27 017 Homo-emancipatiebeleid

Nr. 98 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 juni 2014

Inleiding

Met deze brief ontvangt u mijn reactie op het rapport «Anders in de klas», van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP). Het rapport bevat de evaluatie van de pilot voor de bevordering van de sociale veiligheid van lesbische, homoseksuele en biseksuele en transgenderjongeren (lhbt-jongeren) op school, en is u vrijdag 16 mei 2014 door het SCP aangeboden. Met de toezending van het rapport en mijn reactie daarop kom ik tegemoet aan de toezegging in mijn brief van 21 oktober 2013.1

Aandacht voor sociale veiligheid van lhbt’s in het onderwijs loont

Ik ben verheugd met de uitkomsten van het rapport. In het basisonderwijs zijn de leerlingen positiever tegenover lhbt’s gaan staan en voelen leerlingen zich veiliger. Het is blijkbaar effectief om al op de basisschoolleeftijd aandacht te hebben voor seksuele diversiteit.

In het voortgezet onderwijs voelden leerlingen met homoseksuele, lesbische of biseksuele gevoelens zich vaker veilig dan aan het begin van de pilot. Ook dat is bemoedigend, zeker gezien de korte termijn waarbinnen deze resultaten zijn gemeten.

Een andere belangrijke uitkomst is dat leerlingen en leraren aangeven dat de pilot een proces op gang heeft gebracht. Leerlingen zijn aan het denken gezet, leraren zijn alerter geworden, en er is meer draagvlak op school. Leraren en leerlingen verwachten dat deze veranderingen op langere termijn hun vruchten afwerpen.

Opzet van de pilot sociale veiligheid van lhbt-jongeren op school.

Aan de pilot en het onderzoek deden 132 scholen mee: 55 in het basisonderwijs, 67 in het voortgezet onderwijs, 5 voor speciaal basisonderwijs en 5 voor (voortgezet) speciaal onderwijs.

De scholen deden onderzoek naar verschillende interventies: externe voorlichting, activiteiten over omgangsvormen voor leerlingen, omgangsvormen voor leerkrachten, aandacht voor lhbt in het bestaande lesaanbod, nazorg op school en ouderbetrokkenheid.

De pilot is geëvalueerd met een effectmeting, waarbij het effect werd vergeleken met controlegroep. Daarnaast heeft een aanvullende procesevaluatie plaatsgevonden om meer te leren over de verklaringen van de uitkomsten.

Inzet blijft hard nodig

De uitkomst dat aandacht voor seksuele diversiteit positieve effecten heeft – ook al in de basisschoolleeftijd – is zeer welkom. De Monitor sociale veiligheid in en rond scholen uit 20122 laat namelijk een negatieve trend zien. Lhb-leerlingen kregen tussen 2006 en 2010 steeds meer met geweld te maken en gingen zich onveiliger voelen.

Deze trend moest snel gekeerd worden. Een eerste stap is al gezet. In december 2012 zijn de kerndoelen aangepast voor primair, voortgezet en speciaal onderwijs. De aanvulling houdt in dat leerlingen moeten leren respectvol om te gaan met seksualiteit en met seksuele diversiteit. Deze aanpassing stimuleert scholen verder om ook aandacht te besteden aan een gezonde seksuele ontwikkeling en de bevordering van seksuele weerbaarheid.

Scholen kunnen de kerndoelen invullen op een manier die past bij hun identiteit, visie en context. Dit kan bijvoorbeeld in vakken, in projecten of als voorlichtingsactiviteit. Het effect moet hetzelfde zijn: dat leerlingen respect wordt bijgebracht voor ieders seksuele voorkeur en dat ze weerbaar worden tegen seksueel grensoverschrijdend gedrag.

In de pilot experimenteerden de deelnemende scholen met de invulling van de aangepaste kerndoelen. Het SCP doet op basis van de ervaringen daarmee aanbevelingen voor andere scholen. Ik adviseer scholen om daarmee hun voordeel te doen en zal het rapport met de onderwijssectorraden bij scholen onder de aandacht brengen. Daarnaast heb ik een aantal leerkrachten en schoolleiders die hebben deelgenomen aan de pilot, gevraagd om als ambassadeur hun ervaringen te delen en collega’s te inspireren met hun aanpak.

Een aantal aanbevelingen is gericht aan de overheid. Hieronder ga ik daar verder op in.

Extra houvast voor scholen

Het SCP stelt dat de kerndoelen voor seksualiteit en seksuele diversiteit zo globaal zijn dat ze scholen weinig houvast geven. De overheid zou scholen meer steun kunnen bieden.

Deze opmerking van het SCP geeft duidelijk weer hoe in het Nederlandse onderwijs de onderwijsinhoud invulling krijgt. De Staatssecretaris stelt, vanuit zijn verantwoordelijkheid voor de doelen en de inhoud van het funderend onderwijs, de kerndoelen vast of past deze aan zoals bij seksualiteit en seksuele diversiteit is gebeurd. Het is vervolgens aan de scholen om invulling te geven aan deze kerndoelen. Scholen kunnen zich daarbij baseren op eigen inzichten of op handreikingen of hulpmiddelen die worden aangereikt door derden. Omdat het kerndoel-onderdeel seksualiteit en seksuele diversiteit nieuw is, heb ik

SLO, het nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling, gevraagd een handreiking te ontwikkelen. In die handreiking komt een inhoudelijke concretisering van het thema, plus voorbeelden per schoolsoort en leeftijdsgroep. Daarbij zal ik het SLO vragen in de handreiking ook aandacht te hebben voor transgenders. Uit het SCP- rapport blijkt namelijk dat deze in het lhbt-beleid van scholen nog vaak onderbelicht blijven.

Na de zomer verwacht ik de handreiking aan het scholenveld te kunnen overhandigen zodat zij in het aankomend schooljaar hiervan al de vruchten kunnen plukken.

Uiteraard blijf ik daarnaast investeren in projecten die aandacht bevorderen voor het op school bespreekbaar maken van seksuele diversiteit. Een voorbeeld daarvan zijn de Gay-Straight Alliances (GSA), netwerken van homo- en heteroleerlingen op scholen. Volgens het RIVM zijn de GSA’s effectief en zorgen ze ervoor dat het welbevinden van lhbt-jongeren op scholen verbetert en zij zich veiliger voelen.3 Het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) heeft de GSA’s nu opgenomen in de databank voor effectieve jeugdinterventies (overzicht voor veldorganisaties van werkzame interventies).

Daarnaast voeren de PO-raad en de VO-raad met mijn steun een leermiddelenscan uit. De scan moet duidelijk maken of en hoe seksuele diversiteit in de meest gebruikte leermiddelen voorkomt. Op basis daarvan wordt in overleg met het onderwijsveld, educatieve uitgevers en docenten naar aanknopingspunten gezocht voor eventuele verbetering van het lesmateriaal. De handreiking wordt begin 2015 verwacht.

Ook ondersteun ik de landelijke onderwijsalliantie voor seksuele diversiteit, waarin vertegenwoordigd zijn: de Algemene Onderwijsbond (AOb), vakbond CNV, kenniscentrum voor onderwijs en seksuele diversiteit Edudivers, belangenvertegenwoordiger voor lhbt’s COC en het landelijk platform openbaar onderwijs CBOO. De alliantie helpt onderwijs- en belangenorganisaties die het thema seksuele diversiteit op school willen oppakken.

De opbrengsten van de onderwijsalliantie, en de eventuele voortzetting ervan, worden meegenomen in de midterm review Emancipatie. Uw Kamer ontvangt de review dit najaar.

Centrale rol van leraren

Het SCP onderstreept de rol van leerkrachten en vindt dat lerarenopleidingen leerkrachten meer moeten leren over het bespreekbaar maken van seksuele diversiteit. Leraren geven nu nog vaak aan dat ze daar moeite mee hebben.

De professionaliteit van leraren is primair een verantwoordelijkheid van de leraren, natuurlijk in goede samenspraak met schoolbesturen en schoolleiders. Vanwege het belang van het thema, zet ik mij graag in om leraren meer handvatten te bieden voor het gesprek over seksuele diversiteit. Dit zou ik dan ook breder willen trekken naar seksualiteit (weerbaarheid) en andere thema’s die raken aan sociale veiligheid, pesten en burgerschapsvorming.

Met het kenniscentrum seksualiteit Rutgers WPF en partners uit het onderwijsveld laat ik begin 2015 over sociale veiligheid een landelijke conferentie voor leraren organiseren. Deze conferentie biedt ook de mogelijkheid om de hierboven genoemde handreikingen en instrumenten extra onder de aandacht te brengen bij leraren.

Daarnaast heb ik de Stichting School en Veiligheid opdracht gegeven te inventariseren op welke wijze lerarenopleidingen, pabo’s en nascholingsinstituten in hun curriculum aandacht besteden aan pesten, seksualiteit en seksuele diversiteit. Op basis van deze inventarisatie, die voor een gedragen advies zal worden voorgelegd aan de lerarenorganisaties, zal ik bezien of aanscherping in het programma van de opleidingen nodig is.

Maatwerk voor het speciaal onderwijs

Het SCP vraagt aandacht voor de specifieke behoefte vanuit het speciaal (voortgezet) onderwijs aan bijvoorbeeld passend lesmateriaal.

De pilot en het onderzoek zijn in het speciaal onderwijs anders uitgevoerd dan in het reguliere onderwijs. De inzet op die scholen was aangepast aan het niveau van de kinderen en ingepast in de bestaande lesmethoden. De deelnemende scholen ervoeren een knelpunt bij het vinden van passend lesmateriaal.

Voor het (v)so is naar aanleiding van de aanpassing van de kerndoelen het project «Van kwetsbaar naar weerbaar» gestart, waarin ook aandacht is voor seksuele diversiteit. Inmiddels zijn de eerste producten beschikbaar: er zijn leerlijnen beschikbaar voor de kerndoelen (voortgezet) speciaal onderwijs en speciaal onderwijs aan zeer moeilijk lerenden. Deze leerlijnen geven leraren concrete handvatten om het onderwijs vorm te geven en worden reeds onder de aandacht gebracht bij het onderwijsveld.

Vervolgonderzoek en rapportage aan de Kamer

Het SCP adviseert te blijven investeren in onderzoek naar wat er werkt om de sociale veiligheid van lhbt-jongeren te vergroten.

Er wordt onderzoek gedaan naar methoden om sociale veiligheid te vergroten. Dit is onderdeel van het Plan van aanpak tegen pesten. Een onafhankelijke commissie beoordeelt bestaande methodieken om pesten tegen te gaan en de sociale veiligheid te bevorderen.

Hoewel het hierbij niet per se gaat om methoden voor lhbt-jongeren, is de valideringscommissie nadrukkelijk ook gevraagd om naar de pestproblematiek van lhbt-jongeren te kijken. Dat gebeurde conform de door mij gedane toezegging op 28 mei 2013.4

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft u op 27 mei 2014 geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van het Plan van aanpak tegen pesten. De eerste fase van het onderzoek naar effectieve anti-pestprogramma’s is onlangs afgerond. De Commissie Anti-pestprogramma’s beoordeelt 13 anti-pestprogramma’s als veelbelovend.

Verder start in 2015 een themaonderzoek van de Inspectie van het Onderwijs, dat in beeld zal brengen hoe scholen uitvoering geven aan het kerndoel-onderdeel dat leerlingen leert respectvol om te gaan met seksualiteit en seksuele diversiteit. Ik heb het onderzoek op 13 maart 2014* aan de Kamer toegezegd.

De Onderwijsinspectie zal daarbij de uitkomsten van de Monitor sociale veiligheid in en rond scholen 2014 betrekken. In deze monitor zijn specifieke vragen over de veiligheidsbeleving van lhbt-jongeren en personeel opgenomen. De Monitor sociale veiligheid wordt op dit moment uitgevoerd en de uitkomsten daarvan worden voor het einde van dit jaar aan u toegezonden.

De uitkomsten van het themaonderzoek zullen in de eerste helft van 2016 beschikbaar zijn.

Als in 2016 blijkt dat verder onderzoek nodig is, neem ik daarover dan een besluit.

Tot slot

Samenvattend: het rapport bevat de vaststelling dat respect voor seksuele diversiteit is aan te leren. Dat is verheugend in een tijd dat lhbt-jongeren zich minder veilig gingen voelen op school. Die trend wil ik keren, omdat ik vind dat alle leerlingen recht hebben op een veilige omgeving.

Mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Kamerstuk 33 750 VIII, nr. 14

X Noot
2

Kamerstuk 29 240, nr. 62

X Noot
3

Enzerink 2013, Ricardo 2013, Van der Velden 2011

X Noot
4

Kamerstuk 29 240, nr. 61

XNoot
*

Kamerstuk 30 420, nr. 207

Naar boven