33 000 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2012

Nr. 97 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 juni 2012

In het algemeen overleg Personeel op 20 juni jl. heb ik toegezegd de Kamer te informeren over de certificering van de opleidingen bij Defensie. Met deze brief voldoe ik aan deze toezegging.

De visie van Defensie inzake opleiden is uiteengezet in de brief van 16 september 2009 (Kamerstuk 32 123 X, nr. 5). Het uitgangspunt van deze visie is onder meer dat de opleidingen zo worden vormgeven dat ze aansluiten op de civiele opleidingssystematiek. Hiermee wordt de herkenbaarheid van de defensieopleidingen vergroot en worden de arbeidsmobiliteit en de loopbaanperspectieven bevorderd. De meeste nieuwe militairen bij Defensie stromen in van de Veiligheid en Vakmanschap-opleiding (VeVa) bij de Regionale Opleidingscentra (ROC’s). Dit zorgt ervoor dat de instromende manschappen en onderofficieren beschikken over een civiele opleiding met startkwalificaties op opleidingsniveau 2 of 3/4 (MBO). Voor de officieren, opleidingsniveau 5/6 (HBO/WO), is de opleiding bij de Nederlandse Defensieacademie (NLDA) geaccrediteerd en krijgen de studenten wetenschappelijke bachelor diploma’s.

In hun loopbaan doen militairen tijdens opleidingen en functievervulling veel kennis, deskundigheid en ervaring op. Medewerkers kunnen gedurende hun loopbaan of bij hun vertrek bij Defensie vragen om een individuele procedure waarmee zij de beschikking krijgen over ervaringscertificaten (EVC). Helaas blijkt in de praktijk dat deze certificaten niet bij alle opleidingsinstituten en werkgevers op gelijke wijze worden erkend. Daardoor kunnen de resultaten niet overal worden gebruikt om vrijstellingen voor een gewenste opleiding te vragen. Mede daardoor geeft het certificaat de medewerker onvoldoende houvast bij het vinden van een passende baan. Voorts is gebleken dat het individuele EVC-traject kostbaar is.

Het bovenstaande is voor mij aanleiding geweest de volgende maatregelen te nemen:

  • eind vorig jaar is voor onderofficieren zonder MBO-diploma een groepsgewijs certificeringtraject gestart. Begin april 2012 zijn de eerste EVC-certificaten uitgereikt. Na deze certificering is een scholingsprogramma ontwikkeld waardoor onderofficieren een erkend MBO-diploma kunnen krijgen. De eerste groep heeft het aanvullende scholingsprogramma gevolgd en het diploma gehaald. Dit traject komt begin 2013 beschikbaar voor alle onderofficieren zonder MBO-diploma;

  • om het aantal individuele EVC-trajecten te beperken, streeft Defensie naar het waarderen en valideren van de opgedane kennis, kunde en ervaring, te beginnen met de defensieopleidingen op mbo niveau. Binnenkort zal hiermee worden begonnen op de Koninklijke Militaire School (KMS), zodat inzichtelijk wordt welke opleidingen nog nodig zijn voor een regulier MBO-diploma. Defensie zal vervolgens gericht opleidingen inkopen. Hiermee ontstaat in de loop van 2013 een opleidingscatalogus die aansluit bij het opleidingsniveau en de ervaringsopbouw van groepen militaire medewerkers. Defensie heeft voor de uitvoering hiervan met zeven samenwerkende ROC’s een overeenkomst gesloten;

  • daarnaast wordt overlegd met het Nationaal Coördinatiepunt (NCP) over de inschaling van een aantal civiel minder herkenbare opleidingen in het Nederlands Nationaal kwalificatiekader (NLQF). Na inschaling kan de medewerker aantonen op welk niveau hij is opgeleid en heeft gewerkt. Kort na de zomer start een proef bij de NLDA en de Koninklijke marechaussee.

Met de reeds in gang gezette opleidingen en de genoemde maatregelen wordt de civiele waarde van kennis, deskundigheid en ervaring inzichtelijk gemaakt en bereidt Defensie medewerkers voor op functies binnen en buiten de krijgsmacht.

De minister van Defensie, J. S. J. Hillen

Naar boven