25 883 Arbeidsomstandigheden

25 325 Bouwregelgeving

Nr. 238 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 april 2014

Met deze brief informeer ik u mede namens de minister van Veiligheid en Justitie en de minister voor Wonen en Rijksdienst over een beleidsaanpassing ten aanzien van de bedrijfshulpverlening (BHV).

Aanleiding

De BHV is politiek in de belangstelling gekomen door de brand in het cellencomplex Schiphol-Oost in oktober 2005 en de onderzoeksrapporten die daarover zijn verschenen.1 In de afgelopen jaren is gewerkt aan het op orde krijgen van de brandveiligheid en de BHV, onder meer voor justitiële inrichtingen. Bij brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 15 januari 20132 is hierover aan uw Kamer gemeld dat dit inmiddels gelukt is. Voortschrijdend inzicht heeft daarnaast geleid tot een beleidsaanpassing. Daarover bericht ik u in deze brief.

Naar aanleiding van de brand in het cellencomplex is ook aandacht gevraagd voor de interne hulpverlening aan niet-werknemers. Bij brief van 22 juli 2013 bent u nader geïnformeerd over de stand van zaken van activiteiten die hebben plaatsgevonden3 in het kader van brandveiligheid, met de daarbij behorende BHV. In die brief werd bericht dat het ministerie van Veiligheid en Justitie samenwerkt met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan het regelen van «basishulpverlening» als opvolger van de BHV, zoals die nu is geregeld in de Arbeidsomstandighedenwet. Die basishulpverlening zou omvatten: het bieden van eerste hulp, het bestrijden van brand en het evacueren van aanwezige personen in noodsituaties voordat professionele hulpdiensten ter plaatse zijn. Onder meer in dit verband werd bezien welk samenstel van regels, ook in termen van lasten en effectiviteit, passend zou zijn. Het voornemen was om dit te regelen in een gezamenlijke Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) op basis van de Arbeidsomstandighedenwet, de Woningwet en de Wet veiligheidsregio’s. In de afgelopen periode is hieraan gewerkt en is met de diverse betrokken partijen overleg gevoerd.

De keuze voor één AMvB voor basishulpverlening op basis van drie wetten in plaats van in drie afzonderlijke AMvB’s was ingegeven door de gedachte dat op die manier uniformiteit beter kon worden geborgd en de regeldruk kon worden beperkt.

Consultatie belanghebbenden

In het kader van de totstandkoming van de AMvB heeft vervolgens een internetconsultatie plaatsgevonden en is uitgebreid overlegd met diverse belanghebbenden. Uit deze overleggen is gebleken dat er geen draagvlak is voor een gezamenlijke AMvB, zoals die in concept was opgesteld. Geoordeeld werd dat er teveel geregeld zou worden en toezicht en handhaving op basis van drie verschillende wetten en structuren juist voor meer regeldruk zouden zorgen.

In een tijd van versobering en bezuinigingen is een toenemende regeldruk ongewenst. In het regeerakkoord «Bruggen Slaan» spreekt het kabinet immers de ambitie uit om als rijksoverheid «goedkoper, flexibeler en efficiënter te gaan werken, met minder bestuurlijke en ambtelijke drukte en regeldruk». Mijn collega’s en ik hebben dan ook begrip voor de ontvangen reacties, waaronder het advies van het Overlegplatform Bouwregelgeving (OPB) en de opvatting van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Het OPB stelt dat aanpassing van regelgeving voor de interne hulpverlening in noodsituaties beperkt moet blijven tot het wegnemen van lacunes en dat die aanpassingen zoveel mogelijk ingebed moeten worden in bestaande regelgeving. De VNG is daarbij van mening dat organisaties zelf verantwoordelijk zijn voor het organiseren van adequate hulpverlening bij noodsituaties. Overheid, ondernemers en burgers werken steeds meer vanuit de eigen verantwoordelijkheid. Het past in deze ontwikkeling om organisaties de ruimte te geven zelf te bepalen hoe zij hulpverlening aan aanwezige personen inrichten. De overheid noch de samenleving kan alle risico’s volledig uitsluiten. Deze boodschap wordt in toenemende mate door de overheid uitgedragen en door de samenleving geaccepteerd. Ook in dit licht bezien past de invoering van een gezamenlijke AMvB niet meer.

Aanpassing bestaande regelgeving

Gelet op deze argumenten heb ik, in overeenstemming met mijn ambtgenoot van Veiligheid en Justitie alsmede met mijn ambtgenoot voor Wonen en Rijksdienst, besloten af te zien van het beleggen van interne hulpverlening in noodsituaties door middel van een gezamenlijke AMvB gebaseerd op drie wetten. Voor het borgen van de veiligheid en de mogelijkheid om daarbij handhavend op te kunnen treden, blijft het evenwel van belang dat er een kader is voor de organisatie van interne hulpverlening, in het bijzonder voor ontruiming. Daarbij is het tevens van belang om de administratieve lasten en regeldruk voor ondernemers waar mogelijk te beperken. In plaats van een nieuwe AMvB op te stellen, zal hiertoe de bestaande regelgeving waar nodig worden aangepast.

Dit betekent het volgende:

  • De Arbeidsomstandighedenwet, ter bescherming van werknemers en andere personen die in relatie tot werk aanwezig zijn, blijft voorschriften bevatten omtrent evacuatie in noodsituaties, bestrijding van brand en verlening van eerste hulp bij ongevallen. De werkingssfeer van deze voorschriften zal in de wet verduidelijkt worden.

  • Het Bouwbesluit 2012, gebaseerd op de Woningwet, en de toekomstige AMvB Brandveilig gebruik overige plaatsen, gebaseerd op de Wet veiligheidsregio’s, die respectievelijk betrekking hebben op «bouwwerken» en op overige plaatsen waar veel mensen aanwezig kunnen zijn, bevatten al voorschriften -of zullen die voorschriften gaan bevatten- met betrekking tot het brandveilig gebruik, en zullen ook specifieke bepalingen krijgen omtrent met name de ontruiming van personen in geval van brand.

    Het gaat hierbij om het adequaat kunnen evacueren van bijvoorbeeld patiënten in een ziekenhuis, gedetineerden, bezoekers van een discotheek en van evenementen, in het geval van brand of een andere calamiteit.

Het streven is om de inhoudelijke voorschriften van het Bouwbesluit 2012 en de toekomstige AMvB Brandveilig gebruik overige plaatsen zodanig te formuleren dat de systematiek vergelijkbaar is met die van de arbeidsomstandigheden-regelgeving. Daarbij is het uitgangspunt dat de bepalingen zo veel mogelijk zijn geformuleerd als doelvoorschrift om maatwerk mogelijk te maken en dat er geen overlappende regelgeving is. Het toezicht op de naleving van de voorschriften wordt in nauw overleg en in afstemming met de betrokken diensten vorm gegeven. Deze opzet waarbij in het Bouwbesluit 2012 specifiek een artikel wordt opgenomen omtrent het ontruimen in het geval van brand is voorgelegd aan het Overlegplatform Bouwregelgeving, dat hier overwegend positief tegenover staat. Daarnaast heeft ook de VNG ingestemd met deze beleidsaanpassing en bijbehorende wijzigingen in de regelgeving.

De wijziging van het Bouwbesluit 2012 wordt dit jaar aan uw Kamer aangeboden. Het ontwerp van de AMvB Brandveilig gebruik overige plaatsen zal naar verwach-ting dit voorjaar worden aangeboden voor internetconsultatie. Een wetsvoorstel tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet kan naar verwachting eind dit jaar aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Ik ga er van uit dat met deze wijzigingen de basishulpverlening op passende wijze wordt geregeld.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Brand cellencomplex Schiphol-Oost, Onderzoeksraad voor Veiligheid, 21 september 2006

Brandveiligheid van Cellencomplexen (Unitbouw), Rijksinspecties, 27 juli 2006

Brief minister Sociale Zaken Werkgelegenheid, Kamerstuk 24 587 nr.294

X Noot
2

Brief staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, Kamerstuk 24 587, nr.481

X Noot
3

Brief minister van Veiligheid en Justitie, Kamerstuk 26 956 nr.168

Naar boven