Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 december 2017
Op 25 oktober jl. verzocht de vaste commissie voor Economische Zaken om een reactie
op het rapport «Nederland op glasvezel» van de Fiber Carrier Association (FCA)1. Met deze brief voldoe ik aan dit verzoek.
De FCA is een brancheorganisatie voor beheerders en operators van glasvezelnetwerken.
In haar rapport gaat de FCA in op de ontwikkelingen rond glasvezelinvesteringen en
de verschillende toepassingen die glasvezel kent. Zo noemt het rapport de belangrijke
rol die core-netwerken en zeekabels hebben bij de beschikbaarheid van goede digitale
connectiviteit. De FCA geeft specifiek aan dat de glasvezeluitrol stagneert en dat
er stevig moet worden ingezet op de aanleg van glasvezel. In deze brief zal ik hier
nader op ingaan.
Allereerst is van belang om te onderkennen dat glasvezelkabels direct of indirect
verbinding maken met alle wijkcentrales van de vaste netwerken en ook de masten van
de mobiele netwerken. Daardoor speelt een glasvezelkabel bij vrijwel elke digitale
verbinding een rol. Een belangrijke ontwikkeling is dat door investeringen van marktpartijen
de vaste en mobiele netwerken steeds dichter bij een woning of mobiele gebruiker van
glasvezel zijn. Op die manier kunnen hogere bandbreedtes worden behaald voor burgers
en bedrijven. Echter, zoals in het FCA-rapport wordt gesteld, stagneert het aantal
huishoudens dat volledig op glasvezel is aangesloten. Er waren eind 2016 in Nederland
2,552 miljoen huishoudens die een volledig verglaasde aansluiting hebben, waarvan 1,03 miljoen
huishoudens daadwerkelijk een dienst hierover afnamen. Dat het aantal volledig verglaasde
huishoudens minder snel toeneemt, zie ik niet als een probleem. De kern van mijn beleid
is namelijk dat de netwerken kunnen voorzien in de behoefte van burgers en bedrijven
en dat de Nederlandse digitale infrastructuur van wereldklasse is en blijft. Daarom
is het goed om te zien dat geïnvesteerd blijft worden in de telecomnetwerken, waardoor
het grootste deel van burgers en bedrijven nu al snelheden kunnen afnemen van boven
de 100 Mbps.
Het klopt dat marktpartijen de laatste jaren vaak kiezen om niet het gehele netwerk
in één keer verglazen maar dit stapsgewijs doen. Hierdoor stagneert het aantal huishoudens
dat een glasvezelaansluiting kan afnemen. Bij de beantwoording van de vragen van het
lid Paternotte (D66) over het bericht dat «Nederland minder nieuwe glasvezelverbindingen
krijgt»3 is hier op ingegaan. Een belangrijke reden van de verminderde realisatie van glasvezelverbindingen
is dat de mobiele en vaste telecominfrastructuren in Nederland in internationaal perspectief van hoog niveau zijn en
grotendeels aan de behoefte van burgers en bedrijven voldoen. Dit blijkt ook uit het
in december vorig jaar aan uw Kamer gestuurde onderzoek4.
Het is uiteraard van belang dat partijen in hun netwerk investeren om aan de toekomstige
vraag van gebruikers te voldoen; de gekozen techniek is daarbij niet relevant. Wel
zie ik, net als de FCA, dat op een aantal plaatsen in Nederland nog belangrijke investeringen
nodig zijn om aan de vraag van huishoudens te voldoen. Om deze uitdagingen aan te
gaan wordt specifiek beleid gevoerd, zodat marktpartijen en burgerinitiatieven gefaciliteerd
worden om snel internet in het buitengebied uit te rollen5.
Ik ben in gesprek met stakeholders over ontwikkelingen en uitdagingen rond digitale
connectiviteit in Nederland. Ik zal uw Kamer over de bevindingen hiervan volgend jaar
nader informeren en daarbij ook specifiek ingaan op de buitengebiedproblematiek.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer