Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 december 2011
Hierbij informeer ik u over mijn reactie op enkele verzoeken met betrekking tot het project Vervanging F-16. De vaste commissie
voor Defensie (VCD) heeft op 28 november jl. twee verzoeken gedaan met betrekking tot dit project. Daarnaast hebben de VCD
en de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (VC ELI) in hun brief van 12 december jl. hun wensen geuit
in zake de informatievoorziening over het project Vervanging F-16 en mij om een reactie daarop verzocht.
Verzoeken VCD van 28 november jl.
De VCD heeft op 28 november jl. in de eerste plaats verzocht om een inhoudelijke reactie op het Amerikaanse Selected Acquisition Report (SAR) 2010 over het F-35 programma, waarbij bovendien een internetlink1 naar een Amerikaanse overheidssite is verstrekt. Tevens verzocht de VCD om een nadere toelichting op een passage uit de brief
van 22 november jl. (Kamerstuk 33 000 X, nr. 97), luidende: «Wel hebben de partnerlanden de informatie op basis van het rapport ontvangen die voor hen van belang is».
Zoals bekend stuurt het Pentagon elk jaar begin april het SAR-rapport over de F-35 aan het Congres. Vrijwel gelijktijdig verstrekt
het Joint Program Office (JPO) de partnerlanden financiële informatie over dit toestel. Het SAR-rapport en deze financiële informatie berusten op
dezelfde brongegevens. De informatie aan de partnerlanden is toegesneden op de versie(s) van de F-35 waarvoor zij belangstelling
hebben en de voorgenomen invoerreeks. Op die informatie wordt gedoeld in de zin waarop een toelichting is gevraagd. Nederland,
bijvoorbeeld, ontvangt financiële informatie die is toegespitst op de door Nederland aangeleverde invoerreeks van F-35 toestellen
van de Conventional Take-Off and Landing versie.
Het SAR-rapport is alleen bestemd voor het Congres en wordt door het Pentagon niet openbaar gemaakt. Zoals ook in de brief
van 22 november jl. is uiteengezet biedt het Pentagon het SAR-rapport als zodanig niet aan de partnerlanden aan. Het rapport
zelf vormt dan ook niet de basis voor de kostenramingen die Defensie maakt voor het project Vervanging F-16. Na een eigen
validatie gebruikt Defensie daarvoor wel de informatie die afkomstig is van het JPO. De resultaten van de verwerking van de
informatie, die dit voorjaar is ontvangen, heb ik u in de brief van 1 juli jl. (Kamerstuk 26 488, nr. 275) toegezonden. In die brief is onder meer een nieuwe gemiddelde kale stuksprijs gemeld.
De in het VCD-verzoek genoemde internetlink verwijst inderdaad naar een website van de Amerikaanse regering. Noch deze website,
noch – voor zover Defensie heeft kunnen nagaan – enige andere website van de Amerikaanse overheid bevat echter het SAR-rapport
over 2010, al dan niet met het door de VCD verstrekte kenmerk «RCS: DD-A&T(Q&A)823–198». De genoemde internetlink betreft
niet het SAR-rapport zelf, maar een persbericht van het Pentagon van 1 april 2010 waarin een samenvatting van enkele SAR-rapporten
wordt gegeven. Het betreft overigens de SAR-rapporten over 2009 en niet die over 2010. Het persbericht bevat onder meer een
korte samenvatting van het SAR-rapport van het F-35 programma. Dit betreft hoofdzakelijk de overschrijding van de financiële
Nunn-McCurdy grens door het F-35 programma in 2009. Over de Nunn-McCurdy procedure bent u onder meer geïnformeerd met de brief van 9 juli
2010 (Kamerstuk 26 488, nr. 244).
Informatievoorziening Vervanging F-16
Ik heb kennisgenomen van het besluit van de VCD en de VC ELI de publicatie van de jaarrapportage over het project Vervanging
F-16 te verschuiven naar de eerste werkdag na 1 juni. Hierdoor wordt het mogelijk de rapporten van het Amerikaanse Government Accountability Office en het Congressional Budget Office te betrekken bij de jaarrapportage. Tevens wordt het mogelijk de financiële informatie in de jaarrapportage te baseren op
de dan beschikbare financiële brongegevens. Dat zijn dezelfde brongegevens waarop het Selected Acquisition Report van dat jaar zal zijn gebaseerd.
Verder verzoeken de commissies naast een samenvatting ook een analyse en beoordeling van internationale ontwikkelingen en
rapporten in de jaarrapportage op te nemen. Ik betrek dit verzoek bij de totstandkoming van de jaarrapportage Vervanging F-16
die ik u uiterlijk de eerste werkdag na 1 juni zal toezenden. Daarin zal ik ook schetsen op welke onderwerpen ik de komende
jaren de nadruk zal leggen.
De minister van Defensie,
J. S. J. Hillen