26 396 Vervanging pantservoertuigen M577 en YPR

Nr. 96 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 april 2013

Hierbij ontvangt u de veertiende jaarrapportage over het project «Vervanging pantservoertuigen M577 en YPR». De rapportage bevat de stand van zaken per 31 december 2012 en sluit aan op de dertiende jaarrapportage van 30 maart 2012 (Kamerstuk 26 396, nr. 91). Bijlage 1 bij deze jaarrapportage bevat de financiële verantwoording van het project1. Deze verantwoording geeft inzicht in de verrichte betalingen, de verplichtingen en de voorschotten naar de stand van begin en eind 2012. Bijlage 2 bevat het overzicht van de risico’s en de daarmee samenhangende gevolgen2. De vertrouwelijke informatie behorende bij deze jaarrapportage ontvangt u in een afzonderlijke, commercieel vertrouwelijke brief (kenmerk BS2013008312)3.

Hoewel de rapportage 2012 betreft, beschrijf ik ook enkele belangrijke ontwikkelingen in 2013.

Het rapport van de Audit Dienst Defensie en de Audit Dienst Rijk wordt u in overeenstemming met de Regeling grote projecten als afzonderlijk document toegezonden.

De minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Inleiding

Op 26 juni 1997 heeft de Tweede Kamer het project «Vervanging pantservoertuigen M577 en YPR» aangewezen als groot project. Om die reden ontvangt de Kamer jaarlijks een voortgangsrapportage. Deze veertiende rapportage beschrijft de voortgang in het jaar 2012 en enkele ontwikkelingen sinds 31 december 2012.

Samenvatting per deelproject

Het project omvat drie deelprojecten:

  • het klein pantserwielvoertuig, de Fennek MRAT (Medium Range Anti-Tank) en de Fennek AD (Algemene Dienst);

  • het Infanteriegevechtsvoertuig (IGV), de CV-90;

  • het Groot pantserwielvoertuig (GPW), de Boxer.

De Fennek. In 2011 is het deelproject «Klein pantserwielvoertuig» geëvalueerd. Ik heb u met mijn brief van 29 december 2011 (Kamerstuk 26 396, nr. 90) geïnformeerd over de resultaten van de evaluatie. Om die reden komt dit deelproject in deze rapportage verder niet aan de orde.

De CV-90. Dit voertuig voldoet aan de gestelde technische eisen en is als wapensysteem een aanwinst voor de operationele eenheden, vanwege de uitbreiding van de operationele mogelijkheden ten opzichte van de oude YPR-voertuigen. De CV-90»s zijn volgens plan geleverd. Het voertuig voldoet nog niet aan de inzetbaarheidsnorm.

De Boxer. De kwalificatie van het basisvoertuig is voltooid. Daarmee is de configuratie voor de serieproductie van het basisvoertuig vastgesteld. Er is overeenstemming bereikt over de oplossing van het gewichtsprobleem en over het afleverschema. De productie van de Nederlandse voertuigen is begonnen. Volgens de planning wordt de eerste Nederlandse Boxer in juli 2013 geleverd.

Behoeftestelling

Infanteriegevechtsvoertuig

Er bestond een behoefte aan 200 IGV’n. Er zijn inmiddels 184 voertuigen besteld en geleverd. Daarnaast is er behoefte aan bergingsmiddelen voor het IGV, waarvoor Defensie aanvankelijk zestien specifieke CV-90 bergingsvoertuigen zou verwerven. Er is onderzoek gedaan naar bergingsvoertuig dat het CV-90 bergingsvoertuig kan vervangen. Er is voor gekozen om overtollige Leopard-2 bergingstanks als bergingsvoertuig te gebruiken. Hiermee wordt de behoefte aan de zestien IGV-bergingsvoertuigen afgedekt. Ook kan de Leopard-2 bergingstank worden gebruikt als bergingsvoertuig voor ander zwaar materieel van het Commando Landstrijdkrachten, zoals de Boxer, de Pantserhouwitser en de Genietank. De Leopard-2 bergingstanks moeten daarvoor levensduurverlengend onderhoud ondergaan. Het project is onder de naam «Vervanging zware bergingscapaciteit» opgenomen in het Materieelprojectenoverzicht (MPO).

Groot pantserwielvoertuig

Het project Groot pantserwielvoertuig is een gezamenlijk project met Duitsland. Het pantserwielvoertuig Boxer bestaat uit een basisvoertuig (drive module) en een missiemodule. De drive module is voor alle Boxers gelijk. Nederland schaft de missiemodule in vier uitvoeringen aan: genie, gewondentransport, commandopost en vracht. De totale behoefte van 200 voertuigen is in 2012 ongewijzigd gebleven.

Planning en voortgang

Infanteriegevechtsvoertuig

In 2012 zijn de laatste voertuigen geleverd en volgens plan in gebruik genomen.

Sinds de ingebruikname in 2008 zijn verscheidene technische problemen aan het licht gekomen, die door en op kosten van de leverancier zijn opgelost. In 2012 heeft zich een terugkerende storing aan de transmissie voorgedaan. Dit is door de fabrikant als «structureel probleem» erkend. De fabrikant lost het probleem op eigen kosten op.

In de vorige rapportage is gemeld dat op 2 september 2011 een voertuig tijdens treinvervoer een seinpaal heeft geraakt doordat de toren was gedraaid. Bij het onderzoek naar dit voorval is vastgesteld dat het vergrendelblok van de torenborging was losgeraakt. Er is echter niet vastgesteld dat dit zou zijn veroorzaakt door een ontwerp, fabricage- of assemblagefout. Desondanks zorgt de fabrikant op eigen kosten voor een betere vergrendeling.

De fabrikant heeft op eigen kosten alle technische problemen die zich in het verleden hebben voorgedaan verholpen. Dit is in modificatiepakketten samengevoegd en op alle voertuigen toegepast. Uit het oogpunt van doelmatigheid gebeurde dat sinds 2008 in een retrofit-programma op een locatie in Nederland. In 2012 is het negende en laatste retrofit-pakket uitgevoerd. De resterende modificaties maken in beginsel deel uit van het reguliere onderhoud. Op die wijze ervaren de operationele eenheden minder onderhoudslast. Er resteren nog twee modificaties. De eerste modificatie is het vervangen van de wapenkoppeling. De huidige, zware koppeling was nodig om de nog in de voorraad aanwezige 35 millimeter munitie te verschieten. In de twaalfde Jaarrapportage (Kamerstuk 26 396, nr. 86 van 21 april 2011) is gemeld dat is afgezien van het gebruik van deze munitie, waardoor de noodzaak van de zware koppeling verviel. De koppeling wordt vervangen door een lichtere versie die minder slijtage veroorzaakt aan de bewegende delen van het wapen. De tweede resterende modificatie is de aanpassing van de transmissie. Deze en nieuwe modificaties, die aantoonbaar het gevolg zijn van structurele ontwerpfouten, komen tot vijf jaar na levering van het laatste voertuig voor rekening van de fabrikant.

Inzetbaarheid

De gemiddelde inzetbaarheid van de CV-90 is nog onder de norm van 70 procent. Evenals in 2011 wordt dit veroorzaakt door de ontoereikende voorraad reservedelen, de trage afhandeling van garantieclaims en schade tijdens het gebruik.

In tegenstelling tot eerdere jaren was in 2012 het toegekende exploitatiebudget voor de CV-90 in overeenstemming met de voorziene reguliere exploitatiebehoefte. Het tekort aan reservedelen wordt kleiner. In 2011 lag de prioriteit voor het wegwerken van de voorraadtekorten bij de meest urgente reservedelen. In 2012 zijn ook de minder urgente reservedelen besteld. Lange levertijden zorgen ervoor dat de voorraden nog niet volledig zijn aangevuld.

Voorraadvorming gebeurt op grond van de verbruikcijfers. Het reservedelenverbruik is daarbij maatgevend voor de omvang van de reservedelenvoorraad. In het geval van de CV-90 blijkt deze methode (nog) niet goed te werken. Daarom is er voor gekozen om voorlopig samen met de fabrikant verbruiksvoorspellingen te doen en op grond daarvan steeds een kwartaal vooruit te bestellen.

Beschikbaarheid

De lagere inzetbaarheid is een van de redenen van de lagere beschikbaarheid van de voertuigen voor de operationele gebruiker. De beschikbaarheid is verder negatief beïnvloed doordat voertuigen aan het gebruik werden onttrokken voor de retrofit-programma’s.

Vanaf 2012 zijn zestien inzetbare voertuigen per jaar nodig voor de initiële opleiding van nieuw personeel. Dit legt extra druk op de beschikbaarheid van voertuigen bij de operationele eenheden. Defensie onderzoekt of en hoe dit aantal kan worden verkleind en of de rijopleiding (thans in Oirschot) op dezelfde locatie als de bedienaarsopleidingen (thans in Amersfoort) is uit te voeren. Dit schept de mogelijkheid om de – van operationele eenheden geleende – opleidingsvoertuigen doelmatiger te benutten.

Organisatie van onderhoud

De uitbesteding van onderhoud van de CV-90 maakt deel uit van het sourcingproject «Instandhouding landsystemen». Over de stand van zaken is de Kamer regelmatig afzonderlijk geïnformeerd (Kamerstukken uit het hoofddossier 31 125, Defensie Industrie Strategie). Defensie voert het onderhoud aan de CV-90 gedeeltelijk zelf uit en gedeeltelijk wordt dit uitbesteed. Op 1 oktober 2012 is een Letter of Intent getekend waarin Defensie en de fabrikant van de CV-90 overeenkomen om samen te werken bij de instandhouding van de CV-90. Het betreft de voorraadvorming, een database voor technische analyses, de inrichting van het hoger onderhoud, de uitbesteding van het middenniveau onderhoud, het configuratiemanagement en afspraken in geval van beëindiging van de samenwerking.

Groot pantserwielvoertuig

In de vorige jaarrapportage is gemeld dat de Boxer in 2011 goede voortgang maakte maar dat het jaar 2012 slecht begon toen de fabrikant het gewichtsprobleem meldde en een herontwerp noodzakelijk was. Er is in 2012 een oplossing gevonden voor het gewichtsprobleem. Deze is vastgelegd in framing conditions en wordt in het tweede kwartaal in 2013 in contractwijzigingen omgezet. De fabrikant vervangt een deel van de bepantsering door modulen van een hoogwaardig composiet. Hierdoor neemt het gewicht aanzienlijk af terwijl de vereiste pantserbescherming gewaarborgd blijft.

Eind 2011 zijn afspraken gemaakt over een pakket van wijzigingen, de kwalificatie van de Nederlandse versies, de levering van logistieke producten en het herziene leverschema.

In het oorspronkelijke contract was voor alle versies een groeipotentieel4 van minimaal 200 kilogram opgenomen. In het pakket van 2011 werd gestreefd naar 1000 kilogram. Uiteindelijk is het groeipotentieel als volgt vastgesteld: 600 kilogram voor het gewondentransportvoertuig, 950 kilogram voor het commandopostvoertuig en 500 kilogram voor het vracht- en genievoertuig.

Tevens heeft Defensie een nieuw productie- en leveringsschema afgesproken. In 2013 worden alle rijlesvoertuigen geleverd. In 2014 volgen de gewondentransportvoertuigen en vanaf begin 2015 het commandopost-, vracht- en genievoertuig. Het leveringsschema loopt door tot eind 2017. Vanwege het gewichtsprobleem is de totale vertraging ten opzichte van het oorspronkelijke schema per saldo ongeveer een jaar.

Op 11 december 2012 is de kwalificatie van het basisvoertuig voltooid en is de configuratie voor de serieproductie vastgesteld. De Duitse ervaringen met de Boxer opgedaan in Afghanistan zijn daarin verwerkt. Het betreft onder meer het veiligheidsharnas en de opbergvoorzieningen voor search apparatuur. Als er alsnog structurele tekortkomingen van het basisvoertuig aan het licht komen, worden oplossingen daarvoor als garantie geclaimd. De kwalificatie van de Nederlandse missiemodules is begonnen. De gewondentransport-module is als eerste aan de beurt. Daarna volgen de commandopost-, genie- en de vrachtmodules. Voltooiing van de kwalificatie is voorzien voor het eind van 2014.

In 2010 hebben Duitsland en Nederland een Memorandum of Understanding (MoU) getekend over samenwerking bij de instandhouding van de Boxer. Duitsland heeft een contract getekend met het Armoured vehicle technology consortium (ARTEC) voor de uitvoering van het configuratiebeheer tijdens de gebruiksfase. Defensie onderzoekt de mogelijkheden om bij dit contract aan te sluiten. Er is ook contact met Duitsland over de gezamenlijke verwerving van reservedelen via het Nato Supply Agency (NSPA).

Een onderdeel van het eerder genoemde sourcingproject «Instandhouding landsystemen» is het onderzoek naar de uitbesteding van onderhoud aan de Boxer. Op 15 november 2012 is het «Land Maintenance Initiative» gestart. Defensie verdiept met een aantal Nederlandse bedrijven het partnerschap en de samenwerking. Samenwerking op het gebied van onderhoudswerkzaamheden aan de Boxer maakt deel uit van dit initiatief. Over de voortgang van de sourcingprojecten wordt de Kamer afzonderlijk geïnformeerd (Kamerstukken uit het hoofddossier 31 125, Defensie Industrie Strategie).

Investeringen

Algemeen

Alle ramingen in deze rapportage zijn naar de stand van 31 december 2012, inclusief BTW en in prijspeil 2012.

Tabel 2: Vergelijking budgetten (in € miljoen) 13e en 14e jaarrapportage

13e jaarrapportage (prijspeil 2011)

14e jaarrapportage

Verschil

CV-90

1.118,1

1.118,1

0,0

Boxer (totaal)

843,8

901,1

57,3

Totaal

1.961,9

2.019,2

57,3

Het totale projectbudget is per 31 december 2012 met € 57,3 miljoen toegenomen. De oorzaken van de toename worden per deelproject toegelicht.

Infanteriegevechtsvoertuig

Het projectbudget bedraagt per 31 december 2012 € 1.118,1 miljoen. Dit is inclusief de uitbreiding van het simulatiesysteem TACTIS voor de IGV, onderwijsleermiddelen en de initiële munitievoorraad.

Van het projectbudget is € 1076,2 miljoen betaald per 31 december 2012.

Tabel 4: Projectbudget IGV (in € miljoen)

Betaald t/m 2011

Betaald in 2012

Cumulatief t/m 2012

Te betalen 2013

Te betalen 2014 e.v.

Totaal

Totaal

1068,1

8,1

1076,2

35,7

6,2

1.118,1

Groot pantserwielvoertuig

Het totale projectbudget van het Groot pantserwielvoertuig is ten opzichte van de stand per 31 december 2011 met € 57,3 miljoen toegenomen en bedraagt € 901,1 miljoen. De verhoging zal deel uitmaken van de eerste suppletoire begroting 2013. De toename is vooral het gevolg van het omzetten van een variabele naar een vaste voertuigprijs. Eerder werd bij de bepaling van de uiteindelijke prijs van ieder geleverd voertuig een prijsbijstellingsformule gehanteerd. Deze methode leidt tot een enorme administratieve inspanning voor zowel de fabrikant als voor Defensie. Bovendien bestaat ook altijd het gevaar dat de generiek toegepaste jaarlijkse budgetaanpassing niet in overeenstemming is met de werkelijke kostenstijging. In deze fase van het project is het verantwoord om – gebaseerd op het productieschema – een vaste voertuigprijs overeen te komen waarbij op de prijsescalatie wordt geanticipeerd. In december 2012 is de omzetting van een variabele naar een vaste prijs gecontracteerd. Dit leidt tot een eenmalige budgetverhoging van € 28,1 miljoen.

De verhoging van € 57,3 miljoen bestaat uit deze eenmalige verhoging met daarnaast een verhoging van € 16 miljoen door de prijsbijstelling over 2012 en met € 10,1 miljoen in verband met de BTW-aanpassing. Tot slot zijn twee oudere, reeds bestaande behoeften, met een waarde van € 3,1 miljoen, in het project opgenomen. Het betreft de commandantencamera’s en de voorzieningen voor computer based training. Deze behoeften hebben een directe relatie met de Boxer en zijn daarom opgenomen in het Boxer-project. Dit is binnen de begroting geaccommodeerd.

Er is een voorschot van € 93,2 miljoen aan de fabrikant betaald. Dit was een eis van de fabrikant.

In 2012 heeft Defensie in totaal € 117,6 miljoen aan het Boxer-project uitgegeven. Van dit bedrag is € 98,4 miljoen betaald aan de Organisation conjointe de coopération en matière d’armement (OCCAR). Hiervan was € 97,3 miljoen bestemd voor doorbetaling aan de industrie en € 1,1 miljoen als dekking van de apparaatsuitgaven van OCCAR. Daarnaast is € 19,2 miljoen aan betalingen gedaan die geen verband hadden met OCCAR. Het betreft BTW-betalingen ter waarde van € 19,0 miljoen en een aantal kleinere betalingen.

Per 31 december 2012 is in totaal € 376,5 miljoen betaald, waarvan € 105,4 miljoen van het ontwikkelingsbudget en € 271,1 miljoen van het productiebudget.

Tabel 5: Projectraming Boxer (in € miljoen)

Betaald t/m 2011

Betaald in 2012

Cumulatief t/m 2012

Te betalen 2013

Te betalen 2014 e.v.

Totaal

Project Boxer ontwikkeling

101,1

4,3

105,4

3,1

0

108,5

Project Boxer serieproductie

157,8

113,3

271,1

74,2

447,3

792,6

Totaal

258,9

117,6

376,5

77,3

447,3

901,1

In de vorige rapportage is gemeld dat de scheiding tussen het ontwikkelings- en het productiebudget niet langer wordt gehanteerd. Verplichtingen die zijn aangegaan voor de ontwikkeling worden nog vanuit het ontwikkelingsbudget betaald. Alle nieuwe verplichtingen komen ten laste van het productiebudget. Het ontwikkelingsbudget is nog wel met € 0,2 miljoen verhoogd als gevolg van de aanpassing van de BTW van 19 naar 21 procent.

Industriële participatie en compensatie

Infanteriegevechtsvoertuig

In de vorige rapportage en in de antwoorden op de schriftelijke vragen daarover (Kamerstuk 26 396 nr. 93 van 30 mei 2012) is gemeld dat de firma BAE Systems Hägglunds (BSH) volledig heeft voldaan aan de compensatieverplichtingen.

Groot pantserwielvoertuig

In dit deelproject is afgesproken dat de Nederlandse financiële bijdrage in productie en ontwikkeling voor het volledige bedrag wordt gecompenseerd in de vorm van werk voor het Nederlandse bedrijfsleven. Hiermee is aanvankelijk een bedrag van € 478 miljoen gemoeid. Dit bedrag bestaat voor € 337,2 miljoen uit deelneming aan de ontwikkeling en de productie van de Boxer door de Nederlandse industrie. De overige € 140,8 miljoen betreft compensatieorders voor en kennisoverdracht aan Nederlandse bedrijven. Door de aanvullende afspraken over het pakket eind 2011 en die eind 2012 door de oplossing van het gewichtsprobleem is bekrachtigd, wordt het aanvankelijke bedrag van € 478 miljoen verhoogd met € 25,6 miljoen. Er is voor dit aanvullende bedrag nog geen verdeling gemaakt tussen participatie en compensatie.

Het Nederlandse werkaandeel in de ontwikkelingsfase is volledig uitgevoerd. Het betreft een bedrag van € 23,1 miljoen.

Ten opzichte van de vorige jaarrapportage zijn geen nieuwe Nederlandse bedrijven bij het Boxer-project betrokken. De bedrijven Rheinmetall en Krauss Maffei Wegmann maken beide goede vooruitgang met de compensatie.

Significante risico’s

Infanteriegevechtsvoertuig

Er zijn geen significante, projectmatige risico’s.

Groot pantserwielvoertuig

In de vorige jaarrapportage werd het risico onderkend dat het voertuig niet aan de gewichtseisen zou voldoen. De leverancier heeft een oplossing aangeboden die Defensie heeft aanvaard. Hiermee is dit risico weggenomen.

Daarnaast werd eerder het risico onderkend dat een verdere vertraging in het ontwikkelings- en kwalificatietraject van de Nederlandse missiemodules zou leiden tot een vertraging van het gehele project. De kwalificatie van de Nederlandse missiemodules is nog niet voltooid en blijft de bepalende factor voor verdere vertragingen. Het risico blijft daarom bestaan. Met de nieuwe productieplanning wordt het risico niet meer als «hoog» maar als «middelmatig» beschouwd.

Er bestaat een klein risico dat de industrie niet in staat is het verplichte werkaandeel in Nederland aan te besteden. Dit risico wordt als «laag» beschouwd, omdat ook in 2012 vorderingen zijn gemaakt. Bovendien zijn de organisatie- en operationele kosten van Rheinmetall MAN Military Vehicles Nederland B.V. – die direct met Boxer verband houden – tot dusver nog niet meegerekend. Deze kosten worden na overleg met de Audit Dienst Defensie vastgesteld en aan het resultaat van het Nederlandse werkaandeel toegevoegd. De nakoming van de gemaakte afspraken door de industrie blijft een voortdurend punt van aandacht van de ministeries van Defensie en van Economische Zaken. Zij beoordelen de rapportages van de industrie nauwgezet.

Project- en risicomanagement

Infanteriegevechtsvoertuig

Vanaf december 2011 ligt de verdere afhandeling van het deelproject IGV in handen van de instandhoudingsorganisatie.

Groot pantserwielvoertuig

De projectorganisatie van de Boxer is in 2012 niet gewijzigd. Nederland en Duitsland spreken elkaar regelmatig in het programme committee. Indien nodig kan geëscaleerd worden naar de programme board. In 2012 heeft Nederland daartoe geen aanleiding gezien.

Sinds het begin van de projecten bewaken de projectleiders de risico’s. Voor de Boxer houdt OCCAR daarnaast een risicoregister bij. OCCAR rapporteert hierover tijdens de periodieke programme reviews.

De projectleider rapporteert in de Defensie Materieel Organisatie (DMO) wekelijks over de voortgang en de risico’s. Vervolgens overlegt de DMO met de Commandant der Strijdkrachten. Bovendien rapporteert de DMO aan de ambtelijke en politieke leiding, ondermeer in een driemaandelijkse managementrapportage.


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
3

Vertrouwelijk ter inzage gelegd alleen voor de leden, bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

X Noot
4

De mogelijkheid om extra uitrusting op het voertuig te monteren zonder het technische draagvermogen van het voertuig te overschrijden.

Naar boven