26 448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)

Nr. 620 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag,

Om de kans op het vinden van een nieuwe baan te vergroten, wil ik meer dienstverlening op maat bieden aan werkzoekenden met een WW, Wajong of WGA-uitkering. Hierover heb ik uw Kamer eerder geïnformeerd1. Met deze brief informeer ik u graag nader over een onderdeel hiervan. Dit najaar start UWV op mijn verzoek een effectonderzoek naar de dienstverlening aan publiek verzekerde WGA-uitkeringsgerechtigden, teneinde zicht te krijgen op het effect van de dienstverlening op het re-integreren en activeren van WGA-gerechtigden. Uw Kamer heeft mij eerder opgeroepen tot het doen van dergelijk onderzoek, onder andere in het wetgevingsoverleg over het SZW-jaarverslag2.

We komen van een situatie waarin de dienstverlening aan mensen met een WGA-uitkering onder druk stond, mede door budgettaire taakstellingen. Met het regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) is ruimte ontstaan voor meer persoonlijke dienstverlening. Omdat UWV en ik hebben afgesproken dienstverlening in te zetten die bewezen effectief is, zal ik eerst onderzoeken wat de extra dienstverlening oplevert en vervolgens bezien of en hoe we meer persoonlijke dienstverlening blijven inzetten.

Bij de verdere ontwikkeling van WGA-dienstverlening streef ik dus, net als uw Kamer, naar meer inzicht in de kwalitatieve en kwantitatieve effecten van de activering en re-integratiedienstverlening, inclusief de maatschappelijke meerwaarde ervan. Dat is nu zeer beperkt. Daarom is mijn departement samen met UWV een kennisprogramma gestart. Ook heb ik de doorontwikkeling van de WGA-dienstverlening aangedragen voor de Operatie inzicht in kwaliteit3. Alleen op basis van de uitkomsten van degelijk onderzoek kunnen we goed onderbouwde keuzes maken. Om onderzoekstechnische redenen is het nodig het verschil in dienstverlening zo groot mogelijk te maken. Dit vereist een controlegroep van voldoende omvang die, anders dan nu, in beginsel geen startgesprek en verdere ondersteuning krijgt aangeboden van UWV. Dit houdt in dat UWV deze klanten uit de controlegroep in beginsel niet begeleidt naar werk.

Ik besef dat een aanzienlijke groep met zulk onderzoek niet actief wordt opgeroepen voor ondersteuning en dit als onwenselijk kan worden ervaren. Dit is een dilemma: om goed te kunnen onderzoeken of de dienstverlening door UWV werkt, gaan we de dienstverlening aan een groep cliënten niet actief aanbieden. Ik wil echter niet zover gaan om deze groep volledig uit te sluiten van ondersteuning. UWV gaat hen daarom informeren dat zij op eigen verzoek de reguliere ondersteuning bij werkhervatting van UWV kunnen krijgen (vanaf dat moment vallen zij buiten de controlegroep). Na drie jaar eindigt het effectonderzoek en wordt deze groep weer actief opgeroepen. Op deze wijze acht ik de inrichting van de controlegroep verantwoord.

Op grond van bovenstaande overwegingen heb ik UWV gevraagd dit najaar een effectonderzoek te starten naar de impact van verschillende niveaus van dienstverlening, dat door een onafhankelijk onderzoeksbureau wordt uitgevoerd. Voor dit onderzoek zal de instroom van één jaar (circa 19.000 personen) vanaf dit najaar ingedeeld worden in drie gelijke groepen van ieder circa 6.000 personen met verschillende niveaus van dienstverlening:

  • Huidig: Aan circa een derde van de WGA-uitkeringsgerechtigden biedt UWV de huidige, basale dienstverlening, die start met de oproep voor een oriëntatiegesprek. Professionals hebben de ruimte om jaarlijks ten minste één gesprek en gemiddeld twee gesprekken te voeren. UWV kan voor een beperkt deel van hen gerichte dienstverlening inzetten en eventueel aanvullende re-integratiediensten inkopen. Hiermee heeft UWV de WGA-populatie de eerste vijf jaar in beeld.

  • Extra: Aan circa een derde van de nieuwe instroom biedt UWV extra persoonlijke ondersteuning. Professionals krijgen substantiële extra ruimte om persoonlijk ondersteuning te bieden en aanvullende dienstverlening in te kopen, wanneer dat naar oordeel van de professional en de cliënt zinvol is en de kans op werkhervatting vergroot. De professional hoeft daarbij, anders dan bij basaal, geen keuze te maken tussen de ene en de andere cliënt.

  • Op verzoek: Circa een derde van de nieuwe instroom ontvangt alleen basale dienstverlening op eigen verzoek. Zij worden hierover door UWV actief geïnformeerd. De rechtmatigheid van de uitkering kan worden geborgd door middel van schriftelijke vragenlijsten.

Voor de ontwikkeling van effectieve dienstverlening is het van belang dat een gedegen effectmeting plaatsvindt. Ik begrijp de gevoeligheid hieromtrent. Ik wissel dan ook graag met uw Kamer van gedachten over de opzet van dit onderzoek in het Algemeen overleg Arbeidsongeschiktheid van 27 maart aanstaande. Voor het zomerreces informeer ik uw Kamer over de nadere invulling en planning van het effectonderzoek met mijn brief over de stand van de uitvoering sociale zekerheid.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Kamerstuk 33 566, nr. 102 en Kamerstuk 26 448, nr. 608.

X Noot
2

Kamerstuk 34 950 XV, nr. 19.

X Noot
3

Kamerstuk 31 865, nr. 126.

Naar boven