25 268 Zelfstandige bestuursorganen

Nr. 140 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 december 2016

Op grond van artikel 39 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen ontvangen de beide Kamers der Staten-Generaal elke vijf jaar een verslag ten behoeve van de beoordeling van de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het functioneren van een zelfstandig bestuursorgaan. De basis voor dit verslag wordt gevormd door een evaluatieonderzoek. Hierbij bied ik u het rapport aan inzake de vierde wettelijke evaluatie van de Dienst Wegverkeer (hierna: RDW). De evaluatie is uitgevoerd door het onafhankelijke adviesbureau Andersson Elffers Felix (hierna: AEF). Het rapport treft u als bijlage bij deze brief aan1.

De evaluatie laat een zeer positief beeld zien over het functioneren van de RDW. AEF constateert dat «de RDW een doelmatig en doeltreffend opererende organisatie is waarvan ook de governance op orde is. De organisatie wordt professioneel aangestuurd, heeft de reguliere werkprocessen op orde en is tegelijk ook innovatief. De RDW werkt voortdurend aan het verder verbeteren en vernieuwen van de organisatie. Ook internationaal staat de RDW goed aangeschreven en speelt de organisatie een invloedrijke rol.»

De aandachtspunten die AEF ziet voor het functioneren van de RDW zijn dan ook beperkt. AEF geeft aan dat de aanbevelingen die zij doet vooral zijn gericht op verdere optimalisatie en geen omvangrijke verbeteringslagen impliceren. Tevens constateert AEF dat de aanbevelingen uit de vorige evaluatie, voor zover destijds door mij zijn overgenomen, zijn opgevolgd. Met betrekking tot de aanbeveling over de doelmatigheid van de dienstverlening constateert AEF dat met de aanvullende afspraken tussen het ministerie en de RDW de gewenste transparantie is bereikt.2

Op grond van artikel 18 van de Beleidsregels sturing van en toezicht op de Dienst Wegverkeer is de RDW verzocht om een reactie op het rapport. Naar aanleiding daarvan heeft de directie van de RDW aangegeven dat zij de aanbevelingen uit het rapport ter harte neemt en zal betrekken bij haar activiteiten gericht op de implementatie van de in 2016 herijkte strategie van de organisatie en de verdere verbetering van haar publieke taakuitvoering. De aanbevelingen gericht op het meer centraal stellen van de wensen van (keten) partners en klanten, het behoud van kennis en vaardigheden, het vergroten van de bijdrage van de RDW aan duurzaamheid en de horizontale samenwerking om gesteld te staan voor komende ontwikkelingen, kunnen hier een plek in vinden. Voorts zal ik in samenspraak met de RDW bezien hoe de door AEF aanbevolen actieve monitoring van de strategische doelen en het continue aandacht blijven houden voor de rolverdeling tussen IenM en de RDW in internationaal verband gezamenlijk verder vorm kan worden gegeven.

Ik ben verheugd over de conclusie van AEF dat de RDW een doelmatig en doeltreffend opererende organisatie is, waarvan ook de governance op orde is. De aanbevelingen die AEF doet, zijn herkenbaar en zullen voortvarend worden opgepakt.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Over de opvolging van de aanbevelingen uit de 3e wettelijke evaluatie van de RDW is het parlement bij gelegenheid van de aanbieding van die evaluatie geïnformeerd. Zie hiervoor Kamerstuk 29 398, nr. 265.

Naar boven