25 424 Geestelijke gezondheidszorg

32 299 Ziekenhuiszorg

Nr. 228 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 september 2013

Bij brief van 20 juni 20131 heb ik uw Kamer het Eindrapport «Randvoorwaarden voor een monitorende rol door de Stichting PVP» van het VU Medisch Centrum, inclusief de eerdere studie «Onderzoek Monitorende functie van de Stichting PVP», doen toekomen. In mijn brief gaf ik aan na het zomerreces met een reactie op het eindrapport te komen. Met deze brief geef ik invulling aan die toezegging.

1. Aanleiding voor het rapport

Naar aanleiding van het debat2 over dwang en drang in de geestelijke gezondheidszorg heeft de Stichting Patiëntenvertrouwenspersonen (Stichting PVP)3 aangegeven te willen onderzoeken in hoeverre het zinvol en passend is om de taken en werkzaamheden van de patiëntenvertrouwenspersoon uit te breiden met een monitorende functie. Deze vraag kwam voort uit de behoefte aan meer en directer zicht op de dagelijkse situatie op gesloten afdelingen, en de zorgen omtrent het bestaan en de ontwikkeling van «blinde vlekken» in teams in de acute psychiatrie. Door regelmatig en voor langere periode te monitoren op met name gesloten afdelingen zouden structurele misstanden mogelijk in een eerder stadium aan het licht kunnen komen.

In opdracht van de Stichting PVP is door het VU Medisch Centrum onderzocht of het wenselijk is de signalerende rol van de PVP te versterken en uit te breiden in de vorm van een kwalitatief monitorende functie en hoe de eventuele invulling van deze monitoringsfunctie zou kunnen worden vormgegeven.

2. Reactie van de minister van VWS

De aanpak en visie op het gebied van het terugdringen van dwang en drang heeft in de afgelopen jaren veel veranderingen doorgemaakt, die zorgden voor een cultuuromslag in de ggz. Het besef is al langer doorgedrongen dat in het kader van het terugdringen van dwang en drang (gedwongen) opnames en dwangtoepassingen zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Met de middelen uit de beleidsregel dwang en drang zijn goede alternatieven ontwikkeld om dwang en drangtoepassingen te verminderen. Dat heeft ertoe geleid dat het aantal separaties is gedaald. Dit is onder meer bereikt door het uitwisselen van best practices, een goede registratie van vrijheidsbeperkende interventies en door het meerjarig toezichtproject van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). Van 2008 tot 2013 heeft de IGZ met een intensief, meerjarig toezichtproject, waarbij alle gesloten GGZ-afdelingen meermaals zijn bezocht, ingezet op toezicht op terugdringen van separeren. Per 2013 heeft de IGZ ingezet op verdere reductie via onder andere verplichte consultatie bij separaties.

Gelet op deze ontwikkelingen met betrekking tot het terugdringen van dwang en drang heb ik de onderzoeksresultaten bezien tegen het licht van de huidige context en de veranderende tijdgeest.

De PVP en de IGZ hebben ieder hun eigen rol in de onvrijwillige zorg.

  • De PVP is de onafhankelijke ondersteuner van patiënten in de GGZ. Vanuit die positie kan de PVP signalen opvangen die mogelijk uit het zicht kunnen blijven van zorgaanbieders en de toezichthouder. De PVP kan een tekortkoming in de structuur en het functioneren van een organisatie signaleren en dit melden aan de IGZ. Alle signalen en meldingen van de Stichting PVP worden door de IGZ in behandeling genomen. De IGZ betrekt de signalen die zij van de PVP ontvangt bij haar toezicht en bij de eventuele inzet van haar handhavingsinstrumentarium.

  • De IGZ houdt toezicht op de veiligheid en kwaliteit van zorg (verticaal toezicht). De IGZ heeft in haar meerjarenbeleidsplan4 voor 2012 – 2015 het terugdringen van dwang en drang en het toezicht hierop expliciet als speerpunt benoemd. Zoals gezegd heeft de IGZ de afgelopen jaren intensief toezicht gehouden op het beleid rond terugdringen van dwang en drang en zal dit ook blijven doen.

Het Eindrapport «Randvoorwaarden voor een monitorende rol door de Stichting PVP» van het VU Medisch Centrum laat zien dat monitoring in de GGZ nuttig en waardevol kan zijn. De dialogische en horizontale invulling van het monitoren is, volgens het onderzoek, de kracht van het instrument waarin het leren en in dialoog zoeken naar verbeteringen centraal staat. Ik onderschrijf de conclusies van de onderzoekers. Horizontale monitoring kan een mooi aanvullend instrument zijn, naast het interne toezicht door de raad van toezicht en cliëntenraden, de huidige signalerende taak van de PVP en het verticale toezicht van de IGZ. Dit sluit ook aan bij de onderzoeksresultaten dat het tegemoet komt aan de behoefte van professionals op de werkvloer om zelf de kwaliteit van zorg te verbeteren. Het verbeteren van de kwaliteit van zorg is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van het veld zelf. De verantwoordelijkheid voor de inhoud van het instrument en de verdere ontwikkeling ligt wat mij betreft bij de veldpartijen, zoals gebruikelijk is bij de ontwikkeling van normen, richtlijnen en kwaliteitsinstrumenten.

Zoals het onderzoek aangeeft dient het instrument monitoring nog verder te worden ontwikkeld, zodat het kan bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit van zorg.

De betrokkenen in het onderzoek hebben aangegeven dat de Stichting PVP een geschikte partij is om monitoring uit te voeren. Aangezien monitoring als nieuwe functie specifieke vaardigheden, kennis en ervaring vereist, zijn op het gebied van deze noodzakelijke professionalisering aanbevelingen geformuleerd. Ik onderschrijf deze aanbevelingen en ga ervan uit dat veldpartijen dit eveneens betrekken bij de verdere ontwikkeling en verfijning van het instrument monitoring en dat concrete afspraken tot stand komen.

Gezien de verbeteringen die het monitoren gedurende de periode van het onderzoek hebben opgeleverd op het gebied van de kwaliteit van zorg, heb ik er vertrouwen in dat alle betrokken partijen deze positieve ontwikkeling zullen voortzetten. Ik zal deze ontwikkelingen blijven volgen.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
1

Kamerstuk 32 299, nr. 19

X Noot
2

Handelingen II 2010/11, nr. 33

X Noot
3

De Stichting Patiëntenvertrouwenspersonen kent haar oorsprong in de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen. De patiëntenvertrouwenspersoon is de onafhankelijke ondersteuner van patiënten in de GGZ.

X Noot
4

Meerjarenbeleidsplan IGZ 2012 – 2015 «Voor gerechtvaardigd vertrouwen in verantwoorde zorg II».

Naar boven