invoering van een beperkte veredelingsvrijstelling in de Rijksoctrooiwet 1995 ook aandacht geschonken aan de verenigbaarheid van een uitgebreide veredelingsvrijstelling met de TRIPS-Overeenkomst en Richtlijn 98/44/EG. Dit advies zal, zoals hiervoor reeds is vermeld, openbaar worden gemaakt, gelijktijdig met het genoemde wetsvoorstel en het nader rapport.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M. J. M. Verhagen


X Noot
1

Kamerstukken II 2011/12, 32 472, nr. 14.

X Noot
2

Kamerstukken II 2011/12, 32 627, nr. 5 en 7.

X Noot
3

Kamerstukken II 2011/12, 21 501-30, nr. 276.

X Noot
4

Kamerstukken II 2011/12, 33 000 XIII, nr. 153.

X Noot
5

Kamerstukken II 2010/11, 27 428, nr. 189, blz. 28–30.

X Noot
6

Kamerstukken II 2011/12, 31 250, nr. 95, blz. 28.

X Noot
7

Kamerstukken II 2010/11, 27 428, nr. 202, blz. 4.

X Noot
8

Kamerstukken II 2010/11, 27 428, nr. 198.

X Noot
9

Kamerstukken II 2011/12, 32 472, nr. 14, blz. 17.

X Noot
10

Kamerstukken II 2011/12, 32 627, nr. 7.

X Noot
11

Kamerstukken II 2011/12, 32 472, nr. 14, blz. 17 en 18.

X Noot
12

Kamerstukken II 2011/12, 32 627, nr. 5.

Naar boven