25 834 Problematiek rondom asbest

Nr. 84 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 januari 2014

In deze brief informeer ik u over de voorgenomen aanscherping van de grenswaarden voor asbest.

Asbest is een gevaarlijke stof. Er overlijden jaarlijks ongeveer 900 mensen als gevolg van blootstelling aan asbest in het verleden. Ook nu worden er nog mensen beroepsmatig aan asbest blootgesteld. Dat zijn met name werknemers die asbest saneren of die er bij onderhoud mee in aanraking komen. Vanwege de schadelijke gezondheidseffecten van gevaarlijke stoffen is het belangrijk dat er grenswaarden zijn: waarden die aangeven wat de maximale concentratie is waar mensen op het werk aan mogen worden blootgesteld. Op dit moment geeft het Arbeidsomstandighedenbesluit één grenswaarde voor alle soorten asbest. Deze nationale grenswaarde is op dit moment al tien keer strenger dan de Europese asbestgrenswaarde.

In 2010 adviseerde de Gezondheidsraad dat deze grenswaarde verder omlaag zou moeten om een risiconiveau voor werknemers te bereiken dat zo laag is dat het maatschappelijk aanvaardbaar wordt geacht. Bovendien gaf de Gezondheidsraad aan dat er reden is onderscheid te maken tussen verschillende asbestsoorten: de raad adviseerde aparte grenswaarden voor zogenaamd chrysotiel asbest, en voor asbest amfibolen.

De SER adviseerde in 2011 over de haalbaarheid van de grenswaarden: de grenswaarden van 2000 vezels/m3 voor chrysotiel, en 420 vezels/m3 voor amfibolen zouden volgens de SER haalbaar zijn.

De SER adviseerde aanvankelijk de grenswaarden in te voeren in juli 2013. Bij het uitwerken van de verlaging van de grenswaarden in werkmethoden, werkprocessen en normen (bijvoorbeeld op het gebied van meetmethoden) binnen de beheersstichting voor asbestcertificatie (Ascert) bleek echter dat er technische vragen opkwamen over de wijze waarop de lagere grenswaarden bereikt kunnen worden.

Deze vragen zijn geadresseerd in een onderzoek van TNO wat is uitgevoerd van maart tot en met november 2013. In mijn brief van 19 december 20131 heb ik u reeds over dit onderzoek en de conclusies in het rapport bericht. Uit het onderzoek bleek dat er bij een beperkt deel van de asbestsaneringen een forse aanpassing in de werkwijze nodig is om het aantal asbestvezels in de lucht terug te dringen. Ook is er aandacht nodig van de branche voor het op de juiste wijze gebruiken van goedpassende gelaatsmaskers.

Naar aanleiding van de nieuwe inzichten uit het onderzoek heeft de SER (Subcommissie Grenswaarden Stoffen op de Werkplek) op 20 december 2013 opnieuw geadviseerd over de verlaging van de asbestgrenswaarden.

De SER adviseert de grenswaarden voor hoog-risico werkzaamheden met asbest (amfibool asbest) in te laten gaan per 1 januari 2015, en die voor werkzaamheden met minder risico (in de praktijk met name chrysotiel asbest) per 1 juli 2014.

Invoering van de grenswaarden

Ik heb besloten dat ik het advies van de SER voor wat betreft de invoeringstermijnen overneem. Dat betekent dat ik streef naar een verlaging van de grenswaarde voor chrysotiel per 1 juli 2014 naar 2000 vezels/m3. Voor amfibool wil ik een grenswaardeverlaging naar 300 vezels/m3 per 1 januari 2015. Deze laatste grenswaarde wordt daarmee iets lager dan oorspronkelijk geadviseerd door de SER. Daarmee zullen de grenswaarden voor blootstelling op de werkplek en voor milieublootstelling gelijk getrokken worden. In de praktijk doen zich namelijk veel overgangssituaties voor tussen milieu- en werkpleksituaties en daardoor kon onduidelijkheid over te hanteren normen ontstaan. In meettechnische zin zijn de waarden van 300 respectievelijk 420 vezels/m3 overigens nauwelijks significant verschillend door de relatief grote meetonzekerheid.

Het halen van genoemde invoeringstermijnen vergt een grote inspanning van alle betrokken partijen, met name van beheersstichting Ascert, die belast is met het aanpassen van de certificatieschema’s, en van de betrokken asbestbranches. Ik ben dan ook blij dat Ascert en de branches op basis van een Plan van Aanpak al bezig zijn met het organiseren van grootscheepse testfaciliteiten voor adembeschermingsmiddelen, en het in kaart brengen van emissiebeperkende maatregelen. Indien nodig en onder voorwaarden ben ik bereid om de uitvoering van een dergelijk Plan van Aanpak te faciliteren.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Kamerstuk 25 834, nr. 82.

Naar boven