26 485 Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Nr. 257 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 februari 2018

Op 22 december 2017 vroeg uw Kamer om een brief over de voortgang van het internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO)-convenantenbeleid. In deze brief wordt, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, ingegaan op dit verzoek. De brief richt zich voornamelijk op de ontwikkelingen sinds de laatste Kamerbrief van 27 september 2017 over dit onderwerp (Kamerstuk 26 485, nr. 253).

Ook wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om de Kamer te informeren over een aantal andere toezeggingen op het gebied van IMVO. Ten eerste heeft uw Kamer in de procedurevergadering van de commissie Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 25 januari 2018 gevraagd om een reactie op het bericht «Kledingmerk schikt wegens levensbedreigende situatie in fabrieken». Daarnaast is uw Kamer tijdens de plenaire behandeling van de begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op 23 november 2017 (Kamerstuk 26 485, nr. 248) toegezegd dat u geïnformeerd zou worden over de mogelijkheden van een tussenevaluatie van het convenantenbeleid. Ook is uw Kamer tijdens het Algemeen Overleg Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen van 31 mei 2017 toegezegd dat er een onderzoek zou worden uitgevoerd naar het IMVO-beleid, inclusief wetgeving, in een aantal Europese lidstaten. Dit onderzoek wordt bij deze Kamerbrief aangeboden1; in deze brief wordt kort ingegaan op de resultaten van dit onderzoek. De Kamer ontvangt hierbij ook het jaarrapport van de Transparantiebenchmark en de Kristalprijs 20172. De hoofdpunten uit dit rapport worden beschreven en de voorgenomen wijzigingen in de uitvoering van de benchmark toegelicht. Tenslotte zal worden ingegaan op de implementatie van de Europese Richtlijn bekendmaking niet-financiële rapportage in Nederland.

Implementatie van de eerste vijf convenanten

De partijen bij het convenant Duurzame Kleding en Textiel publiceerden in december 2017 de eerste voortgangsrapportage3. Hieruit blijkt dat er belangrijke eerste stappen zijn gezet op basis van de unieke samenwerking binnen het convenant. De publicatie van 2.800 productielocaties van deelnemende bedrijven, bracht concrete gesprekken en oplossingen teweeg met betrekking tot misstanden in de keten. Bedrijven maakten een plan van aanpak voor «gepaste zorgvuldigheid» (ook wel MVO-risicomanagement of due diligence). Er is een duurzame materialengids verschenen. Ook zet het convenant collectieve projecten op om bepaalde risico’s zoals kinderarbeid en lage lonen aan te pakken. De eerste stappen zijn gezet, maar er moet nog veel gebeuren om de impact van het convenant te vergroten. Zo dienen de deelnemende bedrijven vaart te maken met hun risicomanagement en moeten meer bedrijven en partijen aansluiten bij het convenant om de invloed vanuit Nederland te vergroten. In dat kader is het van belang dat het Nederlandse textielconvenant en de Duitse textilbuendnis onlangs een internationale samenwerkingsovereenkomst hebben getekend. Deze overeenkomst helpt de dekking en daarmee de impact van het Textielconvenant te vergroten.

Het convenant Verantwoord Goud werd op 19 juni 2017 getekend, de eerste voortgangsrapportage verschijnt na een jaar, in het derde kwartaal van 2018. Het convenant is een wereldwijde primeur, omdat het de eerste keer is dat goudverwerkende bedrijven gezamenlijk toezeggen de risico’s in hun toeleveringsketen aan te pakken. Binnen het convenant zijn drie werkgroepen actief: (1) due diligence, monitoring, and support (DD), (2) positive impact projects (PIP) en (3) increasing and using collective leverage (ICL).

Het werk binnen de werkgroepen wordt vormgegeven conform de afspraken in het convenant. Zo vond op 31 januari 2018 een workshop over gepaste zorgvuldigheid plaats en wordt medio maart een «Code of Practice» gepubliceerd door de aangesloten brancheorganisaties. Een eerste project dat is gestart richt zich op de aanpak van kinderarbeid in kleinschalige mijnbouw in Oeganda. De mogelijkheden worden onderzocht voor een tweede project dat zich zal richten op urban mining en het recyclen van elektronisch afval. Alle partijen, inclusief de overheid, werken aan het uitbreiden van het aantal betrokkenen bij het convenant. Zo organiseerde het Ministerie van Buitenlandse Zaken op 23 oktober 2017 de conferentie «Extractive Resources for Prosperity» 4, waarbij aandacht was voor het goudconvenant. De Nederlandse grondstoffengezant besprak het convenant ook met Ministers uit Colombia en de Democratische Republiek Congo. Daarnaast lanceerde de overheid de website «The Gold Challenge 2030» 5.

De eerste voortgangsrapportage van het Bankenconvenant wordt in het tweede kwartaal van 2018 verwacht. In deze voortgangsrapportage zullen de partijen gezamenlijk de geboekte voortgang delen en zal inzichtelijk worden gemaakt waar de partijen en banken staan met de uitvoering van de afspraken. In werkgroepen wordt onder andere een analyse gemaakt van de cacao- en palmolieketen, een studie uitgevoerd naar het vergroten van invloed van de partijen op andere schakels in een waardeketen, een pilot project opgezet om banken te ondersteunen met het vergaren van informatie over mensenrechten in het kader van hun gepaste zorgvuldigheid. Ook wordt onderzocht op welke manier een bank betrokken kan zijn bij negatieve impact op mensenrechten als gevolg van haar financieringsactiviteiten en hoe in deze gevallen de negatieve impact aangepakt of hersteld kan worden.

Het convenant Bevorderen Duurzaam Bosbeheer werd op 22 maart 2017 getekend. Het doel van het convenant is om duurzaam geproduceerd hout tot de norm te maken in Nederland. Binnen vier werkgroepen worden de afspraken binnen het convenant uitgevoerd: (1) identificeren en adresseren IMVO-risico's, (2) de handelsketen voor duurzaam geproduceerd hout versterken (3) stimuleren van de marktvraag naar duurzaam geproduceerd hout en (4) versterken van de business case duurzaam bosbeheer. De eerst voortgangsrapportage van dit convenant wordt voor de zomer van 2018 verwacht.

De partijen van het convenant Plantaardige Eiwitten zijn na ondertekening in maart 2017 aan de slag gegaan met een inventarisatie van projecten en initiatieven gericht op de duurzame ontwikkeling van de plantaardige eiwitten sector. Er zijn inmiddels drie van de ingediende projecten door de stuurgroep goedgekeurd, die nog wel van start moeten gaan. Het doel van het eerste project is het verbeteren van de voedingswaarde van plantaardige schoolmaaltijden die in India door de overheid worden verstrekt aan basisschoolkinderen. Het tweede project richt zich op het promoten van ecologisch geproduceerde plantaardige eiwitten in Bolivia. Het derde project richt zich op het promoten van een meer duurzame horecasector in Midden-Amerikaanse landen, met als doel duurzame consumptie en productie van plantaardige eiwitproducten en productie te versterken.

Daarnaast zal er aankomend jaar een toolbox voor het uitvoeren van gepaste zorgvuldigheid voor de plantaardige eiwitten sector worden ontwikkeld. Ook zal er in 2018 een werksessie worden aangeboden om gepaste zorgvuldigheid verder te introduceren. De eerste voortgangsrapportage van het convenant plantaardige eiwitten wordt in het tweede kwartaal van 2019 verwacht.

Voortgang van convenanten in ontwikkeling

De continuïteit van het convenantenbeleid is voor de komende jaren vastgelegd in het Regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34). Partijen die werken aan convenanten in de natuursteen-, sierteelt, levensmiddelen-, verzekeringssector streven naar afronding van een convenant in de eerste helft van 2018. In maart 2017 heeft de Pensioenfederatie aangegeven toe te willen werken naar een IMVO-convenant. Inmiddels bereiden de pensioensector, maatschappelijke organisaties en de overheid in SER-verband onderhandelingen over een convenant voor.

De metallurgische sector heeft op 23 januari 2018 de eerste fase – van het convenantstraject, dat wordt begeleid door de SER, afgesloten. Doel van deze informatiefase was het in kaart brengen van de sector. In februari 2018 volgt de eerste bijeenkomst in fase II, de dialoogfase, waarbij de onderhandelingen over de inhoud en tekst van het convenant beginnen. Door de betrokken partijen is een onafhankelijke voorzitter gekozen voor deze fase. Ook op 23 januari 2018 vond bij de SER een kennissessie plaats op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Duurzame Energie (NVDE) en de Nederlandse WindEnergie Associatie (NWEA) in het kader van een verkenning over de meerwaarde van een IMVO-convenant gericht op de mogelijke risico’s van windenergie. In de land- en tuinbouwsector heeft brancheorganisatie LTO verschillende gesprekken gevoerd met stakeholders om mogelijke thema’s voor een IMVO-convenant in kaart te brengen. De volgende stap is het daadwerkelijk uitonderhandelen van een IMVO-convenant. LTO hoopt samen met een aantal maatschappelijke organisaties en de overheid onder begeleiding van de SER de stakeholderdialoog voort te zetten, teneinde een IMVO-convenant af te sluiten.

Ontwikkelingen Bangladesh Akkoord

Het bericht «Kledingmerk schikt wegens levensbedreigende situatie in fabrieken» gaat over twee miljoenenschikkingen met kledingmerken binnen het Bangladesh Akkoord bij het arbitragehof in Den Haag. Deze schikkingen stellen producenten voor deze kledingmerken in staat om de veiligheid voor hun werknemers te verbeteren. Het artikel toont het belang en de goede werking van het Bangladesh Akkoord. In dit Akkoord maakten bedrijven vrijwillige afspraken, die al tot goede resultaten hebben geleid. Zo is bij een groot aantal fabrieken inmiddels sprake van betere brand- en bouwveiligheid. Uit de schikkingen blijkt echter ook dat niet alle kledingmerken hun afspraken nakomen. In het Bangladesh Akkoord is vastgelegd dat kledingmerken die zich niet aan de afspraken houden, voor het arbitragehof gedaagd kunnen worden, zoals nu twee keer is gebeurd. De namen van de kledingmerken blijven op grond van de afspraken in de schikking overigens geheim.

Arbitrage en bemiddeling kunnen nuttige instrumenten zijn om geschillen met betrekking tot verantwoord ondernemen op te lossen. Een ander goed voorbeeld is de schikking tussen Heineken en een aantal ex-werknemers in de Democratische Republiek Congo na bemiddeling door het Nederlandse Nationaal Contactpunt voor de OESO-richtlijnen (NCP). Desalniettemin verwacht het kabinet dat bedrijven zich aan afspraken houden, zodat dergelijke schikkingen in de toekomst niet meer nodig zijn.

Het kabinet steunt de verlenging van het huidige Bangladesh Akkoord dat loopt tot mei 2018. Het nieuwe Akkoord heeft onder andere extra aandacht voor vakbondsrechten. Het kabinet verwacht dat de veiligheidssituatie in fabrieken in Bangladesh door het Akkoord verder zal verbeteren.

Mogelijkheden voor (tussen) evaluatie

Conform het SER-advies IMVO-convenanten worden in de IMVO-convenanten afspraken gemaakt die bedrijven moeten helpen met complexe problemen in de keten die zij niet alleen op kunnen lossen. De convenanten hebben volgens het advies tot doel om binnen drie tot vijf jaar na afsluiting te leiden tot verbetering. Het is daarmee niet realistisch eerder dan drie tot vijf jaar na het afsluiten van convenanten de impact van de afspraken te evalueren. Het eerste convenant (Kleding en Textiel) is afgesloten in juli 2016. Een evaluatie van het convenantenbeleid zal daarom worden gestart in het najaar van 2019, in overeenstemming met het Regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34). Hierin is opgenomen dat het IMVO-convenantenbeleid wordt voortgezet en dat na twee jaar wordt bezien of en zo ja, welke dwingende maatregelen genomen kunnen worden.

Om de effecten van het convenantenbeleid te zijner tijd te meten wil de overheid graag meer gebruik maken van zogenaamde nulmetingen. Deze kunnen gericht zijn op de mate waarin bedrijven gepaste zorgvuldigheid toepassen, maar ook op projecten die binnen de convenanten worden uitgevoerd. De overheid zal dit ook inbrengen bij de verschillende convenanttrajecten. Bij projecten die gefinancierd worden uit het Kinderarbeidfonds worden overigens al due diligence monitoring and evaluation frameworks gebruikt, die evaluatie te zijner tijd zullen vergemakkelijken.

Daarnaast heeft de Directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in 2020 een beleidsdoorlichting gepland van het begrotingsartikel duurzame handel en investeringen. Binnen deze beleidsdoorlichting voert IOB diverse studies uit. Eén daarvan richt zich op het IMVO-beleid, waarvan het convenantenbeleid deel uitmaakt. De intentie van IOB is om deze studie december 2018 afgerond te hebben. De deelstudie van het convenantenbeleid is geen impactevaluatie, omdat ook IOB het te vroeg vindt om in 2018 de effectiviteit van de convenanten te evalueren. De Tweede Kamer zal deze studie dan ook uiteraard ontvangen. Ook de Sociaal-Economische Raad (SER) is bezig met een voortgangsrapportage over de IMVO-convenanten. In deze voortgangsrapportage zal de nadruk liggen op het proces van totstandkoming van de vijf IMVO-convenanten en de uitvoering tot op heden om lessen te trekken voor toekomstige trajecten. Deze rapportage is naar verwachting voor de zomer van 2018 beschikbaar.

Appreciatie van het onderzoek naar IMVO-beleid in andere landen

Tijdens het AO IMVO van 31 mei 2017 (Kamerstuk 26 485, nr. 248) vroeg de Kamer om een analyse van IMVO-beleid, inclusief wetgeving, in een aantal Europese landen. Hierop is een onderzoek uitgezet naar de belangrijkste wetgevings- en beleidsinitiatieven in Nederland, Frankrijk, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Zwitserland en door de Europese Commissie. Het kabinet waardeert het onderzoek dat is uitgevoerd door Change in Context, omdat het een overzichtelijk beeld geeft van de wijze waarop diverse overheden invulling geven aan het relatief nieuwe beleidsterrein. De diverse IMVO-beleidsmaatregelen moeten ook gezien worden in de context van dat land. Uit het onderzoek (bijlage 16) blijkt duidelijk de positieve trend dat, zowel in Nederland, als in de geselecteerde Europese landen en door de Europese Commissie, steeds meer invulling wordt gegeven aan IMVO door middel van diverse initiatieven.

In alle onderzochte landen wordt ingezet op het vergroten van bewustwording op het gebied van MVO en het beter toepassen van gepaste zorgvuldigheid door bedrijven. Het is interessant te zien dat diverse overheden dit thema vanuit een sectorale benadering aanvliegen. Waar KPMG al in 2014 op verzoek van de overheid een «sector risico analyse» publiceerde, hebben Frankrijk en Duitsland zich nu ook voorgenomen een soortgelijke landen- en sectorrisicoanalyse uit te voeren. Maar er zijn ook verschillen in de wijze waarop overheden MVO bevorderen, de invulling die zij geven aan de uitvoering van Europese richtlijnen en de nadruk die zij op nationaal gebied leggen op vrijwillige dan wel wettelijk initiatieven. Uit het onderzoek blijkt ook dat er nog weinig bekend is over de effectiviteit en impact van de diverse IMVO-maatregelen die in de geselecteerde Europese landen zijn genomen. Het kabinet wil een bijdrage leveren aan het vergroten van de kennis over de werking van deze maatregelen door middel van een vervolgonderzoek.

Het kabinet onderkent het in het rapport beschreven belang van een coördinerende rol op IMVO bij de Europese Commissie. De Commissie heeft de afgelopen jaren een voortrekkersrol rol gespeeld bij diverse initiatieven, bijvoorbeeld bij het ontwikkelen van de EU-richtlijn voor niet-financiële verslaglegging en de EU Conflictmineralen verordening. Om effectief bij te dragen aan de Sustainable Development Goals (SDG’s) en de diverse nationale IMVO-initiatieven beter op elkaar aan te laten sluiten ten behoeve van een gelijk speelveld in Europa, blijft het van belang dat de Europese Commissie deze leidende rol ook de komende jaren op zich zal blijven nemen.

Op 23 september 2017 heeft mijn ambtsvoorganger daarom een brief gestuurd aan Eurocommissaris Timmermans over het belang van een EU MVO actieplan. De vorige EU MVO-strategie liep namelijk maar tot 2014. Deze brief was medeondertekend door Denemarken en Zweden en mede uitgestuurd namens Frankrijk en Finland. In reactie op deze brief stelt Eurocommissaris Timmermans in december 2017 dat de Europese Commissie IMVO belangrijk vindt en dat het breed gedragen wordt in het EU-beleid. De Europese Commissie geeft aan betrokken te zijn bij verschillende acties om MVO te stimuleren, zowel binnen de EU, als internationaal, onder andere bij de OESO en de VN. De antwoordbrief gaat niet in op het verzoek om een nieuw EU MVO Actieplan. Een pleidooi voor sterke coördinatie vanuit de Europese Commissie blijft derhalve noodzakelijk. Ik zal het verzoek om een nieuw EU MVO Actieplan en sterke coördinatie zelf ook weer opbrengen bij de Europese Commissie.

Transparantie

Transparantiebenchmark en Kristalprijs 2017

De Transparantiebenchmark en Kristalprijs zijn belangrijke beleidsinstrumenten op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen in Nederland. Zij stimuleren betere MVO verslaggeving en MVO prestaties. De Transparantiebenchmark geeft zicht op de maatschappelijke jaarverslaggeving van iets meer dan 500 van de grootste in Nederland actieve bedrijven. De Kristalprijs beloont het beste verslag, de snelste stijger en de meest innovatieve bijdrage aan transparantie. In bijlage 2 vindt u het rapport over de Transparantiebenchmark en de Kristalprijs 20177, inclusief enkele onderzoeksresultaten zoals hieronder toegelicht. De Transparantiebenchmark wordt in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat uitgevoerd en de Kristalprijs is een samenwerking van Economische Zaken en Klimaat en de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (de NBA).

De resultaten van de Transparantiebenchmark 2017 geven het volgende beeld:

  • De gemiddelde score is met 108 van de 200 punten hoger dan vorig jaar (104 punten).

  • Het aantal deelnemende organisaties is dit jaar 506 (ten opzichte van 509 in 2016, 485 in 2015 en 429 in 2014).

  • Het aantal bedrijven met een nulscore is licht gedaald van 231 naar 224. Een nulscore betekent dat deze bedrijven geen maatschappelijk jaarverslag hebben of het niet kosteloos openbaar hebben gemaakt. Een nulscore betekent niet automatisch dat deze bedrijven geen MVO-beleid hebben, het wil zeggen dat ze er (nog) niet transparant over zijn. Bedrijven met een nulscore of een lage score worden gestimuleerd om een maatschappelijk jaarverslag te maken of een bestaand verslag publiek beschikbaar te maken. Als een bedrijf met een nulscore bijvoorbeeld mee wil op handelsmissie of gebruik wil maken van het financieel buitenlandinstrumentarium, kan dat alleen als het kan aantonen dat het wel goed MVO-beleid heeft of toezegt dit te ontwikkelen. Staatsdeelnemingen met een lage score worden hierover benaderd door het Rijk. Daarnaast worden bedrijven die een MVO-verslag willen maken ondersteund met de laagdrempelige en leerzame e-tool voor het invullen van het self-assessment en de ondersteuning die hiervoor is georganiseerd, zoals de helpdesk en de hulp en toelichting bij interpretatie van de beoordelingscriteria van de Transparantiebenchmark.

De winnaars van de Kristalprijs:

  • Royal BAM Group is de winnaar van De Kristal, de prijs voor het bedrijf dat als hoogste eindigt in de Transparantiebenchmark (199 van de 200 punten). BAM is helder over de lange termijn (2050) en heeft een eigen visie op de rol van de onderneming bij maatschappelijke uitdagingen. Ook is het transparant over zijn business principles, hoe het de Corporate Governance Code invult en de uitgangspunten van het gevoerde belastingbeleid. Tot slot is BAM open over welke zaken rond MVO nog verbeterd kunnen worden.

  • VION Holding N.V. steeg van positie 207 naar 112 en ontving de prijs voor de snelste stijger. VION heeft dit jaar voor het eerst een apart MVO-verslag opgesteld, inclusief een gedegen beschrijving van de waardecreatie en waardeketen, de voor hen materiële MVO-thema’s met kwantitatieve resultaten van hun activiteiten en informatie over hoe zij hun stakeholders betrekken. VION geeft met de keuze voor openheid het goede voorbeeld in de vleesverwerkende sector.

  • ABN AMRO Group N.V. ontving de prijs voor het meest innovatieve verslag voor het Human Rights Report dat ABN AMRO heeft gepubliceerd naast zijn geïntegreerde rapport. De bank erkent hiermee een verantwoordelijkheid te hebben voor zaken die verder in de keten spelen. ABN AMRO stelt zich door middel van deze rapportage kwetsbaar op en benoemt waar ruimte voor verbetering is. Dit rapport is een bijdrage aan de actuele discussie over mensenrechten in de financiële sector.

Wijziging Transparantiebenchmark en Kristalprijs

Het belang van «niet financiële informatie» voor de financiële prestaties van ondernemingen wordt steeds breder erkend. Transparantie en maatschappelijke verslaggeving zijn continu in ontwikkeling. Bedrijven rapporteren steeds meer over hun bijdrage aan de SDG’s. Ook is met het Besluit bekendmaking niet-financiële informatie van 14 maart 2017 de EU Richtlijn bekendmaking niet-financiële informatie en diversiteit in Nederland van kracht geworden. De Transparantiebenchmark en Kristalprijs hebben sinds 2004 een belangrijke bijdrage geleverd aan MVO-verslaggeving en MVO-prestaties.

Het kabinet merkt dat door deze ontwikkelingen het jaarlijks benchmarken niet meer nodig is, er meer behoefte is om aan de slag te gaan met de resultaten van de Benchmark en om in te zoomen op thema’s waarbij bedrijven nog van elkaar kunnen leren, bijvoorbeeld ketenverantwoordelijkheid en -transparantie. Daarbij is het belangrijk om de criteria van de Benchmark uitdagend te houden, deze aan te passen aan nieuwe inzichten en te zorgen voor genoeg stimulans van de bedrijven buiten de top (die geen kans maken op de hoofdprijs).

Om met deze ontwikkelingen mee te gaan en verder te stimuleren, is in samenspraak met diverse stakeholders een wijziging van de Transparantiebenchmark en de Kristalprijs uitgewerkt. Hierbij is voortgebouwd op de kracht van deze instrumenten, namelijk:

  • Het competitieve element zorgt voor jaarlijkse verbetering, omdat organisaties beter willen worden of blijven dan anderen;

  • De beoordelingscriteria zorgen ervoor dat organisaties leren en verbeteren. Met name voor de beginners en het middensegment stellen de criteria een relatief eenvoudige en eenduidige standaard voor organisaties. Actualisering van de criteria zorgt bovendien voor een verbetering bij de gehele doelgroep;

  • De positie van het ministerie Economische Zaken en Klimaat als eigenaar zorgt ervoor dat de score en positie wordt gezien als onafhankelijk en betrouwbaar;

  • De eenduidige score en positie op de benchmark zorgt ervoor dat de leiding van een bedrijf makkelijker wordt betrokken bij MVO en rapportage;

  • De rapportage over MVO zorgt ervoor dat MVO beter wordt gemeten en gemanaged. De beloofde resultaten moeten immers worden waargemaakt.

De belangrijkste wijziging is dat de Benchmark tweejaarlijks wordt uitgevoerd. Er blijft wel jaarlijks aandacht voor transparantie met een prijs. In het jaar dat de Benchmark plaatsvindt, wordt de Kristalprijs net als nu gegeven aan het bedrijf dat het best scoort in de Benchmark. De andere jaren gaat de Kristalprijs naar een bedrijf dat een voorbeeldfunctie vervult met transparantie over een thema waar andere bedrijven nog veel van kunnen leren. Hiermee komt er meer aandacht voor onderling leren en maken bedrijven buiten de top een kans om te winnen met een goed voorbeeld op een specifiek thema.

Daarnaast worden de criteria van de benchmark geactualiseerd, zodat ze weer uitdagend zijn en aansluiten op (inter)nationale ontwikkelingen en beleid, met als speerpunten transparantie over de keten, ketenverantwoordelijkheid en de SDGs. Deze wijzigingen zijn positief ontvangen door de stakeholders en deelnemende organisaties.

EU Richtlijn bekendmaking niet-financiële informatie en diversiteit

In 2018 worden de eerste bestuursverslagen van grote organisaties van openbaar belang (OOB’s) gepubliceerd die aan de EU richtlijn bekendmaking niet-financiële informatie en diversiteit moeten voldoen. OOB’s moeten in hun bestuursverslag 2018 (over boekjaar 2017) toelichting geven op hun beleid, resultaten, risico’s en prestatie-indicatoren met betrekking tot de onderwerpen sociaal, milieu, mensenrechten, anti-corruptie en omkoping.

De nieuwe criteria van de Transparantiebenchmark zullen aansluiten op deze richtlijn. In het afgelopen jaar zijn reeds criteria ontwikkeld en is een nulmeting uitgevoerd op 107 rapporten van grote OOB’s. Aan de hand van de nulmeting kan het kabinet in de aankomende jaren meten of de richtlijn een verbetering in transparantie tot gevolg heeft. De nulmeting bracht in kaart of bedrijven al rapporteerden op diverse niet-financiële thema's, zonder daarbij een oordeel te vellen over de inhoud van de gegeven informatie. Uit de nulmeting blijkt dat in geen enkel rapport uit 2017 alle informatie-onderdelen zijn opgenomen die in de richtlijn verplicht worden gesteld (zie resultaten in hoofdstuk 6 van het bijgevoegd rapport over de Transparantiebenchmark 20178). Het kabinet ziet daarom uit naar de rapporten van 2018, die langs dezelfde criteria zullen worden beoordeeld. De Autoriteit Financiële Markten zal daarnaast toezicht houden op de naleving van het Besluit bekendmaking niet-financiële informatie door bedrijven die onder zijn toezicht staan.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag

Naar boven