25 268 Zelfstandige bestuursorganen

Nr. 200 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 juni 20021

De Vaste Kamercommissie Financiën (VKF) heeft op voorstel van lid Alkaya (SP) mij middels een brief van de griffier van de VKF van 17 mei jl. verzocht om een schriftelijke appreciatie van het CBS-bericht van 21 april 20211. Uit dit bericht blijkt dat de vermogensongelijkheid groter is dan eerder werd gedacht omdat de methodiek om aanmerkelijk belang te meten is verbeterd. Ik voldoe graag aan het verzoek van de VKF.

Uit de verbeterde vermogensstatistiek van het CBS blijkt dat het totale vermogen van Nederlandse huishoudens volgens de nieuwe berekening fors hoger ligt dan eerder werd aangenomen. In 2019 bedroeg het gezamenlijke vermogen van huishoudens 1669 miljard euro. Dat is 132 miljard meer dan eerder was berekend. Het verschil komt vooral doordat het vermogen uit «aanmerkelijk belang» nu wordt ingeschat op 368 miljard euro, dat is 147 miljard euro hoger dan eerder gedacht. Een huishouden heeft een aanmerkelijk belang als het 5 procent of meer van de aandelen in een bedrijf bezit. Ruim 95 procent van dit vermogen uit aanmerkelijk belang is in handen van de rijkste 10 procent van de bevolking. Op basis van de nieuwe berekeningen concludeert het CBS dat de ongelijkheid tussen rijke en arme Nederlanders groter is dan eerder gedacht.

Al eerder kwam het Ministerie van Financiën in het ambtelijk traject «Bouwstenen voor een beter belastingstelsel» tot vergelijkbare conclusies over de totale omvang van het aanmerkelijk belang van Nederlandse huishoudens2. Voor de beleidsvorming acht ik het van groot belang dat zo goed mogelijk inzicht bestaat in de hoogte van de verschillende soorten vermogens van huishoudens en hoe deze vermogens zijn verdeeld over Nederlandse huishoudens. Verbeteringen van de meetmethodiek van het vermogen zoals ontwikkeld door het CBS juich ik dan ook van harte toe.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

Naar boven