25 424 Geestelijke gezondheidszorg

Nr. 249 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 september 2014

Op 30 oktober 2013 is de Regeling zorgvraagzwaarte cGGZ vastgesteld (Stcrt. 2013, nr. 30961). Op 31 oktober 2013 is deze aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 25 424, nr. 233). Op 21 maart 2014 heb ik een verslag van een schriftelijk overleg met de Tweede Kamer over dit onderwerp naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuk 25 424, nr. 243).

Met de Regeling zorgvraagzwaarte cGGZ wordt aan zorgaanbieders in de curatieve geestelijke gezondheidszorg (cggz) de verplichting opgelegd om de zorgvraagzwaarteindicator op de declaratie te vermelden indien de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), daartoe een declaratieregeling zou vaststellen. De NZa heeft die declaratieregeling inmiddels vastgesteld. Hierdoor is sinds 1 januari 2014 de verplichting van kracht om de zorgvraagzwaarteindicator op de ggz-declaratie te vermelden.1

Een concept van de Regeling zorgvraagzwaarte cGGZ is destijds ter toetsing voorgelegd aan het College bescherming persoonsgegevens (CBP). Het CBP heeft op 4 september 2013 geadviseerd (Bijlage bij Kamerstuk 25 424, nr. 229). Het advies van het CBP is in de definitieve regeling verwerkt.2

In de toelichting bij de Regeling zorgvraagzwaarte cGGZ is ingegaan op de keuze voor de wijze waarop de zorgvraagzwaarteindicator aan verzekeraars moet worden verstrekt en waarom er, bij gebrek aan een andere wijze die minder belastend is voor de bescherming van persoonsgegevens van patiënten en verzekerden, voor vermelding van de zorgvraagzwaarteindicator op de declaratie is gekozen.

Begin juni is vanuit GGZ Nederland, de Nederlandse Vereniging voor Vrijgevestigde Psychologen en Psychotherapeuten (NVVP), de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP), het Nederlands Instituut voor Psychologen (NIP) en het Landelijk Platform GGZ evenwel aangegeven dat deze partijen mogelijkheden zien voor een minder privacybelastende manier om de zorgvraagzwaarteindicator aan verzekeraars te leveren, dan door middel van vermelding op de ggz-factuur. Zij gaven daarbij tevens aan te overwegen om de verplichting de zorgvraagzwaarteindicator op de ggz-factuur te vermelden, te laten toetsen door de rechter door middel van een kort geding. Alvorens hier echter eventueel toe over te gaan, wilden zij overleg met mij hierover voeren.

Omdat ik van mening ben, dat de privacy van patiënten niet meer moet worden belast dan strikt noodzakelijk, ben ik daarop het overleg hierover met deze partijen aangegaan, alsmede met Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Uit dat overleg is gebleken dat alle partijen de bereidheid hebben om de komende periode te onderzoeken of het daadwerkelijk mogelijk is een dergelijke alternatieve, minder privacybelastende wijze van verstrekking van de zorgvraagzwaarteindicator te ontwikkelen en te operationaliseren. Mits dit alternatief voldoet aan de door betrokken partijen (gezamenlijk) geformuleerde voorwaarden, werkbaar is en daadwerkelijk kan worden ontwikkeld en is geoperationaliseerd, ben ik er voorstander van dat deze alternatieve aanlevering de huidige verplichting om de zorgvraagzwaarte te vermelden op de ggz-declaratie, vervangt.

Het initiatief voor de ontwikkeling van een alternatieve manier van aanleveren ligt bij zorgaanbieders. Het alternatief heeft nog geen concrete vorm gekregen. Ter ondersteuning van het onderzoek naar de meest optimale manier van aanlevering van zorgvraagzwaartegegevens, heb ik ook enkele vragen voorgelegd aan het CBP.

Als met een geoperationaliseerde en werkbare alternatieve aanlevering van de zorgvraagzwaarteindicator dezelfde doelen kunnen worden bereikt als nu, maar dan op een minder privacybelastende manier, dan hecht ik eraan dat de zorgvraagzwaartegegevens op die minder privacybelastende manier worden aangeleverd. Daarom ben ik bereid om de huidige verplichting van zorgaanbieders om de zorgvraagzwaarteindicator aan te leveren aan verzekeraars op te schorten, zolang de ontwikkeling en operationalisering van de alternatieve aanlevering nog gaande is, doch uiterlijk tot 1 januari 2015.3 Een voorwaarde voor zo’n opschorting is wel dat de genoemde organisaties van zorgaanbieders, zorgprofessionals en patiënten mij schriftelijk informeren dat zij mij het bestuurlijke commitment geven dat zij een maximale inspanning zullen plegen om voor 1 december 2014 een alternatieve wijze van aanlevering uit te werken. Tijdens de opschorting kunnen verzekeraars ggz-declaraties waarop geen zorgvraagzwaarteindicator is gemeld, toch rechtmatig vergoeden.4 Zorgaanbieders mogen tijdens de opschorting de zorgvraagzwaarteindicator niet op de ggz-declaratie plaatsen.

Om dit te regelen, ben ik voornemens op korte termijn de «Regeling tijdelijke opschorting levering zorgvraagzwaarte cGGZ» vast te stellen. Daarin zal dan ook worden bepaald dat – mits de NZa daartoe een nadere regeling vaststelt – na afloop van deze opschorting de zorgvraagzwaartegegevens (die horen bij de declaraties die tijdens de opschorting zijn ingediend) alsnog door zorgaanbieders aan verzekeraars moeten worden aangeleverd. Dat moet dan hetzij op de (te zijner tijd) nieuw ontwikkelde en geoperationaliseerde alternatieve manier, hetzij (in het geval dat het toch niet lukt om zo’n werkbaar alternatief te ontwikkelen en te operationaliseren) op een manier waarbij de verzekeraar de zorgvraagzwaarteindicator alsnog kan koppelen aan de tijdens de opschorting ingediende declaraties.

Ik hoop u hiermee voorlopig voldoende te hebben geïnformeerd en zal u van de verdere ontwikkelingen op de hoogte houden.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
1

Behalve bij dbc’s persoonlijkheidsstoornissen, omdat bij deze dbc’s – volgens het rapport van de werkgroep zorgvraagzwaarte – het aantal behandelminuten tussen de zeven niveaus van de zorgvraagzwaarteindicator niet significant verschilt.

X Noot
2

Bij het uitbrengen van het advies heeft het CBP aangegeven dat het CBP vanzelfsprekend beschikbaar was voor nadere toelichting. Van die bereidheid heb ik gebruik gemaakt om zeker te stellen dat ik het advies van het CBP op juiste wijze kon duiden. De nadere toelichting op het advies heeft mij het vertrouwen gegeven dat ik het advies op de juiste wijze heb verwerkt.

X Noot
3

De opschorting duurt uiterlijk tot en met 31 december 2014 vanwege de procedures die de zorgverzekeraars moeten doorlopen ten behoeve van de aanlevering van gegevens voor de risicoverevening bij de zorgverzekering.

X Noot
4

Mits natuurlijk verder aan alle van toepassing zijnde declaratievereisten is voldaan.

Naar boven