25 422 Opwerking van radioactief materiaal

Nr. 262 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 december 2019

Tijdens het VAO Nucleaire Veiligheid van woensdag 18 december (Handelingen II 2019/20, nr. 38, VAO Nucleaire Veiligheid) heeft het lid Kröger een motie ingediend over Urenco (Kamerstuk 25 422, nr. 261). De strekking van deze motie is een verzoek aan de regering om zich op alle mogelijke manieren, waaronder door middel van het aandeelhouderschap van het Ministerie van Financiën in Urenco, in te spannen om de export van verarmd uranium naar Rusland te stoppen en te zorgen voor een adequate verwerking van het verarmde uranium.

Het lid Kröger vroeg tijdens het VAO om een schriftelijke appreciatie van de motie namens het kabinet.

Voor het kabinet is het borgen van de publieke belangen van non-proliferatie en veiligheid prioriteit. Uranium, en daarmee ook Urenco, als bedrijf dat uranium bewerkt, is onderworpen aan een uitgebreid stelsel van vergunningen en (internationaal) toezicht om veiligheid, non-proliferatie en civiel eindgebruik van het uranium te waarborgen. Dit stelsel is uiteengezet in de brief van de Minister voor Milieu & Wonen van 11 december 2019, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de Minister van Financiën en mijzelf (Kamerstuk 25 422, nr. 260).

Nederland heeft in 1970 het Verdrag van Almelo getekend, waarmee Nederland, het Verenigde Koninkrijk en Duitsland samenwerken aan de ontwikkeling en exploitatie van de verrijkingstechnologie door Urenco. Nederland is hieraan gecommitteerd. Krachtens het Verdrag van Almelo wordt toezicht gehouden op proliferatie- en veiligheidsrisico’s door een Joint Committee bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten die partijen zijn bij dat verdrag (Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Nederland). Nederland wordt in het comité vertegenwoordigd door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK), in nauwe samenwerking met het Ministerie van Buitenlandse Zaken inzake non-proliferatie-aangelegenheden. In dit comité worden zorgvuldige afwegingen gemaakt, waarbij zorgvuldig wordt gekeken naar de proliferatie- en veiligheidsrisico’s. Dit is de kerntaak van het comité.

Binnen dit toezicht en de waarborgen en kaders die in deze brief en eerder brieven beschreven zijn, is het sluiten van contracten de verantwoordelijkheid van Urenco. Daarom ontraad ik de motie.

Geen afval maar grondstof

Verarmd uranium dat ontstaat bij het verrijkingsproces kán hergebruikt worden; door herverrijking kan er een tussenproduct van gemaakt worden voor de productie van brandstof voor kernreactoren. In dat geval is het verarmd uranium een grondstof en geen afval. In 2008 heeft de Raad van State dat bevestigd. Het is toegestaan het verarmd uranium als grondstof te vervoeren en te exporteren mits in bezit van de juiste vergunningen, waarmee onder meer wordt getoetst of er wordt voldaan aan de van toepassing zijnde nationale en internationale voorschriften en eisen ten aanzien van de veiligheid en de beveiliging.

Gebruik voor militaire doeleinden

Uranium, en daarmee ook Urenco, is onderworpen aan een uitgebreid stelsel van vergunningen en (internationaal) toezicht om veiligheid, non-proliferatie en civiel eindgebruik van het uranium te waarborgen.

Zo zijn bijvoorbeeld landen die partij zijn bij het internationale Non-proliferatieverdrag (NPV),waaronder ook Rusland, gebonden aan verplichtingen die voortvloeien uit dit verdrag. Het NPV verbiedt o.a. de proliferatie van kernwapens en bevordert het vreedzame gebruik van nucleaire technologie.

Voorts is voor de export buiten de EU, naast een vervoersvergunning, altijd een exportvergunning vereist. De vergunning wordt slechts afgegeven onder strikte voorwaarden waarmee de veiligheid is gegarandeerd. Zo is er een formele overheidsgarantie (Government-to-Government Assurance) vereist over civiel eindgebruik, fysieke beveiliging en eventuele wederexport. Een verdere vereiste is dat het materiaal te allen tijden onder toezicht van het IAEA staat. Deze werkwijze vloeit voort uit de richtlijnen van de Nuclear Suppliers Group (NSG) waar de drieverdragspartijen van Urenco (Duitsland, Nederland en het Verenigde Koninkrijk) en ook Rusland lid van zijn.

Op Urenco rust een internationale verplichting een splijtstoffenboekhouding te voeren. Toezicht hierop wordt gevoerd in het kader van het Euratom-verdrag en het Non-proliferatieverdrag door Euratom respectievelijk het IAEA. Daarmee wordt ook toezicht gehouden op de omvang van de aan- en afvoerstromen van splijtstoffen.

Transportveiligheid

De ANVS is verantwoordelijk voor het verlenen van de vervoersvergunningen op grond van de Kernenergiewet. Voor het vervoer van uranium op Nederlands grondgebied, ook in geval van doorvoer, is een vervoersvergunning nodig. Bij de vergunningverlening hanteert de ANVS als toetsingskader de Kernenergiewet, het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen en de Algemene wet bestuursrecht. Daarbij wordt getoetst of er wordt voldaan aan de van toepassing zijnde nationale en internationale eisen ten aanzien van de veiligheid en de beveiliging. Aan de vergunning worden voorschriften hierover verbonden. Aan elke vervoersvergunning wordt ook het voorschrift verbonden, dat het transport alleen mag plaatsvinden indien de vergunninghouder voorafgaand aan ieder transport zich ervan heeft vergewist dat de ontvanger bevoegd is de splijtstoffen te ontvangen. Dit houdt in dat er ook een geldende invoer/uitvoer(export)vergunning aanwezig moet zijn. De vervoersvergunning wordt verleend voor een periode van maximaal drie jaar. Ik merk op dat indien aan de eisen voor de veiligheid en de fysieke beveiliging wordt voldaan, er geen juridische gronden zijn om deze vergunning te weigeren.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Naar boven