26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

Nr. 528 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 maart 2018

Zoals aangekondigd in mijn brief van 31 januari jl. (Kamerstuk 26 643, nr. 514) bied ik u hierbij de geactualiseerde «Business case inloggen in het BSN domein» aan1. Hiermee geef ik invulling aan de motie van het lid Bruins Slot c.s. (Kamerstuk 27 859, nr. 108).

Het onderzoeksrapport noopt niet tot heroverweging van het centrale doel van het programma eID, zoals verwoord in de kamerbrief van 23 juni 2017 (Kamerstuk 26 643, nr. 476). Dat centrale doel is (i) het verhogen van het betrouwbaarheidsniveau van de digitale toegang tot overheidsdienstverlening en (ii) het waarborgen van de continuïteit van het stelsel van elektronische identificatie. De Autoriteit Persoonsgegevens onderschrijft met grote nadruk dit belang.2

Tegelijk geeft het onderzoeksrapport wel aanleiding om de manier waarop de realisatie van het centrale doel is voorzien andermaal goed te beschouwen en waar wenselijk en mogelijk bij te sturen. Deze gelegenheid neem ik te baat.

Algemene uitkomsten van de geactualiseerde business case

De onderzoekers ondersteunen de opvatting van het kabinet, dat het investeren in het eID-stelsel een essentieel onderdeel is van het meer betrouwbaar maken van de digitale snelweg: «De kosten zijn fors, maar maatschappelijk te verantwoorden vanuit de potentiële baten.»

De geactualiseerde business case toont aanmerkelijk hogere maatschappelijke kosten in de onderzochte periode van 2015 tot en met 2027 (looptijd van 12 jaar) ten opzichte van de business case van 2016. Dit is vooral het gevolg van een scherper en nauwkeurig wordend beeld van de geraamde kosten: steeds meer onzekerheden en aannames worden weggenomen naarmate het programma vordert. Ook de raming van de kosten voor de burgers is nu hoger. Ten slotte heeft de uitbreiding van de reikwijdte van de business case effect op de uitkomsten.

De onderzoekers concluderen dat deze kosten kunnen worden terugverdiend doordat het aantal potentiële fraudegevallen wordt verminderd en door jaarlijks een bepaald aantal digitale transacties op hogere betrouwbaarheidsniveaus te realiseren. Op basis van ervaringscijfers van het aantal ingetrokken DigiD accounts, de huidige groei van het aantal authenticaties en de analyse van de mogelijkheden tot digitalisering binnen het zorgdomein en bij gemeenten, stellen de onderzoekers vast dat het realiseren van deze baten mogelijk is.

Effecten van de beleidswijziging

Aanleiding voor de actualisatie van de business case was de aan u gerapporteerde beleidswijziging3. Samengevat hield die beleidswijziging in:

  • Slechts één of meer private eID-middelen worden toegelaten, in plaats van het toelaten van alle middelen die voldoen aan de toegangseisen.

  • Het aansluiten van dienstaanbieders wordt makkelijker gemaakt.

Deze beleidswijziging heeft een positief effect op de maatschappelijke kosten. Er is weliswaar een verschuiving van de investeringskosten naar de rijksoverheid, maar daartegenover staat dat de meerjarige beheerkosten van het stelsel en de aansluitkosten voor dienstaanbieders sterk dalen.

De business case is op basis van dezelfde aanpak opgesteld als bij de eerdere business case en is door hetzelfde onderzoeksbureau uitgevoerd. Voor de analyse hebben de onderzoekers dezelfde methodiek gehanteerd als bij grote infrastructurele investeringsvraagstukken bij fysieke infrastructuur. Deze aanpak brengt mee dat de baten die samenhangen met ID-fraude wel direct aan het eID-beleid kunnen worden toegerekend, maar baten die indirect worden gerealiseerd niet als baten van het eID-beleid worden opgenomen. Bij de indirecte baten gaat het om de uitbreiding van – en de innovatie in – digitale dienstverlening die alleen kan worden gerealiseerd in verschillende publieke en maatschappelijke sectoren, zoals in de onderzochte domeinen zorg en gemeenten, indien hogere betrouwbaarheidsniveaus beschikbaar zijn.

Toelichting op de actualisatie van de kosten

De herijkte business case kent ten opzichte van 2016 een verbreding van de reikwijdte van de business case. Zo maakt de inmiddels ook lopende invoering van de Europese eIDAS verordening het verplicht om aangemelde inlogmiddelen uit Europa te herkennen. Daarvoor zijn nieuwe voorzieningen noodzakelijk. Daarnaast is een aantal PM-posten uit de vorige business case nu wel ingevuld. Deze bijstelling staat geheel los van de beleidswijziging en heeft ermee te maken dat in deze fase van de ontwikkeling, namelijk de realisatiefase, de beheerkosten met meer zekerheid zijn te ramen dan voorheen.

Ik merk voorts op, dat de geraamde meerjarige kosten voor DigiD zijn gebaseerd op de situatie waarin burgers gebruik gaan maken van DigiD op de verhoogde betrouwbaarheidsniveaus «substantieel» en «hoog». Wanneer uit de aanbesteding geschikte private eID-middelen komen, dan kunnen deze een deel van de burgers gaan bedienen. De totale kosten voor DigiD kunnen dan lager uitvallen dan in de business case is vermeld.

Conclusie

De geactualiseerde business case is voor mij een bevestiging van de noodzaak van de in juni 2017 doorgevoerde vereenvoudiging. Ik zal het programma aldus voortzetten. Het kabinet streeft, zoals ook in het regeerakkoord vastgelegd, naar een verdere digitalisering van het openbaar bestuur, waarbij tevens het doel is de toegankelijkheid van de digitale middelen zo groot mogelijk te maken. Het eID-stelsel neemt daarbinnen een centrale en vitale plaats in, omdat van een terugkeer van dienstverleners naar (enkel) het papieren tijdperk of (enkel) baliediensten, geen sprake kan zijn. Ik zal er op toezien dat er continu en adequaat gestuurd wordt op de doelmatigheid en de kosten. Daarin zal ik de adviezen van het onderzoeksbureau betrekken om [1] een aantal kostenposten te reviewen, [2] het gebruik van de kaartlezer te onderzoeken en te zoeken naar goedkopere alternatieven voor de relatief dure kaartlezers en [3] de business case na de aanbesteding van de private inlogmiddel te herijken en daarmee de besparingen van de kosten voor de publieke middelen in beeld te brengen.

In mijn volgende voortgangsrapportage over het programma eID, in juli 2018, zal ik u nader informeren.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Brief van de Autoriteit Persoonsgegevens aan de Minister van BZK betreffende eID, met kenmerk Z2015–00357 d.d. 14 september 2016

X Noot
3

Kamerbrief van 23 juni 2017 (Kamerstuk 26 643, nr. 476) en het Algemeen Overleg Impuls eID d.d. 5 juli 2017 (Kamerstuk 27 859, nr. 111)

Naar boven