25 834 Problematiek rondom asbest

Nr. 88 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 mei 2014

Zoals toegezegd1, reageer ik met deze brief, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, op het rapport «De Uitdaging» van het consultancy-bureau RIR waarin zij knelpunten in de asbestsector signaleren2. Het rapport schetst een kritisch beeld van het asbestveld en de verwijdering van asbest in het woon- en leefmilieu.

Signalen uit het rapport

De titel van het rapport refereert aan het streven om al het asbest zo snel en efficiënt mogelijk uit de leefomgeving te verwijderen. In het rapport betogen de stellers dat het systeem zoals dit rondom asbest is ingericht complex en inefficiënt kan uitwerken, waardoor asbestverwijdering uit de leefomgeving wordt gehinderd. De opstellers van het rapport wijzen er op dat de regelgeving, of de uitvoeringspraktijk, daardoor onnodig kostenverhogend uitwerkt: «De effectiviteit van het asbestverwijderingsproces kan waarschijnlijk aanzienlijk worden verhoogd. Asbest kan goedkoper, veiliger, sneller en met een hogere kwaliteit worden verwijderd door het aantal regels en verplichte processtappen te verminderen.»

Reactie

Ik wil voorop stellen dat ik het van belang vind om kritisch te kijken naar een zo belangrijk en complex terrein als asbest. Ik waardeer het daarom dat het RIR een bijdrage levert door een rapport op te stellen met aandachtspunten. Ik zal op een aantal hoofdpunten uit het rapport ingaan.

Het stelsel van asbestverwijdering

Een veilige omgang met en verwijdering van asbest is het oogmerk van de huidige regelgeving. Dit is en blijft primair de verantwoordelijkheid van de betrokken eigenaren, opdrachtgevers en werkgevers. Asbest is een gevaarlijk materiaal. Niet voor niets is het toepassen van asbest al geruime tijd verboden en staat het saneren van asbest, waar dat gevaar oplevert, bij de rijksoverheid hoog op de agenda. Wat dat laatste betreft verwijs ik naar de recente sanering van particuliere asbesthoudende wegen rond de voormalige asbestfabrieken en naar het door de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu aangekondigde verbod op asbestdaken.3

In het Algemeen Overleg over arbeidsomstandigheden van 23 januari 2014 heb ik aangegeven dat ik in februari 2012 het certificatiestelsel met betrekking tot het inventariseren en verwijderen van asbest heb aangescherpt. Ik vind het van belang dat het huidige aangescherpte certificatiestelsel nu de kans krijgt om goed te functioneren.

Dat betekent ook dat ik optreed als bedrijven en instellingen bij de uitvoering de regels en afspraken niet nakomen. Dat geldt bijvoorbeeld voorde toepassing van de sanctionering van de certificerende keuringsinstellingen (cki’s).

Daarom neem ik hierop maatregelen, zoals door mij aangekondigd in de beleidsreactie over de toepassing van sancties ten aanzien van cki’s die ik op 20 januari 2014 aan uw Kamer gestuurd heb4.

Draagvlak en kosten

Een belangrijk kenmerk van het asbeststelsel is dat de werkwijze (certificatie-schema’s) en normen worden opgesteld in samenspraak met of door het veld zelf. Ik hecht daar veel belang aan. Dat creëert draagvlak bij de betrokken partijen en draagt er aan bij dat het stelsel in de praktijk ook daadwerkelijk zal werken.

Omgang met asbest vraagt om een zeer zorgvuldige handelwijze bij alle schakels in de keten. De regels richten zich op een gezonde en veilige omgang met asbest door burgers, de inventarisatie en verwijdering door gecertificeerde bedrijven en de stort. De aard van de risico’s en de noodzaak om deze te beheersen, brengen met zich mee dat het onvermijdelijk is dat hiermee soms hoge kosten zijn gemoeid. Bij het ontwikkelen van werkwijzen en normen worden de kosten meegewogen maar speelt uiteindelijk de veiligheid een doorslaggevende rol.

Mogelijkheden tot vereenvoudiging

Mijn collega van Infrastructuur en Milieu en ik staan open voor mogelijkheden om het systeem van asbestinventarisatie en -verwijdering te vereenvoudigen. Daarbij blijven veiligheid voor burger en werknemer voorop staan. Hierbij is een voortrekkersrol weggelegd voor de betrokken partijen uit de sector. Daar is immers de kennis en ervaring verenigd. Het uitgangspunt hierbij is dat regels moeten bijdragen aan het na te streven doel: namelijk geen, of een verwaarloosbaar, risico op gezondheidseffecten door blootsteling aan asbest. Voorstellen die de sector doet op het terrein van normeringen en certificatieschema’s over asbest, zullen nauwgezet worden beschouwd, waarbij aandacht is voor inperking van complexiteit en kosten.

Ontsluiting van kennis

De onderzoekers van RIR stellen in hun rapport tevens dat een kennisautoriteit moet worden opgericht. Ik deel de mening van het RIR dat het van groot belang is om kennis op dit terrein goed te ontwikkelen en over te dragen. Zoals ik ook in het Algemeen Overleg van 23 januari over arbeidsomstandigheden heb aangegeven, wil ik inzetten op versterking van de samenwerking met de bestaande kennisinstituten. Oprichting van een nieuwe asbestautoriteit biedt mijns inziens geen meerwaarde en is daarom niet aan de orde. Derhalve ben ik met het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in gesprek over mogelijkheden om kennis te versterken en te ontsluiten ter ondersteuning van de rijkstaken die gericht zijn op de beheersing van (arbeidsgerelateerde) risico's van asbest.

Aanscherping grenswaarden

Op grond van het advies5 van de Gezondheidsraad uit 2010 worden de grenswaarden voor arbeid en milieu aangescherpt. Ik heb u hierover op 21 januari jongstleden geïnformeerd6. Deze aanscherping van de regelgeving werkt positief door in de werkwijze en cultuur van de asbestinventarisatie en -verwijderingsbedrijven. Veranderingen zijn nu al zichtbaar: diverse partijen in de sector innoveren en onderzoeken de toepassing van nieuwe inzichten en technieken.

Tot slot

Aan het begin van de brief heb ik aangegeven dat ik het van belang vind om kritisch te blijven kijken naar het asbestveld. Tegelijkertijd wil ik mijn waardering uitspreken over de diverse initiatieven die in het veld worden genomen om verbeteringen door te voeren. Alleen gezamenlijk kunnen we immers zorgen dat de verwijdering van asbest uit de leefomgeving effectiever verloopt en dat het werken met asbest in de toekomst nog veiliger gebeurt.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Schriftelijke antwoorden van Minister en Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu op vragen gesteld in de eerste termijn van de behandeling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (XII) voor het jaar 2014 (Kamerstukken 33 750-XII), Handelingen 2013/14, nr. 20, item 13. En vervolgens in Algemeen Overleg Arbeidsomstandigheden van 23 januari 2014, Kamerstuk 25 883, nr. 233

X Noot
2

De Uitdaging, Asbestproblematiek is veel groter dan gedacht, RIR Nederland B.V., 2013

X Noot
3

Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 1820

X Noot
4

Beleidsreactie 20 januari 2014 op de rapportage over de toepassing van sancties in het nieuwe certificatieschema asbestverwijdering, Kamerstuk 25 834 nr.83

X Noot
5

Advies van 3 juni 2010, «Asbest: Risico’s van milieu- en beroepsmatige blootstelling», zie http://www.gezondheidsraad.nl/nl/adviezen/gezonde-leefomgeving.

X Noot
6

Brief van 21 januari 2014 over voorgenomen aanscherping van de grenswaarden voor asbest, Kamerstuk 25 834 nr. 84

Naar boven