26 956 Beleidsnota Rampenbestrijding

Nr. 148 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 maart 2013

Sinds de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk op 5 januari 2011 heb ik u meermalen geïnformeerd over de stappen die het Rijk, maar ook de veiligheidsregio’s genomen hebben om de geconstateerde knelpunten met betrekking tot rampenbestrijding en crisisbeheersing te ondervangen.1 Er is hard gewerkt, er zijn vele verbeteringen ontwikkeld en geïmplementeerd. Ik heb u hier onlangs nog over geïnformeerd in mijn reactie op uw schriftelijke vragen2. Met deze brief informeer ik u over de laatste set aan concrete verbeteringen binnen het huidige stelsel van rampenbestrijding en crisisbeheersing. Deze vloeien direct voort uit het advies van de bestuurlijke werkgroep bovenregionale samenwerking3 en heb ik reeds aangekondigd in mijn reactie op uw schriftelijke vragen. De verbeteringen zijn gericht op optimalisering van de samenwerking tussen de veiligheidsregio’s onderling, de veiligheidsregio’s en de rijksoverheid en de departementen onderling.

Op 15 februari jl. heeft het Veiligheidsberaad ingestemd met de hoofdlijnen zoals beschreven in het bijgevoegde rapport «Eenheid in verscheidenheid»4. Ten behoeve van de implementatie van de adviezen in het rapport, die de bevoegdheden van de 25 besturen van de veiligheidsregio’s raken, vindt ook besluitvorming op regionaal niveau plaats.

Het kabinet omarmt de adviezen en vindt de uitvoering van groot belang. Zij is van zins ook in de implementatiefase nauw op te trekken met het Veiligheidsberaad. Ten aanzien van de adviezen, die een voorstel tot wijziging van wet- of regelgeving behelzen, acht het kabinet het niet opportuun om vooruit te lopen op de evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s en het daarop volgende advies van de Evaluatiecommissie Hoekstra. Ik stuur de Evaluatiecommissie het rapport «Eenheid in verscheidenheid» toe.

Verbeteringen samenwerking

Bij bovenregionale en onderlinge samenwerking zijn unité de doctrine en eenvoud de belangrijkste uitgangspunten. Daartoe is de huidige GRIP-regeling herzien, functioneert het NCC als hèt loket voor de regio’s en departementen, zijn de kennis-adviesstructuren eenvoudig en eenduidige georganiseerd, is de rol van het Rijk verduidelijkt en is er sprake van eenduidige crisiscommunicatie.

Unité de doctrine in opschaling

Om eenheid te creëren in de opschaling is de huidige GRIP-regeling5 aangepast. Daarbij is uitgegaan van de bevoegdheden zoals vastgelegd in de Wet en het Besluit veiligheidsregio’s. Om helderheid te creëren over bovenregionale samenwerking tussen regio’s en de rol van de rijksoverheid zijn twee fases aan de huidige regeling toegevoegd:

  • De eerste aanvulling betreft GRIP 5 voor een ramp of crisis die de veiligheidsregio overstijgt en vraagt om bovenregionale samenwerking. De bronregio vervult de rol van coördinerend veiligheidsregio, tenzij de bron onduidelijk is. In dat geval bepalen de betrokken voorzitters veiligheidsregio in onderling overleg wie de coördinerende rol vervult.

  • De tweede aanvulling betreft GRIP Rijk voor situaties waarbij de nationale veiligheid in het geding is of kan zijn6 en die sturing door het Rijk vereisen. Het bevoegd gezag op nationaal niveau berust bij de betrokken wettelijk bevoegde ministers. Deze stemmen de uitoefening van hun bevoegdheden af in de ministeriële commissie Crisisbeheersing (MCCb). Voor zover de bevoegdheden van een burgemeester/ voorzitter veiligheidsregio niet worden geraakt door de ministeriële bevoegdheden blijven zij zelfstandig bevoegd. GRIP Rijk markeert het moment waarop het Rijk een sturende rol op zich neemt en de deelaspecten waar zij op stuurt. Enkele voorbeelden van GRIP Rijk-situaties zijn: kernongeval categorie A, terroristische dreiging of aanslag, grootschalige overstroming (afhankelijk van mate van ontwrichting), infectieziekten (A-ziekten), grootscheepse cyberaanval (goed functioneren openbaar bestuur), langdurige schaarste.

Eén loketfunctie Nationaal CrisisCentrum (NCC)

De veiligheidsregio’s en de rijksoverheid dienen optimaal samen te werken. Het NCC functioneert als hèt rijksloket voor crisisbeheersing. Ze vervult deze rol zowel voor de regio’s richting de diverse onderdelen van de rijksoverheid als omgekeerd, voor de (onderdelen van de) rijksoverheid richting de regio’s. Ter vervulling van deze rol is een afsprakenkader opgesteld. Onderdeel van deze afspraken is het netcentrisch delen van informatie door alle betrokken partijen. Daarnaast vindt standaardisatie plaats door het realiseren van vaste contactpunten in de regio’s, vaste pools van sleutelfunctionarissen en gestandaardiseerde regionale crisisplannen.

Harmonisering kennis-adviesstructuur

Zoals toegezegd in mijn brief van 24 mei jl.7 informeer ik u over de voortgang van de vereenvoudiging van de adviesstructuren. De adviesstructuur van landelijke adviesnetwerken wordt vereenvoudigd en gestandaardiseerd door de netwerken op gelijke wijze vorm te geven. Daartoe is gekozen voor een structuur waarbij de inhoudelijke experts van de participerende kennisinstituten deel uitmaken van een Crisis Expert Team. Ten tijde van een (dreigend) incident kan namens degene die verantwoordelijk is voor de aanpak van het incident, «de vraagregisseur», een adviesvraag ingediend worden bij de voorzitter van het Crisis Expert Team (CET). Na ontvangst van de adviesvraag of vragen prioriteert de voorzitter van het CET deze en zet ze uit binnen het kennisnetwerk. De voorzitter ontvangt de antwoorden van de inhoudelijke experts en integreert ze tot een kennisadvies afgestemd op de vraag (en tijdpad) van de aanvrager. Deze vraagregisseur heeft tot taak te beoordelen of een incident het inschakelen van het Crisis Expert Team rechtvaardigt en om kennisinhoudelijke vragen uit het veld te coördineren, te bundelen en te prioriteren. Na ontvangst van het advies van de voorzitter CET is het de taak van de vraagregisseur om dit te (laten) duiden en in te brengen in bijvoorbeeld het Regionaal Operationeel Team. Hiermee wordt ook een duidelijke scheiding aangebracht tussen de kennisinhoudelijke adviezen en de beleidsadvisering.

Rol Rijksoverheid

Door verduidelijking van de verschillende rollen (faciliteren, richtinggeven en sturen) van de Rijksoverheid wordt voor de regio’s helderheid gecreëerd in wat zij van het Rijk mogen verwachten.

In geval van faciliteren ondersteunt het Rijk de verantwoordelijke autoriteiten in de algemene of functionele keten. Onder richtinggeven wordt verstaan het geven van een dringend advies aan veiligheidsregio of gemeente in een situatie waarbij coördinatie en/of stimuleren van eenduidigheid in leiding en coördinatie gewenst of noodzakelijk is. Terugkoppeling is verplicht en er kan uitsluitend beargumenteerd van het dringend advies worden afgeweken.

Daarnaast wordt op twee manieren invulling gegeven aan de sturende rol. In de eerste plaats door het geven van een aanwijzing door een vakminister. In de tweede plaats kan de MCCb besluiten tot het van kracht verklaren van GRIP Rijk bij situaties waarbij de nationale veiligheid in het geding is of kan zijn en die vragen om sturing door het Rijk. (zie ook Unité de doctrine in opschaling)

Eenduidige crisiscommunicatie

De afgelopen jaren zijn concrete stappen gezet om de crisiscommunicatie op rijksniveau te versterken. Hiertoe is onder meer het nationaal kernteam crisiscommunicatie ingesteld, is de crisiscommunicatiecapaciteit bij het NCC uitgebreid en is een robuuste website crisis.nl ontwikkeld.

Ook ten aanzien van de crisiscommunicatie op regionaal niveau zijn concrete stappen voorzien. Bij bovenregionale rampen en crises heeft de bronregio de leiding over de crisiscommunicatie. Alle communicatie, van partners binnen en buiten de regio en op rijksniveau dient in lijn te liggen met de communicatie vanuit het brongebied en dus aldaar afgestemd te worden. Omdat elke regio tijdens een ramp of crisis de rol van coördinerende bronregio moet kunnen vervullen moet elke regio beschikken over een sterke crisiscommunicatie-organisatie. Om dit doel te bereiken zijn met het project GROOTER concrete stappen gezet. Om de resultaten van dit project ten aanzien van crisiscommunicatie te borgen en daarmee harmonisering en professionalisering, worden landelijke doelen op het gebied van crisiscommunicatie vastgesteld. Ook is in dat kader besloten een bovenregionale pool van crisiscommunicatieprofessionals op te zetten en wordt met behulp van een landelijke stimuleringsbijdrage een impuls gegeven aan het opleiden en oefenen volgens de eenduidige kwaliteitscriteria zoals geformuleerd door het project GROOTER.

Tot slot

Ik ben van oordeel, dat met de genoemde verbeteringen, in afwachting van het advies van de Evaluatiecommissie Hoekstra, binnen het huidige wettelijke kader het maximale uit het huidige stelsel van rampenbestrijding en crisisbeheersing wordt gehaald. Ik besef daarbij terdege dat het van groot belang is dat deze verbeteringen ook hun weerslag krijgen in de praktijk door hier in opleidingen, trainingen en oefening op regionaal en nationaal niveau aandacht aan te besteden. Daartoe ben ik voornemens om met iedere regio eens in de twee jaar te oefenen. Het moet geen papieren werkelijkheid blijven, maar daadwerkelijk tussen de oren zitten van degenen die aan zet zijn bij een volgend incident.

De minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Kamerstuk 26 956, nr. 110, Kamerstuk 26 956, nr. 116 en Kamerstuk 26 956, nr. 126

X Noot
2

Kamerstuk 26 956, nr. 147

X Noot
3

Per brief van 3 juli 2012 (Kamerstuk 29 956, nr. 136) heb ik u geïnformeerd over het advies van de bestuurlijke werkgroep Bovenregionale Samenwerking en de reactie van het kabinet hierop. Het kabinet en het Veiligheidsberaad hebben het advies overgenomen. Het afgelopen half jaar is het advies uitgewerkt in een gezamenlijk project van het Veiligheidsberaad en mijn ministerie. Daarbij waren professionals uit de veiligheidsregio’s en de rijksoverheid betrokken.

X Noot
4

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
5

GRIP staat voor Gecoördineerde Regionale Inzetbestrijdingsprocedure

X Noot
6

Daarvan is sprake als de vitale belangen van de Nederlandse Staat en/of samenleving zodanig bedreigd worden dat er sprake is van (potentiële) maatschappelijke ontwrichting (Instellingsbesluit ministeriële commissie Crisisbeheersing 2012).

X Noot
7

Kamerstuk 26 956, nr. 126

Naar boven