26 485 Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Nr. 408 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 februari 2023

In deze brief wil ik de Eerste en Tweede Kamer graag informeren over het subsidiebeleidskader voor sectorale samenwerking. Daarbij ga ik in op de volgende moties en toezeggingen:

  • Motie van het lid Van den Hul c.s. over een goed gerichte sectorale, sociale dialoog als criterium. (Kamerstuk 26 485, nr. 340)

  • Motie van het lid Amhaouch c.s. over de ondersteuning van de huidige IMVO-convenanten continueren (Kamerstuk 35 925 XVII, nr. 33).

  • Motie van het lid Van der Lee c.s. (Kamerstuk 21 501, nr. 2549) over de Kamer informeren over de invulling van het subsidiekader sectorale samenwerking IMVO (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2549).

  • De toezegging gedaan op 31 mei 2022 tijdens het commissiedebat RBZ Handel om de Tweede Kamer te informeren over de uitkomsten van mijn gesprek met de stakeholders van de convenanten over de behoefte aan ondersteuning vanuit de overheid.

  • Het verzoek de Eerste Kamer te informeren over de voortgang van het overleg met betrokken partijen over de sectorale samenwerking IMVO en de financiering daarvan.

Context IMVO-beleid

Het IMVO beleid is in het najaar van 2020 herzien.1 Toen is gekozen voor een mix van elkaar versterkende maatregelen die moet leiden tot een effectieve gedragsverandering bij koplopers, achterblijvers en bedrijven in het peloton. De beleidsmix voorziet er in dat maatwerk wordt geleverd door middel van verplichten, stellen van voorwaarden, verleiden, vergemakkelijken en voorlichten De Europese en nationale inspanningen om tot wetgeving te komen, maken deel uit van deze doordachte mix. Dat geldt ook voor maatschappelijk verantwoord inkopen, het steunpunt voor bedrijven en het instrument voor sectorale samenwerking.

De Tweede Kamer is op 13 juni 2022 met de Kamerbrief over de uitvoeringsagenda Internationale Sociale Voorwaarden (Kamerstuk 26 485, nr. 399) geïnformeerd over voorwaarden stellende maatregelen op het gebied van inkoop binnen de IMVO-beleidsmix. Het instrument voor sectorale samenwerking wordt hieronder toegelicht. Dit zijn beide maatregelen gericht op verleiden, vergemakkelijken en voorlichten van bedrijven.

Sectorale samenwerking

Binnen de doordachte mix van maatregelen heeft sectorale samenwerking een prominente plaats. De overheid wil sectorale samenwerking graag blijven ondersteunen en ervoor zorgen dat deze initiatieven maximaal versterkend zijn binnen die mix2. De ondersteuning van sectorale samenwerking is daarom op een nieuwe leest geschoeid. Op 17 februari 2022 heeft de Tweede Kamer een technische briefing ontvangen over sectorale samenwerking. Tijdens deze briefing is op hoofdlijnen inzicht gegeven in de verschillen tussen de oude en beoogde nieuwe vorm van sectorale samenwerking, als ook hoe getracht zou worden een soepele overgang tussen beide benaderingen te bewerkstelligen.

Consultatie stakeholders

Ter voorbereiding van het opstellen van het subsidiebeleidskader voor sectorale samenwerking zijn op verschillende momenten stakeholders geconsulteerd. In maart 2021 en april 2022 organiseerde het Ministerie van Buitenlandse Zaken stakeholderconsultaties waaraan vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven, kennisinstellingen en andere belanghebbenden deelnamen. Aanvullend overlegde het ministerie in kleiner verband met stakeholders uit het maatschappelijk middenveld, bedrijfsleven en brancheorganisaties, de SER, Initiatief Duurzame Handel (IDH) en vakbonden.

Voor de uitvoering van de motie van het lid Amhaouch c.s. heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken deelgenomen aan bijeenkomsten van de Next Generation Agreement (NGA). De motie verzocht de regering aan te sluiten bij de gesprekken over een vervolginitiatief op het textiel- en kledingconvenant, en de ervaringen hiervan te verwerken in de ontwikkeling van het nieuwe instrument voor sectorale samenwerking. In deze bijeenkomsten zijn de contouren van het nieuwe instrument toegelicht en is de input van de NGA-partijen verzameld. Op basis daarvan is in het nieuwe instrument onder andere de mogelijkheid geboden om in een samenwerkingsverband tools en handreikingen te ontwikkelen en te financieren die sectoren kunnen helpen met het toepassen van gepaste zorgvuldigheid. Het subsidieloket is op 13 oktober 2022 opengesteld, op tijd voor een financieringsaanvraag van de NGA-partijen.

Vormgeving subsidiebeleidskader sectorale samenwerking op hoofdlijnen

Met de input van stakeholders, de geleerde lessen uit de convenanten en de uitkomsten van de externe evaluatie van deze convenanten (Kamerstuk 26 485, nr. 333), is een subsidiebeleidskader3 ontwikkeld voor sectorale samenwerking in samenhang met de andere maatregelen uit de beleidsmix. Dit subsidiebeleids-kader geeft opvolging aan IMVO-convenanten (pijler 1) en blijft ondersteuning bieden aan maatschappelijke organisaties bij de uitvoering van nog lopende convenanten (pijler 2). Het subsidiebeleidskader is op 29 september 2022 gepubliceerd om gehoor te geven aan motie van het lid Amhaouch c.s. waarin werd verzocht het nieuwe instrument voor sectorale samenwerking zo snel mogelijk operationeel te hebben. Uitvoering van de subsidieregeling gebeurt door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), zoals aangegeven worden vanaf 13 oktober 2022 aanvragen in behandeling genomen.

In de bijlage is in detail uiteengezet hoe het subsidiebeleidskader voor sectorale samenwerking is ingevuld. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie van het lid Van der Lee c.s. waarin het kabinet wordt verzocht om de Kamer te informeren over de invulling van het subsidiekader sectorale samenwerking IMVO en het bijbehorende verzoek van de Vaste Commissie Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 19 januari jl. om een update over de opvolging van deze motie. Ook wordt hiermee uitvoering gegeven aan mijn toezegging tijdens het commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken Handel van 31 mei 2022 en het verzoek van de Eerste Kamer om informatie over de uitkomsten van mijn gesprek met de stakeholders van de convenanten en de financiering daarvan.

In het subsidiebeleidskader is onder meer de voorwaarde opgenomen dat in het plan van aanpak van het sectorale samenwerkingsverband moet worden beschreven hoe de sociale dialoog binnen de waardeketen een onderdeel vormt van de voorgenomen activiteiten op een of meerdere stappen van de OESO-richtlijnen. Hiermee wordt invulling gegeven aan motie van het lid Van den Hul c.s. die de regering verzoekt een goed gerichte sectorale, sociale dialoog toe te voegen als criterium bij toekomstige ondersteuning van IMVO-convenanten.

Rol van de overheid

Het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld hebben aangegeven prijs te stellen op samenwerking met de overheid en de Tweede Kamer heeft aangegeven waarde hier waarde aan te hechten. Ook het kabinet ziet de toegevoegde waarde van een actieve rol van de overheid bij sectorale samenwerking. Daarom is besloten om in het instrument de mogelijkheid te bieden tot een dialoog tussen de overheid en een samenwerkingsverband, ten minste ieder kwartaal. Onder meer via deze dialoog kan de overheid beschikbare kennis en expertise aanbieden, advies geven en partijen scherp houden op de kwaliteit van hun initiatief. Daarnaast blijft de overheid verschillende andere rollen vervullen met betrekking tot de samenwerkingsverbanden; deze staan in de bijlage beschreven.

Balans opmaken van het subsidiebeleidskader sectorale samenwerking

Het subsidiebeleidskader voor sectorale samenwerking heeft een looptijd van drie jaar. Niettemin zal ik reeds eerder, bij het aflopen van de eerste openstelling in september 2023, de balans opmaken om te beoordelen of de regeling de juiste vorm heeft of dat een aangepaste vorm hiervoor in de plaats moet komen. Daarbij zal ik uiteraard de rol van de overheid evalueren, ook in relatie tot in werking treden van wetgeving in de toekomst. Tevens wil ik verkennen in hoeverre sectorale samenwerking een rol kan spelen bij het toezicht op de naleving van de wet.

In voorbereiding van dit peilmoment zal ik onderzoeken binnen welke kaders sectorale samenwerking met directe betrokkenheid van de overheid vorm kan worden gegeven na het peilmoment en op het moment als tegelijkertijd due diligence wetgeving van kracht is/wordt. Hierbij zal ik onder andere meenemen:

  • hoe de dekking per sector vergroot kan worden;

  • hoe zowel MKB, als grote bedrijven bediend kunnen worden;

  • hoe duurzame financiering mogelijk is, op welke manier maatschappelijke organisaties hun onafhankelijke rol kunnen blijven vervullen en hoe tegelijkertijd aansluiting wordt behouden bij de ondersteuningsbehoefte van het bedrijfsleven;

  • óf en hoe sectorale samenwerkingsverbanden kunnen meewegen in het toezichtregime en aan welke criteria een samenwerkingsverband moet voldoen om een rol te spelen in de toezichtstrategie. Dit gebeurt in overleg met de beoogd toezichthouder. De vraag of een lichter toezichtsregime in dat geval mogelijk is, komt daarbij aan de orde4;

  • onder welke criteria de overheid actief betrokken kan zijn en of uitbreiding van de betrokkenheid van de overheid mogelijk en wenselijk is, hierbij worden bij andere departementen, zoals LNV, SZW en EZK, geleerde lessen opgehaald over betrokkenheid van de overheid bij sectorale samenwerkingsverbanden in relatie tot wetgeving;

  • welke organisatie de uitvoering het beste kan begeleiden (secretariaatsfunctie).

Bij dit onderzoek worden in ieder geval (de leden van) VNO-NCW, (de leden van) MVO-Platform, de vakbonden en de SER geconsulteerd. Als het onderzoek gereed is, zal ik aan VNO-NCW vragen om te peilen onder de leden in hoeverre er belangstelling bestaat om deel te nemen aan een nieuwe vorm van sectorale samenwerking. Ik zal de Tweede Kamer informeren over de uitkomsten van het onderzoek en betrekken bij het voorziene weegmoment.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.N.A.J. Schreinemacher

Bijlage: Toelichting subsidiebeleidskader sectorale samenwerking

Pijler 1

De eerste pijler van het subsidiebeleidskader voor sectorale samenwerking heeft tot doel het voor Nederlandse ondernemingen te vergemakkelijken om te ondernemen in lijn met de OESO-richtlijnen en UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s). Sectorale samenwerkingsverbanden kunnen een subsidie ontvangen voor activiteiten gericht op het collectief zetten van een of meer stappen van het gepaste zorgvuldigheidsproces. Gebaseerd op het aantal convenanten en om zoveel mogelijk sectoren de gelegenheid te geven om ondersteuning aan te vragen, biedt het subsidiekader op dit moment ruimte om tien samenwerkingsverbanden financieel te ondersteunen. Het kabinet vindt het van belang dat maatschappelijke organisaties als partner kunnen deelnemen aan een sectoraal samenwerkingsverband. Voor maatschappelijke organisaties blijft dan ook financiering beschikbaar onder pijler 1. In de OESO-richtlijnen staat beschreven bij welke stappen van gepaste zorgvuldigheid bedrijven stakeholders op een betekenisvolle manier moeten betrekken. Om in aanmerking te komen voor subsidie moeten bedrijven daarom aantonen hoe zij hier invulling aan geven.

Voor pijler 1 zijn diverse lessen vanuit de IMVO-convenanten en voorstellen van stakeholders toegepast. Zo is de subsidie vraag-gestuurd. Ondernemingen zijn zelf aan zet en verantwoordelijk, waarbij ondersteuning vanuit brancheverenigingen, maatschappelijke organisaties en de overheid mogelijk blijft. Bovendien ligt de nadruk op concrete uitvoering van een of meerdere stappen van gepaste zorgvuldigheid door bedrijven uit dezelfde sector. De nadruk op concrete uitvoering betekent dat een samenwerkingsverband met een lichte bestuursstructuur ingericht kan worden. Bedrijven kunnen zelf bepalen of zij voor ondersteuning van het initiatief hulp willen inroepen van bijvoorbeeld brancheorganisaties of de SER. Brancheorganisaties kunnen een rol spelen, bijvoorbeeld in het breder bekendheid geven aan het samenwerkingsverband binnen de sector.

Binnen deze pijler is voor de gehele looptijd 9 miljoen euro beschikbaar voor activiteiten van bedrijven en maatschappelijke organisaties, waarbij 6 miljoen euro beschikbaar is voor bedrijven en 3 miljoen euro voor maatschappelijke organisaties.

Rol van de overheid in relatie tot samenwerkingsverbanden onder pijler 1

Naast financiële ondersteuning blijft de overheid verschillende rollen innemen met betrekking tot sectorale samenwerkingsverbanden. De overheid stuurt allereerst op de kwaliteit van de samenwerkingsverbanden middels de voorwaarden die in het subsidiebeleidskader worden gesteld. Zo worden bedrijven gefaciliteerd om hun plannen in lijn te brengen met de OESO-richtlijnen en UNGP’s, bijvoorbeeld op het vlak van stakeholderbetrokkenheid, gender en toegang tot herstel. Samen met RVO zal de overheid een outreach-strategie ontwikkelen om sectoren te motiveren om samen te werken en om gebruik te maken van de subsidieregeling.

In aanvulling op het beleidsdialoog zoals genoemd in de Kamerbrief zal de overheid de diverse andere rollen blijven vervullen in relatie tot de samenwerkingsverbanden, zoals de inzet op Maatschappelijk Verantwoord Inkopen, bevorderen van de rol van de posten, bevorderen van samenwerking met maatschappelijk middenveld (multistakeholder initiatieven), evenals samenwerking met andere EU-lidstaten (overheid en sectoren) en internationale partners op OS-gebied en duurzaamheidsthema’s zoals dwangarbeid, kinderarbeid, leefbaar loon en inkomen en/of ontbossing.

Pijler 2

De tweede pijler van het subsidiebeleidskader blijft maatschappelijke organisaties de mogelijkheid bieden hun deelname aan lopende IMVO-convenanten te continueren. Voorheen was hiervoor in het Fonds Verantwoord Ondernemen (FVO) subsidie beschikbaar. Voorwaarden en financieringsmogelijkheden zijn gelijk gebleven. Binnen deze pijler is voor de gehele looptijd 2,3 miljoen euro beschikbaar voor ondersteuning van maatschappelijke organisaties.


X Noot
1

IMVO-beleidsnota «Voor Voorlichten tot Verplichten», 2020, (Kamerstukken 26 485 en 35 495, nr. 337).

X Noot
2

Met de Kamerbrief van 1 oktober 2021 (Kamerstuk 26 485, nr. 376) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de samenhang van sectorale samenwerking en de beleidsmix.

X Noot
4

De toezichthouder zal op het niveau van een individueel bedrijf moeten kunnen constateren of het voldoet aan de individuele gepaste zorgvuldigheidsverplichting. Met het oog op een gelijk speelveld, is de inzet van het kabinet t.a.v. de EU-richtlijn steeds geweest dat de Europese Commissie zou moeten bepalen aan welke kwaliteitseisen sectorinitiatieven moeten voldoen, om onderlinge verschillen in kwaliteitseisen tussen lidstaten te voorkomen.

Naar boven