26 834 Socialeverzekeringspositie van grensarbeiders

33 615 Goedkeuring van het op 12 april 2012 te Berlijn tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen (Trb. 2012, 123)

Nr. 40 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 4 februari 2016

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over zijn brief van 11 september 2015 met betrekking tot de Rapportage fiscale knelpunten grensarbeiders (Kamerstuk 26 834, nr. 38).

De vragen en opmerkingen zijn op 29 oktober 2016 aan de Staatssecretaris van Financiën voorgelegd. Bij brief van 3 februari 2016 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Duisenberg

De adjunct-griffier van de commissie, Van den Eeden

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de rapportage fiscale knelpunten grensarbeiders en hebben nog enkele aanvullende vragen.

Duitse belastingvrijstelling van de Duitse Rente in verband met dwangarbeid

In de brief is aangegeven dat het aantal meldingen van personen die als dwangarbeider in Duitsland hebben gewerkt de laatste tijd sterk is afgenomen en daar zijn de leden van de VVD-fractie tevreden over. Kan concreet worden aangegeven hoeveel meldingen nog wel zijn binnengekomen? En is er ook zicht op hoeveel personen nog dwangarbeid verrichten? Zo ja, hoeveel?

EU/EWR-bescheinigung

Op korte termijn wordt er een geactualiseerde mededeling gepubliceerd over het invullen van deze EU/EWR-Bescheiniging. Kan de Staatssecretaris aangeven wat op korte termijn is?

Gevolgen Wet Uniformering loonbegrip voor personen die onder een buitenlandse ziektekostenstelsel verzekerd zijn

Kan al worden aangegeven wanneer de actualisering van het besluit betreffende de Duitse Krankenversicherung zal worden opgenomen? En mocht er sprake zijn van «oude gevallen», wat zal daar mee gaan gebeuren?

Voorlichting nieuw belastingverdrag Nederland – Duitsland

De leden van de VVD-fractie vinden het positief dan de Belastingdienst zelf specifieke groepen belastingplichtigen die in Duitsland wonen informeren over het nieuwe belastingverdrag. Is dit een standaardprocedure bij een nieuw belastingverdrag?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

De leden van de PvdA-fractie danken de Staatssecretaris voor de rapportage fiscale knelpunten grensarbeiders. De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat belasting begrijpelijk en uitlegbaar moet zijn. In grensoverschrijdende situaties is dat niet altijd het geval. Zij constateren dat het kabinet serieus werk maakt van betere voorlichting aan grensarbeiders. Tevens wordt steeds meer rekening gehouden met de praktische zijde van belasting betalen. De leden van de PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris dan ook de informatievoorziening aan grensarbeiders, conform de motie Nijboer/Kerstens, te blijven verbeteren. Ook vragen zij de Staatssecretaris oog te hebben voor de gevolgen van de brede agenda Belastingdienst voor grensarbeiders en andere grensbewoners.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de uitgebreide rapportage. Zij danken het kabinet voor het uitvoeren van de motie Bashir.

Deze leden vragen de Staatssecretaris hoe lang de mogelijkheid om te melden dat door personen dwangarbeid is verricht, nog blijft bestaan.

Ten aanzien van de gevolgen van de Wet uniformering loonbegrip voor personen die onder een buitenlands ziektekostenstelsel verzekerd zijn, vragen de leden wanneer het genoemde besluit wordt geactualiseerd. Ook vragen deze leden of voor personen die onder een buitenlands ziektekostenstelsel verzekerd zijn, de koopkrachteffecten in dezelfde orde van grootte vallen als van personen die in Nederland verzekerd zijn.

Wanneer wordt de uitspraak van de Hoge Raad verwacht ten aanzien van de 30%-regeling, vragen de leden van de SP-fractie? Geeft de 30%-regeling volgens de Staatssecretaris systematisch aanleiding tot een overcompensatie van de werkelijk gemaakte extraterritoriale kosten? Vindt de Staatssecretaris het terecht wanneer er inderdaad sprake is van een systematische overcompensatie van de werkelijk gemaakte extraterritoriale kosten?

Kan de Staatssecretaris aangeven waarom aan de voorwaarde om een «specifieke deskundigheid» te hebben enkel de eis wordt gesteld dat het salaris boven een bepaald bedrag komt? Wat zegt het salaris van een persoon over diens deskundigheid?

De leden vragen de Staatssecretaris aan te geven hoe hoog de extraterritoriale kosten gemiddeld zijn voor degenen die gebruik mogen maken van de 30%-regeling.

Kan de Staatssecretaris inzicht geven in het (verwachte) budgettaire beslag van de 30%-regeling, zowel van de afgelopen jaren als in de komende jaren?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de rapportage over de fiscale knelpunten bij grensoverschrijdende arbeid.

Duitse belastingvrijstelling van de Duitse Rente in verband met dwangarbeid

De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris tot hoe lang de mogelijkheid nog blijft bestaan om een melding te doen van inkomsten uit dwangarbeid in Duitsland? Wat gebeurt er na het doen van de melding? Dient de melding eenmalig of periodiek gedaan te worden?

Regeling voor kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen

De Staatssecretaris schrijft dat de nieuwe regeling voor kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen beter uitvoerbaar is en in lijn met het Europese recht. Dat de regeling beter uitvoerbaar is dat geloven de leden van de CDA-fractie wel, maar het pakt ook aanzienlijk onrechtvaardiger uit, met name door box 3. Dat je 90% van je inkomen moet verdienen in Nederland dat is al een behoorlijk strenge eis ten opzichte van het oude regime. Maar dat box 3 ook meetelt dat pakt voor een aantal buitenlanders met hoofdzakelijk Nederlands inkomen onredelijk uit. Immers alle inkomsten uit het vermogen, behalve uit Nederlands onroerend goed, tellen mee als buitenlands inkomen. Dus een inwoner van Duitsland met 90% Nederlandse box-1-inkomsten en 100% Nederlandse spaartegoeden, komt niet in aanmerking voor de regeling van kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen. Kan de Staatssecretaris aangeven waarom hij dit rechtvaardig acht? En kan de Staatssecretaris tevens aangeven waarom dit in overeenstemming is met het Europese recht?

Op welke wijze zijn belastingplichtigen die opteerden voor binnenlandse belastingplicht geïnformeerd over de nieuwe regeling voor kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen?

Ontslagvergoedingen in een grensoverschrijdende situatie

Per 1 januari 2016, als het nieuwe belastingverdrag tussen Duitsland en Nederland in werking treedt, verliest het besluit van 14 november 2007, nr. IFZ 2007/754M, zijn gelding. Voor ontslagvergoedingen moet dus niet meer naar de volledige duur van de dienstbetrekking worden gekeken, zoals volgt uit genoemd besluit, maar na het laatste jaar van de dienstbetrekking, conform het nieuwe OESO-commentaar. Werkzaamheden in een derde staat werden onder genoemd besluit tijdsevenredig aan de woonstaat toegerekend.

De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris aan te geven wanneer het nieuwe protocol met betrekking tot ontslagvergoedingen komt. Op welke wijze zullen onder het nieuwe verdrag werkzaamheden in een derde staat moeten worden toegerekend?

Afhankelijk van de leeftijd kan de afkoopsom van een ontslagvergoeding onder bepaalde omstandigheden worden aangemerkt als een beloning die soortgelijk is aan een pensioen ter zake van vroegere arbeid. Aangezien de pensioenleeftijd stijgt, vragen de leden van de CDA-fractie de Staatssecretaris bij welke leeftijd de beloning gezien moet worden als pensioen. Als de vergoeding moet worden aangemerkt als pensioen, hoe werkt de € 15.000-grens dan uit?

Als het besluit van 14 november 2007 komt te vervallen, wat betekent dit dan voor oude gevallen van ontslagvergoedingen die zijn omgezet in een stamrecht, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Immers de fiscale gevolgen blijken tot 1 januari 2016 uit het besluit en de ontslagvergoeding is voor 15 juli 2014 toegekend. Betekent dit dat de stamrechtuitkeringen tot 15 juli 2014 anders behandeld worden dan de uitkeringen die na 15 juli 2014 worden uitbetaald? Of is het OESO-commentaar niet van toepassing vanwege de eerdere toekenning van de ontslagvergoeding en is het besluit van 14 november 2007 vanaf 1 januari 2016 ook niet meer van toepassing? Moet dan worden teruggevallen op de regels van de Hoge Raad?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de ChristenUnie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief over de rapportage fiscale knelpunten grensarbeiders. Deze leden vinden het positief dat het kabinet werk maakt van betere informatievoorziening voor grensarbeiders. Kan er een overzicht geven worden van de belangrijkste knelpunten die op dit moment nog resteren?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen specifiek aandacht voor het wegnemen van concrete knelpunten in wet- en regelgeving. Zo zijn er vele vacatures in de Duitse zorg (in het bijzonder de ouderenzorg), onderwijs en industrie, terwijl in de Nederlandse grensregio’s juist sprake is van een tekort aan banen in deze sectoren. De belemmeringen zitten onder meer op het gebied van diploma-erkenning. Op welke manier en wanneer wil het kabinet deze concrete belemmeringen weggenomen hebben? Is het kabinet bereid om de Kamer hierover in het begin van 2016 te informeren?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of het kabinet ook bereid is grensregio’s en grensgemeenten ruimte te bieden voor experimenten met regelgeving die belemmeringen kunnen wegnemen. Ziet de Staatssecretaris in dit kader ook ruimte om belemmeringen in fiscale regelgeving weg te nemen?

Vragen en opmerkingen van het lid Van Vliet

Het lid Van Vliet constateert dat op pagina 1 van de rapportage aantallen worden genoemd van personen die in Nederland wonen en een zogenoemde Duitse Rente ontvangen. Bij de andere, in de brief genoemde categorieën van «grensarbeiders« worden geen aantallen personen of belastingplichtigen genoemd. Grote relatieve veranderingen in aantallen personen die gebruik maken van een regeling kan duiden op, bedoelde of onbedoelde, gedragseffecten. Is het mogelijk en bent u bereid om een totaaloverzicht op te stellen van aantallen personen die met de betreffende regelingen in aanraking komen en dit toe te voegen aan de jaarlijkse rapportage? Kunt u hierbij tevens de meerjarige ontwikkeling weergeven?

Op pagina 5 van uw brief stelt u dat «actieve informatievoorziening aan grensarbeiders in de Nederlands-Duitse verhouding tevens plaatsvindt tijdens de maandelijkse spreekdagen in Kerkrade/Herzogenrath». Uiteraard is het Lid van Vliet zeer te spreken over het bestaan van fysieke contactmogelijkheden en informatieverstrekking in Limburg. Kunt u echter toelichten waarom dit uitsluitend wordt aangeboden in Kerkrade/Herzogenrath? Voor grensarbeiders uit Twente of Groningen werpt de afstand naar Kerkrade immers een behoorlijke fysieke drempel op.

Op pagina 6 van uw brief staat te lezen dat «de Belastingdienst zal nagaan of de informatieverstrekking aan grensarbeiders via de website van de Belastingdienst, de Belastingtelefoon en het Team Grensoverschrijdend Werken en Ondernemen (GWO) in voldoende mate op elkaar aansluit». Kunt u hierbij aangeven op welke wijze de Belastingdienst dit voornemens is na te gaan? Bedoeld u met «nagaan» dat de informatieverstrekking ook daadwerkelijk wordt geëvalueerd? Bent u voornemens of zou u bereid zijn om ook de opinie van grensarbeiders te betrekken bij het «nagaan» ofwel het evalueren van de kwaliteit en toegankelijkheid van de genoemde informatieverstrekking?

II Reactie van de Staatssecretaris van Financiën

Duitse belastingvrijstelling van de Duitse Rente in verband met dwangarbeid

De leden van de fracties van de VVD, de SP en het CDA hebben vragen gesteld over de Duitse belastingvrijstelling van Duitse Rente in verband met in de Tweede Wereldoorlog in Duitsland verrichte dwangarbeid. De leden van de fractie van de VVD vragen hoeveel meldingen de afgelopen tijd zijn binnengekomen om in aanmerking te komen voor belastingvrijstelling. Over het jaar 2014 bedroeg het aantal meldingen vijftien. In 2015 zijn voor drie personen meldingen binnengekomen. De afgelopen zes maanden zijn geen concrete meldingen meer ontvangen. Er is geen zicht op hoe vaak nog een melding zou kunnen worden gedaan, maar de verwachting is dat het aantal zeer beperkt is. De leden van de fracties van de SP en het CDA vragen hoe lang de mogelijkheid voor aanmelding nog blijft bestaan. De mogelijkheid van aanmelding wil ik laten voortduren tot het einde van het jaar 2016. Belastingplichtigen zijn dan ruimschoots in de gelegenheid geweest om een melding te doen naar aanleiding van Duitse belastingaanslagen die vanaf het jaar 2005 zijn opgelegd. De leden van de fractie van het CDA vragen wat er gebeurt na een melding en of de melding eenmalig of periodiek gedaan moet worden. De melding is eenmalig. Naar aanleiding van een melding wordt eerst onderzocht of bij een betrokkene sprake is geweest van dwangarbeid. Als dat het geval is, wordt aan het Duitse Ministerie van Financiën verzocht om aan het Finanzamt Neubrandenburg door te geven dat betrokkene in aanmerking komt voor vrijstelling van Duitse belastingheffing. Betrokkene ontvangt daarna van het Finanzamt Neubrandenburg een brief waarin wordt meegedeeld dat de Duitse Rente van Duitse belastingheffing is vrijgesteld. In volgende jaren hoeft in Duitsland geen belastingaangifte te worden gedaan, tenzij betrokkene andere inkomsten geniet waarvoor belastingplicht in Duitsland bestaat.

EU/EWR-Bescheinigung

De leden van de fractie van de VVD vragen of ik kan aangeven binnen welke termijn de geactualiseerde mededeling over het invullen van de EU/EWR-Bescheinigung wordt gepubliceerd. Onder de naam «gebruik formulier Bescheinigung EU/EWR» is de mededeling inmiddels gepubliceerd op www.rijksoverheid.nl. De mededeling is te raadplegen via het onderwerp «Belastingen voor internationale ondernemers» in de rubriek «internationale fiscale mededelingen».

Regeling voor kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen

De leden van de fractie van het CDA stellen enkele vragen over de invloed van het belastbare inkomen uit sparen en beleggen (hierna: belastbare box 3-inkomen) op de eis of 90% of meer van het inkomen onderworpen is aan Nederlandse loon- of inkomstenbelastingheffing. Zij vragen of ik de invloed van het belastbare box 3-inkomen rechtvaardig acht en in overeenstemming met het Europese recht. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie dient Nederland rekening te houden met de persoonlijke en gezinssituatie van een inwoner van een andere lidstaat, wanneer deze kort gezegd minimaal 90% van zijn inkomen in Nederland verwerft. Nederland heeft hieraan invulling gegeven met de 90%-eis van de regeling voor kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen, waarbij 90% van het inkomen dient te zijn onderworpen aan de Nederlandse loon- en inkomstenbelasting. Hiertoe wordt aangesloten bij het verzamelinkomen van artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Het belastbare box 3-inkomen is, evenals het box 1-inkomen en het box 2-inkomen, onderdeel van dit verzamelinkomen. Ook in andere regelingen wordt het belastbare box 3-inkomen als onderdeel van het totale inkomen meegenomen. Hierbij kan gedacht worden aan artikel 10, zevende lid, van het Besluit voorkoming van dubbele belasting 2001 en de beleidsbesluiten tot aanpassing van de keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen1. Er is hier sprake van een consistente lijn. Ik acht het rekening houden met het belastbare box 3-inkomen daarom rechtvaardig en in overeenstemming met het Europese recht.

De leden van de fractie van het CDA vragen verder op welke wijze belastingplichtigen die opteerden voor de keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen zijn geïnformeerd over de nieuwe regeling voor kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen. De Belastingdienst heeft iedereen waarbij in de voorlopige aanslag IB/PVV 2014 de keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen werd toegepast met een brief geïnformeerd over de wijzigingen met ingang van 2015 als gevolg van de regeling voor kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen. Verder zijn belastingplichtigen geïnformeerd door publicaties op de website van de Belastingdienst en op websites van andere instanties die voorlichting geven aan grensarbeiders. De wijzigingen zijn tevens onder de aandacht gebracht van de fiscaal dienstverleners tijdens de Intermediairdagen 2014 en binnen het Forum Fiscaal Dienstverleners waar kennis tussen de Belastingdienst en de fiscaal dienstverleners wordt uitgewisseld.

Gevolgen Wet Uniformering loonbegrip voor personen die onder een buitenlands ziektekostenstelsel verzekerd zijn

De leden van de fracties van de VVD en de SP vragen wanneer de actualisering plaatsvindt van het besluit met het standpunt over de Duitse Krankenversicherung. Het standpunt dat de door de werkgever betaalde bijdrage aan de «freiwillige gesetzliche Krankenversicherung» of aan de «private Krankenversicherung» op overeenkomstige wijze wordt behandeld als de bijdrage betaald aan de reguliere Krankenversicherung, zal in het in 2016 te actualiseren besluit van 24 maart 2014, nr. DGB 2014/144M worden verwerkt. De leden van de fractie van de VVD vragen hoe in dit kader met «oude gevallen» wordt omgegaan. Het onderzoek naar de fiscale kwalificatie van de stelsels van buitenlandse sociale verzekeringen vindt bij de Belastingdienst kantoor buitenland plaats. De uitwerking van de onderzochte stelsels zijn beschikbaar onder de eerder genoemde «internationale fiscale mededelingen». Deze publicatie wordt periodiek aangepast. De wijzigingen over de Duitse Krankenversicherung zijn verwerkt in de mededeling van 5 januari 2016, nr. DGB 2016/20. Bestaande gevallen worden overeenkomstig deze uitwerking behandeld.

De leden van de fractie van de SP vragen of de koopkrachteffecten voor diegenen die onder een buitenlands ziektekostenstelsel verzekerd zijn in dezelfde orde van grootte vallen als van personen die in Nederland sociaal verzekerd zijn. In antwoord op Kamervragen van het lid Omtzigt2 (CDA) is vastgesteld dat werknemers die voor de ziektekosten onder een buitenlands stelsel verzekerd zijn en inwoners van Nederland die in België in dienstbetrekking werkzaam zijn en recht hebben op de compensatieregeling van artikel 27 van het Nederlands-Belgische belastingverdrag, nadelige gevolgen ondervonden van de wijzigingen in de Zorgverzekeringswet. Om het onderscheid tussen werknemers die onder de Nederlandse Zorgverzekeringswet vallen en werknemers die onder een vergelijkbaar buitenlands stelsel vallen, weg te nemen, is artikel 11d van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de buitenlandse situaties met ingang van 1 januari 2013 aangepast. Hiermee zijn zij juridisch zoveel mogelijk in dezelfde situatie gebracht als diegenen die onder de Nederlandse Zorgverzekeringswet vallen. Voor hun belastbare loon hebben zij weliswaar te maken met een verhoging van het belastingtarief, maar de aanpassing van artikel 11d van de Wet op de loonbelasting 1964 leidt ertoe dat de hoogte van hun belastbare loon lager is. Per saldo leidt dit tot een evenwichtig resultaat.

150 kilometergrens van de 30%-regeling

De leden van de fractie van de SP vragen wanneer de uitspraak van de Hoge Raad wordt verwacht over de 150-kilometergrens in de 30%-regeling. Verder vragen zij of de 30%-regeling aanleiding geeft tot een systematische overcompensatie van de werkelijk gemaakte extraterritoriale kosten en als dit zo is of dat terecht is. Het HvJ EU heeft bij arrest van 24 februari 2015, nr. C-512/13, ECLI:EU:C:2015:108, geoordeeld dat de 150 kilometergrens op zichzelf geen indirecte discriminatie of belemmering van het vrij verkeer van werknemers vormt. Vervolgens heeft het HvJ EU geoordeeld dat dit anders zou kunnen zijn indien «de forfaitaire regeling systematisch aanleiding geeft tot een duidelijke overcompensatie van de werkelijk gemaakte extraterritoriale kosten». Bij aanvullende conclusie van 29 september 20153 heeft advocaat-generaal Niessen zich in deze zaak uitgelaten over de vraag of de 150 kilometergrens van de 30%-regeling strijdig is met het recht van de Europese Unie. Hij is van mening dat geen sprake is van systematische en duidelijke overcompensatie, zodat strijdigheid met het recht van de Europese Unie zich naar zijn mening niet voordoet. Het arrest van de Hoge Raad volgt doorgaans binnen zes maanden na de conclusie van de advocaat-generaal.

De leden van de fractie van de SP vragen waarom aan de voorwaarde van «specifieke deskundigheid» wordt voldaan als het salaris boven een bepaald bedrag komt. Zij vragen wat het salaris van een persoon zegt over diens deskundigheid. De eis dat een werknemer moet beschikken over specifieke deskundigheid wordt met ingang van 1 januari 2012 ingevuld door een salarisnorm. Vóór 2012 moest nog afzonderlijk worden getoetst of een werknemer over specifieke deskundigheid beschikte. De salarisnorm is geïntroduceerd om duidelijkheid te scheppen, eenvoud te bereiken en de budgettaire houdbaarheid van de regeling te waarborgen.4 Uit de vele jurisprudentie over de deskundigheidstoets van voor 2012 volgde dat sneller sprake was van specifieke deskundigheid dan bij de introductie van de regeling was beoogd. Hierdoor werd de 30%-regeling ruimer toegepast dan de bedoeling was. Om de 30%-regeling op dit punt beter te richten, is de salarisnorm ingevoerd. De specifieke deskundigheid van een werknemer komt namelijk in belangrijke mate tot uitdrukking in de hoogte van het salaris. Voor bepaalde categorieën werknemers, zoals werknemers met een mastertitel die jonger zijn dan 30 jaar en promovendi, geldt een aangepaste salarisnorm. Daarnaast voorkomt de salarisnorm gerechtelijke procedures.

De leden van de fractie van de SP vragen hoe hoog de extraterritoriale kosten gemiddeld zijn voor diegenen die gebruik maken van de 30%-regeling. Verder vragen zij of inzicht kan worden gegeven in het budgettaire beslag van de 30%-regeling, zowel van de afgelopen jaren als in de komende jaren. Omdat de 30%-regeling als forfait wordt toegepast, zijn er geen gegevens over de hoogte van de gemiddelde werkelijke extraterritoriale kosten van diegenen die gebruik maken van de 30%-regeling. Het is inherent aan het hanteren van een forfait dat de hoogte van de werkelijk gemaakte extraterritoriale kosten niet bijgehouden hoeft te worden. Een belangrijk aspect van de 30%-regeling is namelijk een beperking van de administratieve lasten. In onderstaande tabel is het budgettaire belang van de 30%-regeling voor de periode 2009–2014 opgenomen, uitgaande van maximaal gebruik. Voor de periode na 2014 zijn nog geen waarnemingen of ramingen beschikbaar. Overigens is het budgettair belang van de regeling niet gelijk aan de budgettaire derving. Indien de 30%-regeling niet zou bestaan, kunnen de werkelijke extraterritoriale kosten namelijk alsnog vergoed worden onder de gerichte vrijstelling voor extraterritoriale kosten van artikel 31a, tweede lid, onderdeel e, van de Wet op de loonbelasting 1964. Een deel van de derving door de 30%-regeling zou dan verschuiven naar onbelaste vergoeding van de werkelijke kosten.

Gegevens gebruikers 30%-regeling, bedragen in € mln
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

Aantal gebruikers

37.718

40.273

43.766

45.653

48.757

51.975

Loonsom

2.467

2.616

2.824

2.974

3.092

3.323

Maximale onbelaste vergoeding (30/70 van loonsom)

1.057

1.121

1.210

1.275

1.325

1.424

Gemiddeld tarief

49,4%

49,4%

49,3%

49,3%

49,1%

49,1%

Maximaal budgettair belang

523

554

596

628

651

699

Ontslagvergoeding in een grensoverschrijdende situatie

De leden van de fractie van het CDA stellen verschillende vragen over de toerekening van ontslagvergoedingen met ingang van 1 januari 2016 als het nieuwe belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland van toepassing is. Deze leden vragen wanneer de nieuwe regeling over de toerekening van ontslagvergoedingen tussen Nederland en Duitsland wordt gepubliceerd. In mijn brief van 5 september 20145 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat Nederland en Duitsland het voornemen hadden om de regeling6 ongewijzigd voort te zetten. Onlangs heeft het Duitse Ministerie van Financiën echter te kennen gegeven dat een regeling tussen Nederland en Duitsland geen stand houdt als gevolg van Duitse jurisprudentie die is gewezen over een vergelijkbare regeling tussen Zwitserland en Duitsland. Het Bundesfinanzhof heeft op 10 juni 2015 namelijk beslist dat zelfs het opnemen van een specifieke bevoegdheid in de Duitse nationale wetgeving niet afdoende is om de bilaterale regeling over de toerekening van ontslagvergoedingen onder Duits recht verbindend te maken voor belastingplichtigen (in casu dus tussen Duitsland en Zwitserland). Voor Duitsland kan alleen een daartoe strekkende bepaling in het belastingverdrag ervoor zorgen dat de regeling verbindend is. Inmiddels is in het besluit van 15 december 2015, nr. IZV 2015/1054M, Stcrt. 2015, 47206 bekend gemaakt dat de regeling onder het nieuwe belastingverdrag niet wordt voortgezet. Nederland zal daarom in de relatie tot Duitsland, behoudens de mogelijkheid in het nieuwe verdrag om te opteren voor overgangsrecht van een jaar, vanaf 2016 het nieuwe OESO-commentaar van 15 juli 20147 tot uitgangspunt nemen bij de toerekening van ontslagvergoedingen voor de heffingstoedeling. Nederland en Duitsland zijn het overigens eens dat het onderwerp kan worden meegenomen in een eventuele toekomstige aanpassing van het nieuwe verdrag.

Verder hebben de leden van de fractie van het CDA over ontslagvergoedingen de vraag gesteld op welke wijze onder het nieuwe belastingverdrag met Duitsland werkzaamheden in een derde staat moeten worden toegerekend. Omdat de regeling onder het oude verdrag van 1959 met Duitsland onder het nieuwe verdrag niet wordt voortgezet, is de toerekening onder het nieuwe belastingverdrag met Duitsland bij werkzaamheden in een derde staat niet anders dan bij de toepassing van andere belastingverdragen. Voor die situatie geldt het nieuwe OESO-commentaar over ontslagvergoedingen. Als een inwoner van Nederland in de laatste twaalf maanden voorafgaand aan zijn ontslag in een derde staat heeft gewerkt en de reguliere beloning voor die werkzaamheden ter heffing aan die derde staat is toegewezen, komt op basis van dit commentaar in zoverre de ontslagvergoeding niet ter heffing toe aan Duitsland als werkstaat.

De leden van de fractie van het CDA vragen verder bij welke leeftijd de afkoopsom van een ontslagvergoeding gezien moet worden als pensioen. Volgens jurisprudentie van de Hoge Raad8 moet een uitkering als soortgelijk aan pensioen worden gezien indien en voorzover de ontslagvergoeding bestaat uit een bedrag dat is afgestemd op en strekt tot voorziening in het levensonderhoud vanaf het ontslag tot aan de aanvang van het pensioen dan wel tot verbetering van onvoldoende pensioenrechten. Bij deze toets speelt de leeftijd waarop een persoon zijn ontslagvergoeding krijgt toegekend, mede een rol. De leden van de fractie van het CDA merken dan ook terecht op dat de stijging van de wettelijke pensioenleeftijd gevolgen kan hebben voor de vraag wanneer een ontslagvergoeding onder de toepassing van een belastingverdrag moet worden aangemerkt als soortgelijk aan pensioen. Daarnaast spelen andere relevante factoren een rol. De hoogte van de vergoeding, mede gelet op de periode die moet worden overbrugd en/of (het niveau van) eventuele andere oudedagsvoorzieningen, etc. moeten als geheel in ogenschouw genomen worden. Het is afhankelijk van alle feiten en omstandigheden van het individuele geval wanneer een ontslagvergoeding onder het pensioenartikel valt.

De leden van de fractie van het CDA vragen hoe de € 15.000-grens in het nieuwe verdrag met Duitsland uitwerkt als de ontslagvergoeding moet worden aangemerkt als pensioen. Uitbetaling van een afkoopsom van een ontslagvergoeding die onder het nieuwe belastingverdrag met Duitsland als pensioen kwalificeert, komt ter heffing toe aan de woonstaat van de belastingplichtige. De afkoopsom telt niet mee voor het bepalen van de € 15.000-grens, omdat het bedrag niet in aanmerking is gekomen voor fiscale faciliëring. Het antwoord luidt anders als de ontslagvergoeding is omgezet in een stamrecht, waarbij gebruik kon worden gemaakt van de stamrechtvrijstelling. Aangezien in dat geval fiscale faciliëring heeft plaatsgevonden, tellen de stamrechtuitkeringen wel mee voor de € 15.000-grens. De leden van de fractie van het CDA vragen verder wat de gevolgen zijn voor oude gevallen van ontslagvergoedingen die zijn omgezet in een stamrecht als het besluit van 14 november 2007 komt te vervallen. Omzetting van een ontslagvergoeding in een stamrecht met gebruikmaking van de stamrechtvrijstelling zal met name zijn gebeurd als de ontslagvergoeding volledig betrekking heeft op een in Nederland uitgeoefende dienstbetrekking, waarbij het heffingsrecht over de ontslagvergoeding aan Nederland toekomt. Dit gelet op zowel het besluit van 14 november 2007 als de jurisprudentie van de Hoge Raad over ontslagvergoedingen. Omdat de ontslagvergoeding is omgezet in een stamrecht, effectueert Nederland het heffingsrecht pas op het moment dat de uitkeringen worden genoten. Omdat hiervoor dezelfde verdragskwalificatie geldt als voor de initiële ontslagvergoeding, komt in deze situatie het heffingsrecht over de stamrechtuitkeringen immers eveneens aan Nederland toe. Overigens is met het Belastingplan 20149 de stamrechtvrijstelling per 1 januari 2014 afgeschaft.

Voorlichting nieuw belastingverdrag Nederland-Duitsland

De leden van de fractie van de VVD vragen of het informeren van specifieke groepen belastingplichtigen door de Belastingdienst een standaardprocedure is bij een nieuw belastingverdrag. Het informeren van groepen belastingplichtigen, zoals de inwoners van Duitsland, over het nieuwe belastingverdrag is geen standaardprocedure. De ervaringen die de Belastingdienst heeft opgedaan met de informatievoorziening rond het nieuwe belastingverdrag met Duitsland, zijn echter positief. De Belastingdienst overweegt daarom deze wijze van informeren vaker in te zetten bij een nieuw belastingverdrag. De Belastingdienst heeft daarnaast verschillende informatievideo’s gemaakt over de gevolgen van het nieuwe belastingverdrag met Duitsland. Deze informatievideo’s zijn te vinden op www.youtube.com, bijvoorbeeld met de zoekterm «belastingverdrag Duitsland».

Overige vragen

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of er een overzicht kan worden gegeven van de belangrijkste knelpunten die op dit moment nog resteren. Knelpunten die in de rapportage zijn opgenomen, zijn onderwerpen met betrekking tot de directe belastingen die de afgelopen tijd actueel zijn geweest. Hiervan zijn alle relevante knelpunten in de rapportage opgenomen. Verschillende knelpunten zijn ontleend aan contacten met vertegenwoordigers van grensarbeiders en met diegenen die hulp of voorlichting aan grensarbeiders verstrekken. Signalen zijn verder afkomstig vanuit Belastingdienst, belastingadviseurs, politiek en media. Belangrijk instrument is ook het project Grensoverschrijdende Samenwerking (GROS) dat voor gestructureerde aanvoer van knelpunten vanuit gemeenten en provincies zorgt. De knelpunten die in de rapportage zijn opgenomen zijn dus een mix van signalen. Sommige knelpunten die al eerder in beeld zijn gebracht, zijn niet opnieuw in de rapportage opgenomen. Veel knelpunten zijn de afgelopen jaren overigens opgelost.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen specifiek aandacht voor het wegnemen van concrete knelpunten in wet- en regelgeving van onder meer diploma-erkenning. Deze leden vragen op welke manier en wanneer het kabinet deze concrete belemmeringen weggenomen wil hebben en of de Kamer hierover begin 2016 kan worden geïnformeerd. De Minister van Economische Zaken heeft in de brief van 17 juli 201510 vermeld dat mede in het licht van de kabinetsreactie op het advies van de heer Bruls over de belemmeringen bij grensoverschrijdende arbeid en de position paper van de VNG, een gezamenlijk overzicht is opgesteld van belemmeringen en oplossingsrichtingen voor grensoverschrijdend werken en ondernemen. In deze brief heeft de Minister van Economische Zaken ook aangekondigd dat een Actieteam Grensoverschrijdende economie en arbeid wordt ingesteld en dat het overzicht van de belemmeringen, waarvan de belangrijkste onderdelen in de brief worden genoemd, de basis vormt van de opdracht aan het Actieteam. Het Actieteam heeft een looptijd van een jaar en is op 1 oktober 2015 voor het eerst bijeengekomen. Ten aanzien van de belemmeringen op het gebied van diploma-erkenning is het Ministerie van Onderwijs in gesprek met de betrokken Duitse overheden, zowel op landelijk als op deelstaatniveau. De Minister van Onderwijs zal de Kamer in het voorjaar van 2016 schriftelijk berichten over de voortgang. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of het kabinet ook bereid is grensregio’s en grensgemeenten ruimte te bieden voor experimenten met regelgeving die belemmeringen kunnen wegnemen. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft, om te voorzien in de behoefte van gemeenten aan experimenteerruimte, een Experimentenwet gemeenten aangekondigd. Kortheidshalve verwijs ik u hiervoor naar de brief van 13 november 2015.11

Het lid Van Vliet merkt op dat bij de personen die in Nederland wonen en een Duitse Rente ontvangen in de rapportage fiscale knelpunten grensarbeiders van 11 september 2015 aantallen zijn genoemd. Dit lid vraagt of het mogelijk is en of ik bereid ben bij de andere categorieën grensarbeiders een totaaloverzicht op te stellen en de meerjarige ontwikkeling weer te geven. De aantallen die behoren bij personen die in Nederland wonen en een Duitse Rente ontvangen, zijn afkomstig van de Belastingdienst die de gegevens op zijn beurt ontvangt van de Deutsche Rentenversicherung. Andere aantallen heb ik niet op diezelfde wijze beschikbaar.

Het lid Van Vliet vraagt waarom de actieve informatievoorziening aan grensarbeiders in de Nederlands-Duitse verhouding uitsluitend in Kerkrade/Herzogenrath wordt aangeboden. Op het Eurode Business Center in Kerkrade/Herzogenrath is het Grensinfopunt Aken-Eurode gevestigd. Dit Grensinfopunt houdt zeer regelmatig bijeenkomsten. Er zijn in het gehele grensgebied van Nederland meer grensinformatiepunten en andere instanties die spreekuren of spreekdagen organiseren die voor (potentiële) grensarbeiders in andere delen van het grensgebied beter bereikbaar zijn. Medewerkers van onder andere de Belastingdienst en de Bureaus Belgische en Duitse Zaken worden door de grensinformatiepunten betrokken bij regionale spreekuren of geraadpleegd als back office bij complexe (individuele) vragen van grensarbeiders ten aanzien van fiscaliteit en sociale zekerheid.

Het lid Van Vliet stelt verder de vraag of de informatievoorziening van de Belastingdienst aan grensarbeiders wordt geëvalueerd. De Belastingdienst onderzoekt of de verschillende kanalen van informatieverstrekking aan grensarbeiders voldoende op elkaar zijn afgestemd. Dat betekent inderdaad dat de informatieverstrekking wordt geëvalueerd en dat de opinie van grensarbeiders hierbij wordt betrokken.


X Noot
1

Besluit van 2 juni 2012, Stcrt. 2012, nr. 11800 en besluit van 26 april 2013, Stcrt. 2013, nr. 12466.

X Noot
2

Aanhangsel Handelingen II 2012/13, nr. 2211.

X Noot
3

Conclusie van advocaat-generaal Niessen van 29 september 2015, nr. 12/05577, ECLI:NL:PHR:2015:2029.

X Noot
4

Vgl. Kamerstuk 33 003, nr. 10, blz. 67.

X Noot
5

Kamerstuk 33 615, nr. 10, blz. 9.

X Noot
6

Met regeling wordt in dit kader bedoeld: een gepubliceerde uitkomst van onderling overleg tussen de bevoegde autoriteiten van Nederland en Duitsland, zoals gepubliceerd in het besluit van 14 november 2007, Stcrt. 2007, nr. 227.

X Noot
7

Zie het besluit van 23 april 2015, Stcrt. 2015, nr. 12171.

X Noot
8

HR 11 juni 2004, nr. 37.714, ECLI:NL:HR:2004:AF7812.

X Noot
9

Wet van 18 december 2013 tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2014), Stb. 2013, nr. 565.

X Noot
10

Kamerstuk 32 851, nr. 27.

X Noot
11

Kamerstuk 34 300 VII, nr. 17.

Naar boven