25 424 Geestelijke gezondheidszorg

Nr. 347 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 21 maart 2017

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 12 september 2016 over de beleidsvisie organisatorische en financiële inbedding cliëntvertrouwenspersoon in de zorg voor verstandelijk beperkte en psychogeriatrische cliënten (Kamerstuk 25 424, nr. 327).

De vragen en opmerkingen zijn op 25 oktober 2016 aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 20 maart 2017 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Lodders

Adjunct-griffier van de commissie, Clemens

Inhoudsopgave

I.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

II.

Reactie van de Staatssecretaris

7

I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES

Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de beleidsvisie organisatorische en financiële inbedding cliëntenvertrouwenspersoon (CVP) in de zorg voor verstandelijk beperkte (VG) en psychogeriatrische (PG) cliënten. Zij hebben hierover nog wel enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie vinden het evenals de Staatssecretaris van belang dat de kwetsbare VG- en PG-cliënten extra ondersteuning krijgen bij het beschermen van hun rechten en zij vinden het dan ook een goede zaak dat er een landelijke faciliteit komt ter ondersteuning van de kwaliteit van de CVP-en. Deze leden vragen daarbij wel welke kwalitatieve eisen er aan een CVP vooraf worden gesteld en wie dit toetst. Welke rol heeft de cliëntenraad in de beoordeling van deze kwalitatieve eisen? Hoe wordt vervolgens het functioneren van een CVP beoordeeld en door wie? Op welke manier zal daarnaast de permanente educatie van de CVP-en worden vormgegeven?

Bij de onafhankelijke cliëntondersteuning hebben cliënten nu al het recht om een andere cliëntondersteuner te kiezen indien zij niet tevreden zijn. Heeft de cliënt in dezen ook het recht om over te stappen naar een andere CVP indien men niet tevreden is? Zou de Staatssecretaris dit vast kunnen leggen in een amvb en zo ja, op welke wijze precies? Zullen cliënten in staat zijn om, indien nodig, een klachtenprocedure tegen een specifieke CVP te kunnen beginnen, in ogenschouw nemend dat een CVP kwetsbare cliënten heeft die vanwege hun cognitieve problemen of beperkingen veelal onvoldoende mondig zijn?

De leden van de VVD-fractie zien in de rol van de CVP ook overeenkomsten met de rol die de patiëntenvertrouwenspersoon (PVP) speelt binnen de GGZ, hetgeen in hun ogen goed functioneert. Hoe is bij de ontwikkeling van de CVP gekeken naar hoe de PVP binnen de GGZ is georganiseerd en welke lessen en best practices zijn meegenomen?

Volgens de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) wordt de klachtenfunctionaris aangewezen door de zorgaanbieder en deze kan mogelijkerwijs ook in dienst zijn van de zorgaanbieder. Deelt de Staatssecretaris de mening dat hierdoor de onafhankelijkheid van de CVP alsnog in het geding komt? De leden van de VVD-fractie zien de onafhankelijkheid van de CVP als zeer belangrijk en zij vragen dan ook hoe de Staatssecretaris deze zal kunnen waarborgen in de beschreven situatie. Welke input heeft de Staatssecretaris vanuit het veld gehad hieromtrent? Denkt de Staatssecretaris dat de taak van klachtenfunctionaris in de praktijk gecombineerd zal kunnen worden met een functie bij de zorgaanbieder?

De leden van de VVD-fractie vragen voorts op welke manier directe naasten van de cliënt van bijvoorbeeld een PG-instelling namens de cliënt bindende afspraken kunnen maken met de CVP.

Gezien het belang van een CVP voor kwetsbare VG- en PG-cliënten, vragen de leden van de VVD-fractie ten slotte hoe de bekendheid van de CVP bij de cliënt zal worden vergroot. Welke rol krijgen de zorgaanbieders dan wel het ministerie bij het vergroten van de bekendheid van de CVP?

Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie

Inleiding

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling de beleidsvisie organisatorische en financiële inbedding cliëntenvertrouwenspersoon in de zorg voor verstandelijk beperkte en psychogeriatrische cliënten gelezen. Deze leden zijn met de Staatssecretaris van mening dat kwetsbare VG- en PG-cliënten extra ondersteuning moeten krijgen bij het beschermen van hun rechten en met name in geval van onvrijwillige zorg. Voor deze leden is het van groot belang dat de CVP onafhankelijk, vertrouwd en toegerust is met voldoende kennis, zodat de cliënt zich gesteund kan voelen bij het hebben van vragen, wensen, onvrede of klachten over zorg. Genoemde leden lezen dat onder voorwaarden het mogelijk is de werkzaamheden van de CVP te combineren met die van de klachtenfunctionaris op grond van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg. Kan worden aangegeven aan welke voorwaarden de Staatssecretaris hier denkt? In hoeveel instellingen wordt momenteel de CVP gecombineerd met de functie van klachtenfunctionaris? Op welke wijze wordt de onafhankelijkheid van de CVP nu werkelijk geborgd? Een klachtenfunctionaris zit vaak op een bepaalde wijze ook ingebed in een organisatie. Juist ook in de VG- en PG-sector is de onafhankelijkheid van de CVP van zeer groot belang. Kan de Staatssecretaris de voor- en nadelen van het combineren van de CVP met de functie van klachtenfunctionaris vanuit het perspectief van de cliënt op een rij zetten? De Staatssecretaris geeft aan met een amvb te komen die de nadere voorwaarden duidt. Wanneer kan de Kamer deze amvb tegemoetzien?

De Staatssecretaris wijkt af van de organisatorische en financiële inbedding van de patiëntenvertrouwenspersoon in de GGZ waar inkoop door de rijksoverheid plaatsvindt ter borging van de onafhankelijkheid en kwaliteit. Zorgverzekeraars nemen ook in de PG- en VG-sector deel aan de inkoop van zorg en zij hebben een belang in de zorg. Het belang van zorgverzekeraars kan mogelijk invloed hebben op de kwaliteit en aanwezigheid van de cliëntenvertrouwenspersoon onder de Wet zorg en dwang (Wzd). Kan de Staatssecretaris aangeven op welke wijze de rechtsbescherming onder de inkoop van zorgverzekeraars wel gelijkwaardig blijft aan de situatie in de GGZ?

Cliënt als vertrekpunt

De leden van de PvdA-fractie hebben bij de behandeling van de Wet zorg en dwang twee amendementen ingediend (met overige partijen) die gelijke rechtsbeschermingsmogelijkheid moeten borgen gelijkwaardig aan cliënten in de GGZ en die de onafhankelijkheid borgen van de CVP van zorgaanbieder, zorgkantoor en indicatieorgaan. Genoemde leden lezen tevens dat een aantal belangenbehartigers (zowel aan cliëntenzijde als LOC en LSR, als aan de zijde van de instellingen, bij name van ActiZ en VGN) het belang benadrukken dat de CVP naast onafhankelijk ook bemiddelend en verbindend kan zijn, zeker gezien de vaak jarenlange relatie tussen VG-, en PG-cliënten en hun hulpverleners. Zij zijn het zeker met deze partijen eens, ook met het feit dat de voorkeur van deze cliënten vaker bij bemiddeling ligt dan bij juridisering van conflicten. Beroepsgroep CVP, Iederin, LOC, LSR, Stichting PVP en Verenso, bepleiten echter, zowel in het rapport als in de nadere gesprekken hierover, dat de CVP zich uitsluitend dient te richten op het belang en de positie van de cliënt. Kan de Staatssecretaris nader duiden hoe deze aspecten van de CVP op elkaar afgestemd worden?

Ontvankelijk en benaderbaar

Als de CVP daadwerkelijk de stem van de cliënt in de VG- en PG-sector dient te worden, wordt van de CVP vereist dat hij de cliënten kent, en zij hem, en dat hij ze regelmatig ziet, zodat er een vertrouwensband kan worden opgebouwd. Dat zijn deze leden met de Staatssecretaris eens. Tevens zijn zij het met de Staatssecretaris eens dat het in dit kader tevens tot de taak van de CVP behoort om, in samenspraak met de zorgaanbieder, zijn functie en benaderbaarheid voortdurend actief onder de aandacht te brengen bij de cliënten en hun vertegenwoordigers en dat de zorgaanbieder hem hierbij dient te faciliteren. De Staatssecretaris is voornemens dit bij amvb vast te leggen. Kan de Staatssecretaris duiden wanneer deze amvb naar de Kamer komt en welke maatregelen hij in dezen voor zich ziet? Graag ontvangen deze leden een nadere toelichting.

Vormgeving vertrouwenswerk Wzd

De leden van de fractie van de PvdA lezen dat de Staatssecretaris ervoor kiest om de beschikbaarheid van de CVP regionaal te organiseren en dat hier in het veld ook draagvlak voor is. Genoemde leden kunnen zich hierin vinden. Wel vragen deze leden hoe de daadwerkelijke beschikbaarheid gecontroleerd wordt en hoe deze regionale beschikbaarheid zich verhoudt tot het belang dat de Staatssecretaris hecht aan een CVP die cliënten daadwerkelijk kent. Kan de Staatssecretaris aangeven aan welke verhouding fte CVP per aantal cliënten hij denkt? En hoe de financiering van deze regionale beschikbaarheid dan geregeld wordt? Tevens wil de Staatssecretaris ter ondersteuning van de kwaliteit en de onafhankelijkheid van de CVP-en op landelijk niveau een centrale faciliteit realiseren voor zaken als richtlijn-, methodiek- en kwaliteitsontwikkeling, toetsing en certificering vakbekwaamheid, intervisie, toezicht op de taakuitoefening, deskundigheidsbevordering, bundeling van expertise, vraagbaak- en helpdeskfunctie, klachten- en geschillenregeling om de kwaliteit en de rechtspositie van de CVP-en goed te borgen. Daar zijn deze leden tevens tevreden mee. De Staatssecretaris geeft aan dat hij bereid is om de centrale faciliteit vooralsnog tijdelijk te steunen. Kan de Staatssecretaris nader duiden wat hij bedoelt met tijdelijke steun? Heeft de Staatssecretaris het hier over financiële middelen en/of overige middelen? Om hoeveel financiële middelen gaat het? Graag ontvangen deze leden een nadere toelichting.

Vragen en opmerkingen van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de beleidsvisie organisatorische en financiële inbedding cliëntenvertrouwenspersoon in de zorg voor verstandelijk beperkte en psychogeriatrische cliënten. Deze leden zijn het ermee eens dat VG- en PG-cliënten extra ondersteuning dienen te krijgen bij het beschermen en opkomen van hun rechten, zeker als het gaat om onvrijwillige zorg. Dit is al lange tijd de wens van deze leden en zij wijzen op het aangenomen amendement dat zij hierover ingediend hebben bij de behandeling van de Wet zorg en dwang.

De leden van de SP-fractie constateren dat het onder voorwaarden mogelijk wordt om de werkzaamheden van een cliëntenvertrouwenspersoon te combineren met de werkzaamheden van de klachtenfunctionaris op grond van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg. Deze leden willen weten onder welke voorwaarden dit straks mogelijk is en zij vragen of de Staatssecretaris nader kan uitleggen hoe bij de combinatie van deze functies de betrokken persoon onvoorwaardelijk aan de kant van de cliënt staat en onafhankelijkheid borgt ten opzichte van de zorgaanbieder en betrokken zorgverleners. Als het gaat om de versterking van de positie van degene die ondersteuning nodig heeft, geeft de Stichting PVP (vertrouwenspersonen in de zorg) aan dat zij vrezen dat er te makkelijk gedacht wordt over het ontwikkelen en borgen van de rechtsbeschermende taak bij potentieel onvrijwillige zorg. Het is de ervaring van de stichting dat juist het solistische karakter van de functie en de specifieke kennis en vaardigheden enerzijds en de partijdige ondersteuning van de cliënt en de onafhankelijkheid van de zorgaanbieder anderzijds, een steunende, controlerende en corrigerende landelijke infrastructuur noodzakelijk maken. Tevens vreest de stichting dat door het combineren van de functies de partijdigheid aan de kant van de cliënt onder druk komt te staan en wordt er gevreesd voor een verslechtering van de rechtsbescherming van kwetsbare groepen. De leden van de SP-fractie delen deze vrees en vinden het van groot belang dat een dergelijke ontwikkeling wordt voorkomen. Genoemde leden vragen dan ook aan de Staatssecretaris hier uitgebreid op in te gaan. Hoe gaat de Staatssecretaris voorkomen dat de partijdigheid aan de kant van de cliënt onder druk komt te staan en kan de Staatssecretaris vervolgens deze leden ervan overtuigen dat er niet te makkelijk wordt gedacht over het ontwikkelen en borgen van de rechtsbeschermende taak bij potentieel onvrijwillige zorg? Kan gegarandeerd worden dat de mate van rechtsbescherming die nu geldt minstens gewaarborgd blijft maar nog liever versterkt wordt binnen deze beleidsvisie?

De Staatssecretaris heeft eerder gezegd dat een dergelijke combinatie alleen onder de voorwaarde is dat de zorgaanbieder hier overeenstemming over heeft met de cliëntenraad dan wel met een representatief te achten cliëntenorganisatie, en hij dit ook heeft besproken met de zorgverleners die bij hem in dienst zijn. Maar wat nu als een zorgaanbieder dit niet doet? Wie controleert hierop? Deze leden vinden het beter om deze functies te scheiden omdat een klachtenfunctionaris toch echt een andere rol heeft dan een CVP. Kan de Staatssecretaris nader toelichten waarom hij deze functies wil laten combineren in een amvb? Kan de Staatssecretaris de onafhankelijkheid en beschikbaarheid van CVP-en garanderen ongeacht de combinatie van functies en ongeacht zorginstellingen die geen cliëntvertrouwenspersonen willen inzetten?

De leden van de SP-fractie vinden het goed dat een CVP onafhankelijk dient te zijn van de zorgaanbieder, maar zijn benieuwd hoe dit nu precies vormgegeven wordt. Er is jarenlang hard bezuinigd op de instellingszorg, in veel locaties zijn er al veel te weinig zorgverleners op de werkvloer aanwezig. Wat nu als een zorgaanbieder geen CVP aanstelt? Kan dan verplicht worden dat een zorgaanbieder een CVP moet aannemen? Voorts vragen deze leden hoe de werkwijze van CVP-en eruit gaat zien. Ze hebben bijvoorbeeld een signalerende functie bij onvrijwillige zorg en structurele tekortkomingen bij de opname en zorgverlening. Op welke wijze zijn CVP-en precies betrokken bij de zorgverlening van bewoners? Worden zij bij de intake van een opname al betrokken? En hoe zit het bij bestaande bewoners die nog nooit gehoord hebben van een CVP? Worden zij actief benaderd en geïnformeerd over de mogelijkheden van een CVP? Hoe heeft de Staatssecretaris dit precies voor ogen en wat wordt hierover precies bij amvb geregeld?

Voorts constateren de leden van de SP-fractie dat de beschikbaarheid van CVP-en regionaal wordt georganiseerd. Kan de Staatssecretaris ingaan hoe dat precies vormgegeven wordt en kan daarbij worden toegelicht of er nu voldoende CVP-en beschikbaar zijn om in te zetten of zijn hierin wellicht tekorten? Zo ja, hoe groot zijn die tekorten en wat gaat de Staatssecretaris hieraan doen? Het is goed dat CVP-en ondersteund worden door een landelijke faciliteit als het gaat om de kwaliteit en rechtspositie van CVP-en. De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris hoe deze landelijke faciliteit er precies uitziet. Wat gaat de faciliteit precies doen? Genoemde leden vragen op welke wijze wordt geregeld dat CVP-en van elkaar kunnen leren als het gaat om de rechtsbeschermende taak die zij hebben bij potentieel onvrijwillige zorg. Hoe wordt dit vormgegeven binnen de faciliteit? Deze leden zijn verbaasd over het feit dat de Staatssecretaris een landelijke faciliteit optuigt voor CVP-en en cliëntondersteuners Wlz, maar dit echter slechts tijdelijk wil financieren. Waarom wordt dit maar tijdelijk gefinancierd en tot wanneer? Wat zeggen betrokken partijen over deze tijdelijke faciliteit en de financiering hiervan? Zijn partijen hierover geconsulteerd?

Tijdens de behandeling van de Wet zorg en dwang is aangegeven dat de rechtsbeschermingsmogelijkheden aan PG- en VG-cliënten gelijkwaardig moet zijn, zoals dat ook geregeld is in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Echter, partijen stellen dat cultuur, behoeften en mogelijkheden voor VG- en PG-cliënten wezenlijk verschillen ten opzichte van de GGZ. Krijgen CVP-en de juiste kennis en scholing om al deze verschillende doelgroepen goed te begeleiden? Hoe is dit precies geregeld? De Stichting PVP (patiëntvertrouwenspersonen in de zorg) heeft in haar werk de ervaring opgedaan dat er, onder andere als het gaat om de rechtsbescherming van de cliënten, gekeken moet worden naar de overeenkomsten tussen de mensen in plaats van te focussen op de verschillen. Wat is de reactie van de Staatssecretaris hierop? Deelt de Staatssecretaris deze opvatting, en zo ja hoe zal dit terug (moeten) komen in de uitwerking van de plannen?

De leden van de SP-fractie vinden dat de Staatssecretaris zich er wel heel gemakkelijk vanaf maakt door te zeggen dat het aan betrokken partijen is om de functie van CVP binnen zijn visie verder in te vullen. Wie is nu waar verantwoordelijk voor en hoe gaat dit proces nu verder? Welke garanties heeft de Staatssecretaris gekregen van het veld dat het dit verder ontwikkelt? Kan de Staatssecretaris deze garanties de Kamer doen toekomen? Genoemde leden verwachten een uitgebreide toelichting op dit punt.

Tot slot hebben de leden van de SP-fractie vragen over de onafhankelijke vertrouwenspersonen in de jeugdhulpverlening. Zij maken zich grote zorgen over de berichtgeving dat het onafhankelijke vertrouwenswerk na 2017 niet meer collectief georganiseerd en gefinancierd gaat worden. Kan de Staatssecretaris nader toelichten waarom de VNG heeft besloten te stoppen met de financiering en aansturing van de instellingen die verantwoordelijk zijn voor vertrouwenswerk in de jeugdhulpverlening? Deelt de Staatssecretaris de mening van deze leden dat de continuïteit van onafhankelijk vertrouwenswerk aan kinderen en jongeren hiermee onder zware druk komt te staan en dat voorkomen moet worden dat zorginstellingen overladen worden met verschillende vertrouwenspersonen afkomstig uit verschillende gemeenten? Is de Staatssecretaris voornemens te kijken naar een regeling om onafhankelijk vertrouwenswerk collectief te regelen in de jeugdhulpverlening? Kan de Staatssecretaris voorts reageren op de zorgen die AKJ-Vertrouwenspersonen in de jeugdhulp hierover heeft? Deze leden verwachte een uitgebreide reactie op dit punt en zij willen weten welke maatregelen de Staatssecretaris gaat treffen om onafhankelijke vertrouwenspersonen in de jeugdhulpverlening te waarborgen.

Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie maken graag van de mogelijkheid gebruik enkele aanvullende vragen te stellen over de beleidsvisie van de Staatssecretaris aangaande de cliëntenvertrouwenspersoon in de zorg voor verstandelijk beperkte en psychogeriatrische cliënten.

De Staatssecretaris schrijft dat de rollen van CVP (cliënt) en klachtenfunctionaris op grond van de Wkkgz (onpartijdig) in één functie verenigd kunnen worden. Dat vragen deze leden zich af. Waarom denkt de Staatssecretaris dat deze twee rollen verenigbaar zijn in één functie? Kan de Staatssecretaris zich incidenten, zaken voorstellen waarbij die twee rollen haaks op elkaar staan?

De leden van de CDA-fractie denken bijvoorbeeld aan grensoverschrijdend gedrag waarmee een cliënt zich bij een vertrouwenspersoon meldt. Ziet de Staatssecretaris dit probleem ook en denkt hij niet dat dit spanning, problemen oproept in de praktijk?

De Staatssecretaris stelt in zijn beleidsbrief dat de «de zorgaanbieder» financieel verantwoordelijk is voor de cliëntenvertrouwenspersoon. Kan de Staatssecretaris de leden van de CDA-fractie nader toelichten hoe hij dat concreet wil regelen omdat deze brief ook spreekt over de CVP die werkzaam is in de domeinen Zvw, Wmo 2015 en Jeugdwet. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom vertrouwenswerk in de geestelijke gezondheidszorg wordt gefinancierd door VWS terwijl vertrouwenswerk in de ouderenzorg en de gehandicaptenzorg voor rekening komt van de zorgaanbieders?

Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de beleidsvisie organisatorische en financiële inbedding cliëntenvertrouwenspersoon in de zorg voor verstandelijk beperkte en psychogeriatrische cliënten. Genoemde leden staan positief tegenover de cliëntenvertrouwenspersoon en zij vinden ook dat kwetsbare VG- en PG-cliënten extra ondersteuning moeten krijgen bij het beschermen van hun rechten. Deze leden denken echter wel dat er aanvullende maatregelen nodig zijn om deze cliëntenvertrouwenspersoon in beeld te krijgen bij VG- en PG-cliënten. De leden van de PVV-fractie zijn benieuwd welke oplossingen hiervoor zijn. Graag ontvangen zij enkele voorbeelden.

II. REACTIE VAN DE STAATSSECRETARIS

Allereerst dank ik de leden van de fracties voor hun inbreng. Uit deze inbreng spreekt een grote betrokkenheid vanuit uw Kamer bij het vertrouwenswerk in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking of psychogeriatrische aandoening. Ik constateer dat een meerderheid van uw Kamer de ambitie deelt om de kwetsbare positie van verstandelijke beperkte (VG) en psychogeriatrische cliënten (PG) extra te ondersteunen bij het beschermen van hun rechten. In mijn brief van 12 september 20161 heb ik mijn beleidsvisie gegeven op de organisatorische en financiële inbedding van de functie van cliëntenvertrouwenspersoon op grond van de Wet zorg en dwang (CVP) in de VG- en PG-sector. Deze visie kwam tot stand op basis van een eerdere verkenning door mr.drs. R.H. Zuijderhoudt2 en een eigen ronde door het veld nadien.

Deze rondgang maakte duidelijk dat de standpunten van de veldpartijen ten aanzien van de taak en positie van de CVP, en daarmee ook ten aanzien van de organisatorische en financiële borging van deze functie in de VG- en PG-sector, fors uiteenliepen. Desondanks lijkt de keuze in mijn brief om de beschikbaarheid van de CVP op regionale schaal te organiseren en daarnaast de kwaliteit en onafhankelijkheid van deze functie op landelijk niveau te borgen, op breed draagvlak te kunnen rekenen. Dit blijkt onder meer uit het rapport van Sira Consulting «Cliëntenvertrouwenspersoon; De kosten van vertrouwenswerk o.g.v. van de Wet zorg en dwang t.b.v. psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten». U treft dit rapport als bijlage aan3.

Het rapport bevat een berekening van de kosten voor de CVP. Daarnaast is een implementatieadvies opgenomen. In mijn brief heb ik aangegeven dat ik met

betrokken partijen ga overleggen over de verdere uitwerking. Temeer omdat Sira Consulting een aantal van de belangrijkste spelers heeft gesproken, zie ik dit rapport als een belangrijke onderlegger bij de verdere gesprekken die ik de komende maanden met betrokken veldpartijen ga voeren over de verdere invulling en uitwerking van mijn beleidsvisie. Bijvoorbeeld als het gaat om de vormgeving van de beschikbaarheid van de CVP-en of over de inrichting van de centrale faciliteit.

Op grond van de Wet zorg en dwang (Wzd) zullen in een amvb nadere regels worden gesteld over de deskundigheid, onafhankelijkheid, taak en functie van de CVP. Ook voor de invulling van deze amvb wil ik de komende maanden vooral mijn oor te luisteren leggen bij de betrokken veldpartijen.

Inbreng VVD-fractie

1.

De leden van de VVD-fractie vragen welke kwalitatieve eisen er aan een CVP vooraf worden gesteld en wie dit toetst. Welke rol heeft de cliëntenraad in de beoordeling van deze kwalitatieve eisen? Hoe wordt vervolgens het functioneren van een CVP beoordeeld en door wie? Op welke manier zal daarnaast de permanente educatie van de CVP-en worden vormgegeven?

1.

Op grond van artikel 57 Wzd ga ik bij amvb nadere eisen stellen aan de deskundigheid, onafhankelijkheid, taken en bevoegdheden van de CVP. Ik doe dit in nauw overleg met de betrokken partijen, waaronder de beroepsvereniging voor cliëntvertrouwenspersonen, BeVeZo, en de binnen de PG- en (vooral) VG-sector werkzame aanbieders van vertrouwenswerk: AKJ, LSR, Stichting PVP en Zorgbelang. Het is primair aan deze partijen om, in samenspraak met cliëntenorganisaties, binnen de wettelijke kaders verder uitwerking te geven aan de kwaliteit van de functie van CVP. Ik zie hier voor de centrale faciliteit een belangrijke rol als aanjager en facilitator. Een van de prioriteiten van de centrale faciliteit moet in mijn visie zijn om te komen tot een kwaliteitsstandaard voor vertrouwenswerk in de VG- en PG-sector. Op basis van deze kwaliteitsstandaard kan de IGZ toezicht houden en kunnen cliëntenraden beoordelen of het vertrouwenswerk binnen hun organisaties is vormgegeven en wordt geleverd conform de geldende kwaliteitseisen.

Net als bij de andere beroepen is het aan genoemde partijen zelf om de permanente educatie van de CVP-en vorm te geven. Ook hier zie ik een ondersteunende rol voor de centrale faciliteit.

2.

De leden van de VVD-fractie memoreren dat bij de onafhankelijke cliëntondersteuning cliënten nu al het recht hebben om een andere cliëntondersteuner te kiezen indien zij niet tevreden zijn. Heeft de cliënt in dezen ook het recht om over te stappen naar een andere CVP indien men niet tevreden is?, vragen deze leden. Zou de Staatssecretaris dit vast kunnen leggen in een amvb en zo ja, op welke wijze precies?

2.

Uiteraard moet er een mogelijkheid zijn om, als er geen klik is met de CVP of geen vertrouwen in diens kwaliteit, een beroep te doen op een andere CVP. De leden van de VVD-fractie trekken hier de vergelijking met de onafhankelijke cliëntondersteuning, waar deze mogelijkheid ook wordt geboden. Net als bij onafhankelijke cliëntondersteuning zie ik het vooralsnog als de verantwoordelijkheid van de aanbieders van vertrouwenswerk om deze mogelijkheid passend te organiseren.

3.

De leden van de VVD-fractie vragen of cliënten in staat zijn om, indien nodig, een klachtenprocedure tegen een specifieke CVP te kunnen beginnen, in ogenschouw nemend dat een CVP kwetsbare cliënten heeft die vanwege hun cognitieve problemen of beperkingen veelal onvoldoende mondig zijn.

3.

Gelet op de specifieke problematiek van VG- en PG-cliënten verwacht ik dat zij veelal niet in staat zullen zijn om zelf een klachtenprocedure tegen een specifieke CVP te beginnen. Het overgrote deel van deze cliënten beschikt echter over een wettelijk vertegenwoordiger die dit, indien nodig, kan doen namens de cliënt. Dit neemt niet weg dat ik van de aanbieders van vertrouwenswerk in de VG- en PG-sector verwacht dat zij in hun respectieve klachtenregelingen rekening houden met de veelal onvoldoende mondigheid van deze specifieke cliëntengroepen.

4.

De leden van de VVD-fractie zien in de rol van de CVP ook overeenkomsten met de rol die de patiëntenvertrouwenspersoon (PVP) speelt binnen de GGZ, hetgeen in hun ogen goed functioneert. Zij vragen hoe bij de ontwikkeling van de CVP is gekeken naar hoe de PVP binnen de GGZ is georganiseerd en welke lessen en best practices zijn meegenomen?

4.

Bij de ontwikkeling van de CVP in de VG- en PG-sector is geprofiteerd van de kennis van en ervaring met de PVP in de GGZ, zoals die aanwezig is bij de Stichting PVP. Ik waardeer de wijze waarop Stichting PVP tot nu toe de bereidheid heeft getoond om haar expertise beschikbaar te stellen aan mij en aan de partijen die bij de ontwikkeling van het vertrouwenswerk in de VG- en PG-sector zijn betrokken. Ik vind het belangrijk dat de kennis en expertise van de Stichting PVP kan worden benut bij de verdere uitwerking van de organisatorische inbedding van de CVP in de VG- en PG-sector.

5.

Volgens de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) wordt de klachtenfunctionaris aangewezen door de zorgaanbieder en deze kan mogelijkerwijs ook in dienst zijn van de zorgaanbieder. De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris de mening deelt dat hierdoor de onafhankelijkheid van de CVP alsnog in het geding komt? Deze leden zien de onafhankelijkheid van de CVP als zeer belangrijk en zij vragen dan ook hoe de Staatssecretaris deze zal kunnen waarborgen in de beschreven situatie. Welke input heeft de Staatssecretaris vanuit het veld gehad hieromtrent?

5.

Ik deel de mening van de leden van de VVD-fractie dat de onafhankelijkheid van de CVP zeer belangrijk is. In mijn brief heb ik daarom aangegeven dat de CVP niet in dienst mag zijn van de zorgaanbieder en dat ik voornemens ben dit in de amvb op grond van artikel 57, vierde lid, Wzd te regelen. Voorts kwam uit diverse gesprekken met veldpartijen naar voren dat, zeker waar het gaat om situaties waar er sprake kan zijn van een heftige inbreuk op de persoonlijke vrijheid van cliënten en patiënten, zoals bij onvrijwillige zorg, het uiteindelijk niet verstandig is de functies van vertrouwenspersoon en klachtenfunctionaris Wkkgz te combineren. In dergelijke situaties mag er bij de cliënt of patiënt immers geen enkele twijfel over bestaan dat degene die hem bijstaat onvoorwaardelijk aan zijn kant staat. Op grond hiervan hebben de Minister en ik geconcludeerd dat wij, met het oog op de positionering van de vertrouwenspersoon als onafhankelijke en partijdige functie voor cliënten en patiënten, de combinatie van functies van vertrouwenspersoon en klachtenfunctionaris Wkkgz uiteindelijk niet wenselijk vinden. Ik ben voornemens om in de amvb op grond van artikel 57, vierde lid, Wzd, waarin ik nader regels ga stellen over de partijdigheid en onafhankelijkheid van de functie van CVP, deze combinatie van functies uit te sluiten.

6.

De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris denkt dat de taak van klachtenfunctionaris in de praktijk gecombineerd zal kunnen worden met een functie bij de zorgaanbieder.

6.

Nee, zie mijn antwoord op vraag 5. van de leden van de VVD-fractie.

7.

De leden van de VVD-fractie vragen voorts op welke manier directe naasten van de cliënt van bijvoorbeeld een PG-instelling namens de cliënt bindende afspraken kunnen maken met de CVP.

7.

De CVP is geen partij waarmee bindende afspraken gemaakt kunnen worden door of namens de cliënt. Dat is ook niet nodig. De CVP staat immers altijd onvoorwaardelijk aan de kant van de cliënt en /of de naaste die namens de cliënt optreedt als diens (wettelijk) vertegenwoordiger.

8.

Gezien het belang van een CVP voor kwetsbare VG- en PG-cliënten, vragen de leden van de VVD-fractie ten slotte hoe de bekendheid van de CVP bij de cliënt zal worden vergroot. Welke rol krijgen de zorgaanbieders dan wel het ministerie bij het vergroten van de bekendheid van de CVP?

8.

Het vergroten van de bekendheid met en beschikbaarheid van de CVP bij de cliënt is een van de punten die ik de komende tijd samen met betrokken partijen, waaronder de zorgaanbieders, wil uitwerken. In het bijgaande rapport «Cliëntenvertrouwenspersoon; De kosten van vertrouwenswerk o.g.v. de Wet zorg en dwang t.b.v. psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten» wordt een aantal handvatten hiervoor aangereikt. Ik stel mij voor dat de centrale faciliteit hier een rol in krijgt.

Inbreng PvdA-fractie

1.

De leden van de PvdA-fractie vragen onder welke voorwaarden het mogelijk is de werkzaamheden van de CVP te combineren met die van de klachtenfunctionaris Wkkgz.

1.

Uit diverse gesprekken met veldpartijen hebben de Minister en ik opgemaakt dat, zeker waar het gaat om situaties waar er sprake kan zijn van een heftige inbreuk op de persoonlijke vrijheid van cliënten en patiënten, zoals bij onvrijwillige zorg, het uiteindelijk niet verstandig is de functies van vertrouwenspersoon en klachtenfunctionaris Wkkgz te combineren. In dergelijke situaties mag er voor de cliënt of patiënt immers geen enkele twijfel over bestaan dat degene die hem bijstaat onvoorwaardelijk aan zijn kant staat. Dit heeft ons standpunt in die zin verscherpt, dat wij, met het oog op de positie van de vertrouwenspersoon als onafhankelijke en partijdige functie voor cliënten en patiënten, de combinatie van functies van vertrouwenspersoon en klachtenfunctionaris Wkkgz niet wenselijk vinden. Ik ben voornemens om in de amvb op grond van artikel 57, vierde lid, Wzd, waarin ik nader regels ga stellen over de partijdigheid en onafhankelijkheid van de functie van CVP, deze combinatie van functies uit te sluiten.

2.

De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeveel instellingen de CVP momenteel gecombineerd wordt met de functie van klachtenfunctionaris

2.

Veldpartijen kunnen mij desgevraagd niet melden hoeveel CVP-en er op dit moment werkzaam zijn in instellingen. Daarmee is ook niet bekend in hoeveel gevallen er sprake is van een combinatie van functies van CVP en klachtenfunctionaris. Overigens werden beide functiebenamingen, in elk geval voor de inwerkingtreding van de Wkkgz, regelmatig door elkaar gebruikt, en zijn er in (vooral) de VG-sector op dit moment vertrouwenspersonen werkzaam die (nog) niet voldoen aan het profiel van de CVP, zoals die in mijn brief is beschreven. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 1. van de leden van de PvdA-fractie heb aangegeven, ben ik, met het oog op de positionering van de vertrouwenspersoon als onafhankelijke en partijdige functie voor cliënten en patiënten, voornemens om in de amvb op grond van artikel 57, vierde lid, Wzd, de mogelijkheid uit te sluiten dat de functies van CVP en klachtenfunctionaris Wkkgz worden gecombineerd.

3.

De leden van de PvdA-fractie vragen op welke wijze de onafhankelijkheid van de CVP nu werkelijk wordt geborgd.

3.

Bij amvb zal worden geregeld dat de CVP niet in dienst mag zijn van een zorgaanbieder en zullen nadere eisen worden gesteld aan de partijdigheid en onafhankelijkheid van de functie, zoals dat de functies van CVP en klachtenfunctionaris op grond van de Wkkgz niet kunnen worden gecombineerd.

4.

De leden van de PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris de voor- en nadelen van het combineren van de CVP met de functie van klachtenfunctionaris vanuit het perspectief van de cliënt op een rij te zetten.

4.

Vanuit het perspectief van de cliënt zouden voordelen van het combineren van deze twee functies zijn dat de cliënt slechts met één «gezicht» te maken heeft en op grond van de Wkkgz de nadruk bij klachten zal liggen op «het goede gesprek»; het voorkomen van onnodige juridisering. Als nadeel zie ik dat er bij de cliënt twijfel over kan bestaan of degene die hem bijstaat onvoorwaardelijk aan zijn kant staat, zeker waar het gaat om situaties waar er sprake kan zijn van een heftige inbreuk op zijn persoonlijke vrijheid, zoals bij onvrijwillige zorg. De gesprekken met de veldpartijen die nadrukkelijk op dit nadeel wezen als zijnde risicovol voor de positionering van het vertrouwenswerk als een op de cliënt gerichte onafhankelijke en partijdige functie, heeft de Minister en mij op het standpunt gebracht dat wij het uiteindelijk niet wenselijk vinden dat de functies van vertrouwenspersoon en klachtenfunctionaris Wkkgz worden gecombineerd.

5.

De leden van de PvdA-fractie roepen in herinnering dat de Staatssecretaris heeft aangegeven met een amvb te komen die de nadere voorwaarden duidt. Zij vragen wanneer de Kamer deze amvb tegemoet kan zien.

5.

Ik ben voornemens deze amvb vóór 1 januari 2018 aan uw Kamer te doen toekomen.

6.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de Staatssecretaris afwijkt van de organisatorische en financiële inbedding van de patiëntenvertrouwenspersoon in de GGZ waar inkoop door de rijksoverheid plaatsvindt ter borging van de onafhankelijkheid en kwaliteit. Deze leden memoreren dat zorgverzekeraars ook in de PG- en VG-sector deelnemen aan de inkoop van zorg en zij een belang in de zorg hebben. Zij stellen dat het belang van zorgverzekeraars mogelijk invloed kan hebben op de kwaliteit en aanwezigheid van de cliëntenvertrouwenspersoon onder de Wzd. Zij vragen de Staatssecretaris aan te willen geven op welke wijze de rechtsbescherming onder de inkoop van zorgverzekeraars wel gelijkwaardig blijft aan de situatie in de GGZ.

6.

Mij staat een model voor ogen waarbij wordt aangesloten bij de wijze waarop de onafhankelijke cliëntondersteuning in de Wlz momenteel is georganiseerd en wordt ingekocht. In het bijgaande rapport «Cliëntenvertrouwenspersoon; De kosten van vertrouwenswerk o.g.v. de Wet zorg en dwang t.b.v. psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten» wordt geadviseerd het aan de centrale faciliteit, de beroepsvereniging en veldpartijen te laten om gezamenlijk vast te stellen wat kwalitatief goed vertrouwenswerk is en welke aanbieders van vertrouwenswerk aan de minimumeisen voldoen en dus voor contractering in aanmerking komen. Op grond van art. 57, eerste lid, Wzd ligt de verantwoordelijkheid voor de beschikbaarheid van de CVP, en daarmee voor diens aanwezigheid, bij de zorgaanbieder.

Over de inkoop van vertrouwenswerk en de voorwaarden daaromtrent treed ik nog nader in overleg met alle betrokken partijen.

7.

De leden van de PvdA-fractie geven aan, samen met andere fracties, bij de behandeling van de Wzd twee amendementen te hebben ingediend die gelijke rechtsbeschermingsmogelijkheid moeten borgen gelijkwaardig aan cliënten in de GGZ en die de onafhankelijkheid borgen van de CVP van zorgaanbieder, zorgkantoor en indicatieorgaan. Genoemde leden zeggen tevens te lezen dat een aantal belangenbehartigers (zowel aan cliëntenzijde als LOC en LSR, als aan de zijde van de instellingen, bij name van ActiZ en VGN) het belang benadrukken dat de CVP naast onafhankelijk ook bemiddelend en verbindend kan zijn, zeker gezien de vaak jarenlange relatie tussen VG- en PG-cliënten en hun hulpverleners. Deze leden stellen het zeker met deze partijen eens te zijn, ook met het feit dat de voorkeur van deze cliënten vaker bij bemiddeling ligt dan bij juridisering van conflicten. Zij memoreren dat Beroepsgroep CVP, Iederin, LOC, LSR, Stichting PVP en Verenso, echter bepleiten dat de CVP zich uitsluitend dient te richten op het belang en de positie van de cliënt, en vragen de Staatssecretaris nader te duiden hoe deze aspecten van de CVP op elkaar afgestemd worden.

7.

Uit gesprekken met BeVeZo (voorheen Beroepsgroep CVP) en Stichting PVP heb ik geleerd dat de partijdige opstelling van de vertrouwenspersoon rust en veiligheid biedt aan de cliënt, waardoor hij eerder in staat is om met de ander – de zorgaanbieder of zorgverlener – het gesprek en de dialoog (weer) aan te gaan. De ervaring van BeVeZo is dat de onmacht ten opzichte van de zorgaanbieder vaak een grote bron van onvrede bij cliënten is. Het de cliënt te laten voelen dat de CVP onvoorwaardelijk aan zijn kant staat, helpt die onmacht te verzachten, waardoor, met ondersteuning van de CVP, tot een gesprek kan worden gekomen. Dit is vaak al voldoende om de onvrede weg te nemen. Door BeVeZo kernachtig verwoord: «De partijdigheid leidt tot veiligheid, en daardoor juist weer tot verbinding».

8.

De leden van de PvdA-fractie stellen het met de Staatssecretaris eens te zijn, dat als de CVP daadwerkelijk de stem van de cliënt in de VG- en PG-sector dient te worden, van de CVP vereist wordt dat hij de cliënten kent, en zij hem, en dat hij ze regelmatig ziet, zodat er een vertrouwensband kan worden opgebouwd. Voorts geven deze leden aan het met de Staatssecretaris eens te zijn, dat het in dit kader tevens tot de taak van de CVP behoort om, in samenspraak met de zorgaanbieder, zijn functie en benaderbaarheid voortdurend actief onder de aandacht te brengen bij de cliënten en hun vertegenwoordigers en dat de zorgaanbieder hem hierbij dient te faciliteren. Zij memoreren dat de Staatssecretaris voornemens is dit bij amvb vast te leggen, en vragen of hij kan duiden wanneer deze amvb naar de Kamer komt en welke maatregelen hij in dezen voor zich ziet.

8.

Allereerst wil ik benadrukken dat ik in mijn brief met de metafoor van de spreekbuis heb willen illustreren dat de CVP er is om de stem van de cliënt te helpen versterken, zodat hij ook daadwerkelijk wordt gehoord. De stem van de cliënt is en blijft die van de cliënt zelf en /of die van zijn (wettelijk) vertegenwoordiger. Ik vind dit onderscheid cruciaal. Want daarmee wordt duidelijk dat de CVP de regie van de cliënt, voor zover daar (nog) sprake van is bij mensen met een (ernstige) verstandelijke beperking of psychogeriatrische problematiek, niet overneemt of anderszins namens de cliënt optreedt. Dit blijft aan de cliënt zelf en /of aan diens (wettelijk) vertegenwoordiger. De CVP ondersteunt hen hier bij.

Uw Kamer kan de amvb met nadere regels omtrent de deskundigheid, onafhankelijkheid, taken en functie van de CVP, vóór 1 januari 2018 tegemoet zien. Ik ben voornemens in deze amvb ook het aspect van (het belang van) de bekendheid en benaderbaarheid van de CVP voor en door cliënten te benoemen. Ik vind het echter primair aan de beroepsgroep, de aanbieders van vertrouwenswerk, de zorgaanbieders en – niet in de laatste plaats – de cliënten zelf om te beoordelen welke maatregelen er toe kunnen bijdragen om de functie en benaderbaarheid van de CVP voortdurend actief onder de aandacht te brengen bij de cliënten en hun vertegenwoordigers, welke faciliteiten daarbij van de zijde van de zorgaanbieder nodig zijn, en om hier goede afspraken over te maken. Het bijgaande rapport «Cliëntenvertrouwenspersoon; De kosten van vertrouwenswerk o.g.v. de Wet zorg en dwang t.b.v. psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten» geeft een aantal handvatten hiervoor.

9.

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de daadwerkelijke beschikbaarheid van de CVP-en gecontroleerd wordt.

9.

In het bijgaande rapport «Cliëntenvertrouwenspersoon; De kosten van vertrouwenswerk o.g.v. de Wet zorg en dwang t.b.v. psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten» wordt geadviseerd dat zorgkantoren ervoor zorgen dat er bij de (samenwerkingsverbanden van) aanbieders van vertrouwenswerk voldoende vertrouwenswerk wordt ingekocht om in de regionale behoefte te voorzien. Vervolgens is het aan de aanbieders van vertrouwenswerk om te zorgen dat de CVP-en daadwerkelijk in voldoende mate inzetbaar zijn bij de betrokken aanbieders van VG- en PG-zorg. De IGZ ziet er op toe dat bij aanbieders van zorg ten behoeve van VG- en PG-cliënten een CVP beschikbaar is.

10.

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de regionale beschikbaarheid van de CVP-en zich verhoudt tot het belang dat de Staatssecretaris hecht aan een CVP die cliënten daadwerkelijk kent.

10.

Ik ben van mening dat de CVP onafhankelijk en partijdig moet zijn en daarom geen deel uit dient te maken van de zorgorganisatie. Daarnaast vind ik het belangrijk dat de CVP-en zo dicht mogelijk bij de cliënt beschikbaar zijn. Deze beide uitgangspunten hebben geleid tot mijn voornemen om de beschikbaarheid van de CVP-en regionaal te organiseren. Daarbij veronderstel ik dat de CVP het zorgaanbod in de regio, en daarmee de zorgorganisatie en diens context, van meet af aan goed kent. Mijns inziens zal deze bekendheid het voor de CVP vergemakkelijken om sneller aansluiting te vinden bij de cliënt en hem zo daadwerkelijk te leren kennen. Daarnaast kan het eraan bijdragen dat cliënten bekend zijn met de CVP.

11.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven aan welke verhouding fte CVP per aantal cliënten hij denkt.

11.

In het bijgaande rapport «Cliëntenvertrouwenspersoon; De kosten van vertrouwenswerk o.g.v. de Wet zorg en dwang t.b.v. psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten» wordt ingeschat dat in de VG- en PG-sector jaarlijks ongeveer 1 op 12 cliënten en 1 op 20 vertegenwoordigers een bepaalde casus met betrekking tot onvrijwillige zorg zal willen bespreken met een CVP. In totaal komt het rapport op jaarlijks circa 41.067 casussen in beide sectoren. Om deze casussen te behandelen zijn tenminste 205 cliëntvertrouwenspersonen nodig, berekent het rapport. Wat dit betekent voor het daadwerkelijk aantal benodigde fte’s CVP per aantal cliënten zal de praktijk moeten uitwijzen. Want naast het bieden van ondersteuning bij casuïstiek, wordt van de CVP verwacht dat hij investeert in het opbouwen van een vertrouwensband met de cliënten en in het vergroten van de bekendheid met zijn functie.

12.

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de financiering van de regionale beschikbaarheid van de CVP-en geregeld wordt.

12.

Uitgangspunt is dat de zorgaanbieder betaalt voor de beschikbaarheid en de diensten van de CVP. In het bijgaande rapport «Cliëntenvertrouwenspersoon; De kosten van vertrouwenswerk o.g.v. de Wet zorg en dwang t.b.v. psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten» wordt geadviseerd dat zorgkantoren ervoor zorgen dat er bij de (samenwerkingsverbanden van) aanbieders van vertrouwenswerk voldoende vertrouwenswerk wordt ingekocht om in de regionale behoefte te voorzien. Dit komt overeen met de manier waarop op dit moment in de Wlz de cliëntondersteuning wordt ingekocht. Over de wijze waarop de kosten van de CVP worden doorberekend aan de zorgaanbieders ga ik in overleg met betrokken partijen.

13.

De leden van de PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris nader te duiden wat hij bedoelt met dat hij bereid is om de centrale faciliteit vooralsnog tijdelijk te steunen. Deze leden vragen of de Staatssecretaris het hier over financiële middelen en/of over overige middelen heeft. Om hoeveel financiële middelen gaat het, vragen zij.

13.

De centrale faciliteit is bedoeld ter ondersteuning van de kwaliteit en de rechtsbescherming van de CVP-en. Net als bij andere beroepsgroepen in de zorg verwacht ik dat partijen als BeVeZo en de aanbieders van vertrouwenswerk uiteindelijk zelf in staat moeten zijn om collectieve voorzieningen ten behoeve van kwaliteitsontwikkeling, deskundigheidsbevordering, helpdeskfunctie et cetera zelf op richten en in stand te houden. In het bijgaande rapport «Cliëntenvertrouwenspersoon; De kosten van vertrouwenswerk o.g.v. de Wet zorg en dwang t.b.v. psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten» wordt voorgesteld om in het voorgestelde tarief van de CVP een bijdrage op te nemen, die bestemd is om de diensten en de instandhouding van de centrale faciliteit te bekostigen en die dan ook aan de centrale faciliteit dient te worden afgedragen. Mijn steunen van de centrale faciliteit is er op gericht om de ontwikkeling te versnellen dat genoemde partijen tezamen in staat zijn de benodigde collectieve voorzieningen zelf in stand te houden. Het kan daarbij gaan om verscheidene vormen van steun, waaronder financieel in de vorm van een of meer projectsubsidies.

Inbreng SP-fractie

1.

De leden van de SP-fractie vragen onder welke voorwaarden het straks mogelijk wordt om de werkzaamheden van een cliëntenvertrouwenspersoon te combineren met de werkzaamheden van de klachtenfunctionaris op grond van de Wkkgz. Voorts vragen deze leden of de Staatssecretaris nader kan uitleggen hoe bij de combinatie van deze functies de betrokken persoon onvoorwaardelijk aan de kant van de cliënt staat en onafhankelijkheid borgt ten opzichte van de zorgaanbieder en betrokken zorgverleners.

1.

Op grond van diverse gesprekken met veldpartijen zijn de Minister en ik tot de conclusie gekomen dat, zeker waar het om situaties gaat waar er sprake kan zijn van een heftige inbreuk op de persoonlijke vrijheid van cliënten en patiënten, zoals bij onvrijwillige zorg, het uiteindelijk niet verstandig is de functies van vertrouwenspersoon en klachtenfunctionaris Wkkgz te combineren. In dergelijke situaties mag er voor de cliënt of patiënt immers geen enkele twijfel over bestaan dat degene die hem bijstaat onvoorwaardelijk aan zijn kant staat. Ik ben daarom voornemens om, met het oog op de positionering van de vertrouwenspersoon als onafhankelijke en partijdige functie voor cliënten en patiënten, in de amvb op grond van artikel 57, vierde lid, Wzd, waarin ik nader regels ga stellen met betrekking tot de onafhankelijkheid en partijdigheid van de functie van CVP, deze combinatie van functies uit te sluiten.

2.

De leden van de SP-fractie verwijzen naar de reactie van de Stichting PVP die zegt dat, als het gaat om de versterking van de positie van degene die ondersteuning nodig heeft, zij vreest dat er te makkelijk gedacht wordt over het ontwikkelen en borgen van de rechtsbeschermende taak bij potentieel onvrijwillige zorg. Deze leden wijzen op de ervaring van de stichting dat juist het solistische karakter van de functie en de specifieke kennis en vaardigheden enerzijds en de partijdige ondersteuning van de cliënt en de onafhankelijkheid van de zorgaanbieder anderzijds, een steunende, controlerende en corrigerende landelijke infrastructuur noodzakelijk maken.

2.

Ik waardeer de kennis en ervaring die in de loop der jaren door de Stichting PVP is opgebouwd op het gebied van vertrouwenswerk in de GGZ. Ik wil dan ook niet voorbijgaan aan het door de stichting aangevoerde punt dat het solistische karakter van de functie van CVP, de specifieke kennis en vaardigheden, de partijdige ondersteuning van de cliënt en de onafhankelijkheid van de zorgaanbieder een steunende, controlerende en corrigerende landelijke infrastructuur noodzakelijk maken. Ik zie hierbij een belangrijke rol weggelegd voor de centrale faciliteit om een dergelijke voorziening te vormen ten behoeve van de CVP-en. In het bijgaande rapport «Cliëntenvertrouwenspersoon; De kosten van vertrouwenswerk o.g.v. de Wet zorg en dwang t.b.v. psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten» hebben de veldpartijen diverse onderwerpen aangedragen waar de centrale faciliteit zich in dit kader mee bezig zou moeten gaan houden. Genoemd zijn onder meer: het ontwikkelen van kwaliteitsstandaarden, -indicatoren en richtlijnen, een systeem om het kwaliteitsniveau van vertrouwenswerk te borgen, opleidingen en trainingen met aandacht voor cliëntdoelgroepen, een helpdeskfunctie, een achterwachtfunctie, intervisie, deskundigheidsbevordering en steunstructuur, en faciliteiten voor het afhandelen van klachten en geschillen over het vertrouwenswerk. In de komende periode wil ik dit samen met de veldpartijen verder uit gaan werken. Ook wil ik samen met hen bezien waar en op welke wijze deze taken zo effectief mogelijk kunnen worden belegd en georganiseerd.

3.

De leden van de SP-fractie refereren voorts aan de vrees van Stichting PVP dat door het combineren van de functies de partijdigheid aan de kant van de cliënt onder druk komt te staan, waarmee wordt gevreesd voor een verslechtering van de rechtsbescherming van kwetsbare groepen. Deze leden zeggen deze vrees te delen. Zij vinden het van groot belang dat een dergelijke ontwikkeling wordt voorkomen. Genoemde leden vragen dan ook aan de Staatssecretaris hier uitgebreid op in te gaan. Hoe gaat de Staatssecretaris voorkomen dat de partijdigheid aan de kant van de cliënt onder druk komt te staan en kan de Staatssecretaris vervolgens deze leden ervan overtuigen dat er niet te makkelijk wordt gedacht over het ontwikkelen en borgen van de rechtsbeschermende taak bij potentieel onvrijwillige zorg? Kan gegarandeerd worden dat de mate van rechtsbescherming die nu geldt minstens gewaarborgd blijft maar nog liever versterkt wordt binnen deze beleidsvisie?

3.

Het is mede naar aanleiding van gesprekken met Stichting PVP dat de Minister en ik tot de conclusie zijn gekomen dat, zeker waar het gaat om situaties waar er sprake kan zijn van een heftige inbreuk op de persoonlijke vrijheid van cliënten en patiënten, zoals bij onvrijwillige zorg, het uiteindelijk niet verstandig is de functies van vertrouwenspersoon en klachtenfunctionaris Wkkgz te combineren. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 1. van de leden van de SP-fractie heb aangegeven, ben ik voornemens om, met het oog op de positionering van de vertrouwenspersoon als onafhankelijke en partijdige functie voor cliënten en patiënten, deze combinatie van functies uit te sluiten in de amvb op grond van artikel 57, vierde lid, Wzd, waarin ik nader regels ga stellen met betrekking tot de onafhankelijkheid en partijdigheid van de functie van CVP. Ook ga ik, vanwege de beoogde onafhankelijkheid van de CVP, in deze amvb regelen dat de CVP niet in dienst kan zijn bij de zorgaanbieder.

Ik wil hierbij benadrukken dat ik ook in het vervolgtraject graag met Stichting PVP in gesprek blijf over de punten die zij, onder meer via de leden van de SP-fractie, hebben aangevoerd. Want zij en ik hebben als gemeenschappelijk doel: borgen van rechtsbescherming van kwetsbare cliënten, waarbij de cliënt moet kunnen rekenen op een CVP die onvoorwaardelijk aan zijn kant staat.

4.

De leden van de SP-fractie roepen in herinnering dat de Staatssecretaris eerder heeft gezegd dat een combinatie van functies alleen mogelijk is onder de voorwaarde dat de zorgaanbieder hier overeenstemming over heeft met de cliëntenraad dan wel met een representatief te achten cliëntenorganisatie, en hij dit ook heeft besproken met de zorgverleners die bij hem in dienst zijn. Maar wat nu als een zorgaanbieder dit niet doet, vragen deze leden. Wie controleert hierop?

4.

Zoals ik reeds in mijn beantwoording van de vragen 1. en 3. van de leden van de SP-fractie heb aangegeven, ben ik samen met de Minister tot de slotsom gekomen dat, zeker waar het om situaties gaat waar er sprake kan zijn van een heftige inbreuk op de persoonlijke vrijheid van cliënten en patiënten, zoals bij onvrijwillige zorg, het uiteindelijk niet verstandig is de functies van vertrouwenspersoon en klachtenfunctionaris Wkkgz te combineren. Ik ben voornemens om, met het oog op de positionering van de vertrouwenspersoon als onafhankelijke en partijdige functie voor cliënten en patiënten, deze combinatie van functies uit te sluiten in de amvb op grond van artikel 57, vierde lid, Wzd, waarin ik nader regels ga stellen met betrekking tot de onafhankelijkheid en partijdigheid van de functie van CVP.

Daarmee kan de situatie waar deze leden in hun vraagstelling op doelen, niet meer aan de orde zijn.

5.

De leden van de SP-fractie vinden het beter om de functie van klachtenfunctionaris Wkkgz en CVs te scheiden omdat een klachtenfunctionaris toch echt een andere rol heeft dan een CVP. Kan de Staatssecretaris nader toelichten waarom hij deze functies wil laten combineren in een amvb?

5.

Uit mijn antwoorden op de vragen 1., 3. en 4. van de leden van de SP-fractie moge duidelijk zijn dat ook ik het uiteindelijk beter vind om, met het oog op de positionering van de vertrouwenspersoon als onafhankelijke en partijdige functie voor cliënten en patiënten, de functies van CVP en klachtenfunctionaris Wkkgz gescheiden te laten.

6.

De leden van de SP-fractie vragen of de Staatssecretaris de onafhankelijkheid en beschikbaarheid van CVP-en kan garanderen ongeacht de combinatie van functies en ongeacht zorginstellingen die geen cliëntvertrouwenspersonen willen inzetten.

6.

Volgens het bijgaande rapport «Cliëntenvertrouwenspersoon; De kosten van vertrouwenswerk o.g.v. de Wet zorg en dwang t.b.v. psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten» zouden in de VG- en PG-sector naar schatting 205 CVP-en nodig zijn. Ik wil met partijen als BeVeZo en de aanbieders van vertrouwenswerk verkennen of aan deze potentiële vraag kan worden voldaan. Overigens merk ik in reactie op de leden van de SP-fractie op dat het niet aan de orde is dat zorginstellingen geen CVP-en zullen inzetten omdat zij dit niet willen. Op grond van artikel 57 Wzd, eerste lid, rust op de aanbieder van zorg voor VG- en PG-cliënten de wettelijke verplichting om zorg te dragen voor de beschikbaarheid van een CVP.

7.

De leden van de SP-fractie vinden het goed dat een CVP onafhankelijk dient te zijn van de zorgaanbieder, maar zijn benieuwd hoe dit nu precies vormgegeven wordt.

7.

Uw Kamer kan de amvb, waarin ik nadere regels stel ten aanzien van – onder meer – de onafhankelijkheid van de CVP ten opzichte van de zorgaanbieder, uiterlijk 1 januari 2018 tegemoet zien. Ik wil deze graag invulling geven in nauwe samenspraak met de betrokken veldpartijen.

8.

De leden van de SP-fractie vragen wat er gebeurt als een zorgaanbieder geen CVP aanstelt? Kan dan verplicht worden dat een zorgaanbieder een CVP moet aannemen?

8.

Ja, op grond van artikel 57 Wzd, eerste lid, is de aanbieder van zorg voor VG- en PG-cliënten wettelijk verplicht om zorg te dragen voor de beschikbaarheid van een CVP. Als een zorgaanbieder dit niet doet, is hij in overtreding.

Zoals ik reeds in het antwoord op vraag 3. van de leden van de SP-fractie heb gesteld, wil ik echter benadrukken dat de CVP niet in dienst kan zijn van de zorgaanbieder.

9.

De leden van de SP-fractie vragen hoe de werkwijze van CVP-en eruit gaat zien. De CVP heeft bijvoorbeeld een signalerende functie bij onvrijwillige zorg en structurele tekortkomingen bij de opname en zorgverlening. Op welke wijze zijn CVP-en precies betrokken bij de zorgverlening van bewoners? Worden zij bij de intake van een opname al betrokken? En hoe zit het bij bestaande bewoners die nog nooit gehoord hebben van een CVP? Worden zij actief benaderd en geïnformeerd over de mogelijkheden van een CVP? Hoe heeft de Staatssecretaris dit precies voor ogen en wat wordt hierover precies bij amvb geregeld?

9.

Ik vind de punten die de leden van de SP-fractie naar voren brengen, bij uitstek aspecten waar de veldpartijen zelf in eerste instantie ideeën over dienen te vormen. In mijn brief heb ik het belang benadrukt dat de CVP de cliënt kent, en zij hem, en dat hij hun regelmatig ziet, zodat er een vertrouwensband kan worden opgebouwd. In het bijgaande rapport «Cliëntenvertrouwenspersoon; De kosten van vertrouwenswerk o.g.v. de Wet zorg en dwang t.b.v. psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten» wordt een aantal handvatten aangereikt voor de wijze waarop dit zou kunnen worden ingevuld. Ik vind het belangrijk dat de betrokken veldpartijen dit de komende maanden gaan uitwerken, zodat ik de hiervoor benodigde kaders bij amvb kan regelen.

10.

De leden van de SP-fractie vragen hoe de regionale beschikbaarheid van CVP-en wordt vormgegeven, en of daarbij kan worden toegelicht of er nu voldoende CVP-en beschikbaar zijn om in te zetten of dat hierin wellicht tekorten zijn. Zo ja, hoe groot zijn die tekorten en wat gaat de Staatssecretaris hieraan doen?

10.

Mij staat een model voor ogen waarbij wordt aangesloten bij de wijze van organiseren van de onafhankelijke cliëntondersteuning Wlz. Over de inkoop van vertrouwenswerk en de voorwaarden daaromtrent treed ik nog nader in overleg met alle betrokken partijen.

Volgens het rapport «Cliëntenvertrouwenspersoon; De kosten van vertrouwenswerk o.g.v. de Wet zorg en dwang t.b.v. psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten» zouden in de VG- en PG-sector naar schatting 205 CVP-en nodig zijn. Ik wil met partijen als BeVeZo en de aanbieders van vertrouwenswerk verkennen of aan deze potentiële vraag kan worden voldaan.

11.

De leden van de SP-fractie vragen hoe de landelijke faciliteit ter ondersteuning van de kwaliteit en de rechtspositie van de CVP-en er precies uitziet. Wat gaat de faciliteit precies doen?

11.

In het bijgaande rapport «Cliëntenvertrouwenspersoon; De kosten van vertrouwenswerk o.g.v. de Wet zorg en dwang t.b.v. psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten» hebben de veldpartijen diverse onderwerpen aangedragen waar de centrale faciliteit zich mee bezig zou moeten gaan houden. Genoemd zijn onder meer: het ontwikkelen van kwaliteitsstandaarden, -indicatoren en richtlijnen, een systeem om het kwaliteitsniveau van vertrouwenswerk te borgen, opleidingen en trainingen met aandacht voor cliëntdoelgroepen, een helpdeskfunctie, een achterwachtfunctie, intervisie, deskundigheidsbevordering en steunstructuur, en faciliteiten voor het afhandelen van klachten en geschillen over het vertrouwenswerk. In de komende periode wil ik dit samen met de veldpartijen verder uit gaan werken. Ook wil ik samen met hen bezien waar en op welke wijze deze taken zo effectief mogelijk kunnen worden belegd en georganiseerd.

12.

De leden van de SP-fractie vragen op welke wijze wordt geregeld dat CVP-en van elkaar kunnen leren als het gaat om de rechtsbeschermende taak die zij hebben bij potentieel onvrijwillige zorg. Hoe wordt dit vormgegeven binnen de faciliteit?

12.

Ik vind het primair aan de betrokken veldpartijen om te bepalen hoe CVP-en onderling van elkaar kunnen leren. Ik wil samen met hen bezien op welke wijze dit zo effectief mogelijk kan worden georganiseerd en welke faciliteiten de centrale faciliteit hier bij kan bieden.

13.

De leden van de SP-fractie vragen waarom de Staatssecretaris de landelijke faciliteit slechts tijdelijk wil financieren en tot wanneer. Deze leden vragen wat betrokken partijen zeggen over deze tijdelijke faciliteit en de financiering hiervan? Zijn partijen hierover geconsulteerd?

13.

Net als bij andere beroepsgroepen in de zorg verwacht ik dat partijen als BeVeZo en de aanbieders van vertrouwenswerk uiteindelijk zelf in staat zijn om collectieve voorzieningen ten behoeve van kwaliteitsontwikkeling, deskundigheidsbevordering, helpdeskfunctie et cetera zelf op te richten en in stand te houden. In het bijgaande rapport «Cliëntenvertrouwenspersoon; De kosten van vertrouwenswerk o.g.v. de Wet zorg en dwang t.b.v. psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten» wordt voorgesteld een bijdrage hieraan op te nemen in het voorgestelde tarief van de CVP. Ik wil de centrale faciliteit tijdelijk steunen om de relatief nieuwe functie van CVP te helpen deze ontwikkeling te versnellen, totdat genoemde partijen in staat blijken om tezamen de benodigde collectieve voorzieningen zelf in stand te houden. Het kan daarbij gaan om allerlei vormen van steun, waaronder financieel in de vorm van een of meer projectsubsidies.

In het kader van bijgaand rapport zijn betrokken partijen geconsulteerd over de onderwerpen waar de centrale faciliteit zich mee bezig zou moeten gaan houden. Hierover ga ik de komende periode verder met hen over in gesprek.

14.

De leden van de SP-fractie memoreren dat tijdens de behandeling van de Wzd is aangegeven dat de rechtsbeschermingsmogelijkheden aan PG- en VG-cliënten gelijkwaardig moeten zijn, zoals dat ook geregeld is in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Echter, partijen stellen dat cultuur, behoeften en mogelijkheden voor VG- en PG-cliënten wezenlijk verschillen ten opzichte van de GGZ. Deze leden vragen of CVP-en de juiste kennis en scholing krijgen om al deze verschillende doelgroepen goed te begeleiden, en hoe dit precies is geregeld.

14.

Naast juridische kennis, zijn kennis van de doelgroep en van de context waarbinnen de zorg wordt geleverd, essentieel voor het welslagen van de werkzaamheden van de CVP in de VG- en PG-sector. Zoals dit ook bij de andere beroepsgroepen het geval is, vind ik het allereerst aan partijen als BeVeZo en de aanbieders van vertrouwenswerk in de VG- en PG-sector om te zorgen dat de CVP-en over de juiste kennis en scholing beschikken om deze doelgroepen goed te kunnen bijstaan. Uiteraard is dit voor mij ook een punt van aandacht. Daarom ga ik hierover met genoemde partijen in gesprek. Ik zie hier ook een rol voor de landelijke faciliteit, die ik bereid ben tijdelijk te ondersteunen.

15.

De leden van de SP-fractie wijzen er op dat Stichting PVP in haar werk de ervaring heeft opgedaan dat er, onder andere als het gaat om de rechtsbescherming van de cliënten, gekeken moet worden naar de overeenkomsten tussen de mensen in plaats van te focussen op de verschillen. Deze leden vragen de reactie van de Staatssecretaris hierop. Deelt de Staatssecretaris deze opvatting, en zo ja hoe zal dit terug (moeten) komen in de uitwerking van de plannen?

15.

Ik ben het ook met deze opvatting eens. Er bestaan verschillen tussen de cliënten uit de diverse sectoren, maar zeker ook overeenkomsten. Ik wil daarom ook niet uitsluiten dat vertrouwenspersonen die van oorsprong uit andere sectoren afkomstig zijn uiteindelijk ook werkzaam kunnen zijn in de VG- en PG-sector.

16.

De leden van de SP-fractie vinden dat de Staatssecretaris zich er wel heel gemakkelijk vanaf maakt door te zeggen dat het aan betrokken partijen is om de functie van CVP binnen zijn visie verder in te vullen. Wie is nu waar verantwoordelijk voor en hoe gaat dit proces nu verder? Welke garanties heeft de Staatssecretaris gekregen van het veld dat het dit verder ontwikkelt? Kan de Staatssecretaris deze garanties de Kamer doen toekomen? Genoemde leden verwachten een uitgebreide toelichting op dit punt.

16.

Ik vind dat het aan de beroepgroep en aan de aanbieders van vertrouwenswerk is om verdere invulling te geven aan de functie van CVP. Net als dit bij andere beroepsgroepen normaliter het geval is. Wel heb ik aangegeven bereid te zijn om met steun via de landelijke faciliteit te helpen de beroepsontwikkeling te versnellen. Ik ben hierover in gesprek met BeVeZo en de aanbieders van vertrouwenswerk. Daarnaast zal ik mede op basis van de nadere invulling door partijen de amvb op grond van de Wzd vormgeven, waaraan de aanbieders van PG- en VG-zorg zich vervolgens dienen te houden.

17.

Tot slot hebben de leden van de SP-fractie vragen over de onafhankelijke vertrouwenspersonen in de jeugdhulpverlening. Zij maken zich grote zorgen over de berichtgeving dat het onafhankelijke vertrouwenswerk na 2017 niet meer collectief georganiseerd en gefinancierd gaat worden. Kan de Staatssecretaris nader toelichten waarom de VNG heeft besloten te stoppen met de financiering en aansturing van de instellingen die verantwoordelijk zijn voor vertrouwenswerk in de jeugdhulpverlening? Deelt de Staatssecretaris de mening van deze leden dat de continuïteit van onafhankelijk vertrouwenswerk aan kinderen en jongeren hiermee onder zware druk komt te staan en dat voorkomen moet worden dat zorginstellingen overladen worden met verschillende vertrouwenspersonen afkomstig uit verschillende gemeenten? Is de Staatssecretaris voornemens te kijken naar een regeling om onafhankelijk vertrouwenswerk collectief te regelen in de jeugdhulpverlening? Kan de Staatssecretaris voorts reageren op de zorgen die

AKJ-Vertrouwenspersonen in de jeugdhulp hierover heeft? Deze leden verwachten een uitgebreide reactie op dit punt en zij willen weten welke maatregelen de Staatssecretaris gaat treffen om onafhankelijke vertrouwenspersonen in de jeugdhulpverlening te waarborgen.

17.

De Buitengewone Algemene Bestuursvergadering van de VNG heeft op 30 november 2016 unaniem ingestemd met de constructie om via een abonnement per inwonertal te betalen voor (onder meer) het vertrouwenswerk jeugd. De VNG is momenteel doende om dit te regelen.

Daarmee is de financiering van de onafhankelijke vertrouwenspersoon ook na 2017 gegarandeerd.

Ik ga er van uit dat gemeenten de wetgeving inzake staatssteun en aanbesteding daarbij in acht nemen.

Inbreng CDA-fractie

1.

De Staatssecretaris schrijft dat de rollen van CVP (cliënt) en klachtenfunctionaris op grond van de Wkkgz (onpartijdig) in één functie verenigd kunnen worden. Dat vragen deze leden zich af. Waarom denkt de Staatssecretaris dat deze twee rollen verenigbaar zijn in één functie? Kan de Staatssecretaris zich incidenten, zaken voorstellen waarbij die twee rollen haaks op elkaar staan?

De leden van de CDA-fractie denken bijvoorbeeld aan grensoverschrijdend gedrag waarmee een cliënt zich bij een vertrouwenspersoon meldt. Ziet de Staatssecretaris dit probleem ook en denkt hij niet dat dit spanning, problemen oproept in de praktijk?

1.

Op grond van diverse gesprekken met veldpartijen zijn de Minister en ik tot de conclusie gekomen dat, zeker waar het om situaties gaat waar er sprake kan zijn van een heftige inbreuk op de persoonlijke vrijheid van cliënten en patiënten, zoals bij onvrijwillige zorg, maar ook in situaties waar de leden van de CDA-fractie aan refereren, het uiteindelijk niet verstandig is de functies van vertrouwenspersoon en klachtenfunctionaris Wkkgz te combineren. De Minister en ik zijn het met deze leden eens dat dit spanning of problemen kan oproepen in de praktijk. In dergelijke situaties mag er voor de cliënt of patiënt geen enkele twijfel over bestaan dat degene die hem bijstaat, bijvoorbeeld in geval van grensoverschrijdend gedrag, onvoorwaardelijk aan zijn kant staat. Ik ben daarom voornemens om, met het oog op de positionering van de vertrouwenspersoon als onafhankelijke en partijdige functie voor cliënten en patiënten, deze combinatie van functies uit te sluiten in de amvb op grond van artikel 57, vierde lid, Wzd, waarin ik nader regels ga stellen met betrekking tot de onafhankelijkheid en partijdigheid van de functie van CVP.

2.

De Staatssecretaris stelt in zijn beleidsbrief dat de «de zorgaanbieder» financieel verantwoordelijk is voor de cliëntenvertrouwenspersoon. Kan de Staatssecretaris de leden van de CDA-fractie nader toelichten hoe hij dat concreet wil regelen omdat deze brief ook spreekt over de CVP die werkzaam is in de domeinen Zvw, Wmo 2015 en Jeugdwet.

2.

Net als dit bij cliëntondersteuning het geval is, zal de uitvoering van het vertrouwenswerk bij de aanbieders van vertrouwenswerk worden gelegd. Over de inkoop van vertrouwenswerk en de voorwaarden daaromtrent treed ik nog nader in overleg met alle betrokken partijen.

3.

De leden van de CDA-fractie vragen een toelichting waarom vertrouwenswerk in de geestelijke gezondheidszorg wordt gefinancierd door VWS terwijl vertrouwenswerk in de ouderenzorg en de gehandicaptenzorg voor rekening komt van de zorgaanbieders?

3.

In de GGZ is er voor gekozen om, met het oog op de onafhankelijkheid van het vertrouwenswerk, deze functie los van de actoren binnen de zorg te organiseren en te positioneren. Als gevolg van deze keuze ligt financiering vanuit het Rijk voor de hand. In mijn brief heb ik beargumenteerd dat het vertrouwenswerk in de VG- en PG-sector zo mogelijk minder juridiserend en meer verbindend en bemiddelend van aard is, en dat ik in deze sectoren meer een relatie zie tussen de inzet van het vertrouwenswerk en de uitkomsten van goede zorg. Daarom vind ik dat, net zoals de zorgaanbieder verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de geboden zorg, hij dit ook is voor de beschikbaarheid van een CVP voor de cliënten die bij hem in zorg zijn. In artikel 57, eerste lid, Wzd is dit vastgelegd. Vanwege het belang van de positie van de CVP – onafhankelijk en onvoorwaardelijk aan de kant van de cliënt – wil ik echter niet dat de CVP in dienst kan zijn van de zorgaanbieder. Om toch uitdrukking te geven aan de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder kies ik er voor om de kosten van de CVP in de VG- en PG-sector voor rekening van de zorgaanbieders te doen komen.

Inbreng PVV-fractie

1.

De leden van de PVV-fractie vragen welke aanvullende maatregelen danwel oplossingen er zijn om de CVP in beeld te krijgen bij VG- en PG-cliënten. Deze leden ontvangen graag enkele voorbeelden.

1.

Ik vind het primair aan de beroepsgroep, de aanbieders van vertrouwenswerk, de zorgaanbieders en – niet in de laatste plaats – de cliënten zelf om te beoordelen welke maatregelen dan wel oplossingen ertoe kunnen bijdragen om de functie en benaderbaarheid van de CVP voortdurend actief onder de aandacht te brengen bij de cliënten en hun vertegenwoordigers, en welke faciliteiten daarbij van de zijde van de zorgaanbieder nodig zijn, en om hier goede afspraken over te maken. In het bijgaande rapport «Cliëntenvertrouwenspersoon; De kosten van vertrouwenswerk op grond van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten» wordt hiervoor een aantal handvatten gegeven.


X Noot
1

Kamerstuk 25 424, nr. 327

X Noot
2

Kamerstuk 25 424, nr. 286

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven