24 587 Justitiële Inrichtingen

Nr. 592 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 26 juni 2014

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris Veiligheid en Justitie van over de brief van 14 mei 2014 inzake capaciteit justitiële jeugdinrichtingen (Kamerstuk 24 587, nr. 580).

De vragen, alsmede de daarop op 25 juni 2014 gegeven antwoorden, zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Jadnanansing

De griffier van de commissie, Hessing-Puts

Inhoudsopgave

I.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

1.

Inleiding

2

 

2.

Prognose en huidige bezetting

3

 

3.

Adolescentenstrafrecht

3

 

4.

Sluiting JJI Amsterbaken

4

 

5.

Slot

9

       

II.

Reactie van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

9

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de hierboven genoemde brief. Het plan voorziet in een substantiële vermindering van de operationele capaciteit in de justitiële jeugdinrichtingen (JJI’s). Deze leden hebben begrip voor de noodzaak maatregelen te treffen vanwege de aanhoudende onderbezetting in de JJI’s die veroorzaakt wordt door de trendmatige daling van de jeugdcriminaliteit. Wel hebben zij enkele vragen en opmerkingen over de besluitvorming.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de bovengenoemde brief.

De leden van de SP-fractie hebben met ongenoegen kennisgenomen van het besluit om over te gaan tot sluiting van JJI Amsterbaken. Deze leden vragen waarom JJI Amsterbaken moet sluiten. De redenen die worden aangedragen zijn volgens voornoemde leden onvoldoende uitgewerkt en onderbouwd. Er wordt gesproken over grootschalige leegstand. Kan worden aangegeven hoe groot de leegstand is bij JJI Amsterbaken? Klopt het dat juist de laatste tijd er geen sprake is van een daling van de criminaliteit maar eerder van een stabilisatie?1 Waarop is het gebaseerd dat er in dat geval minder plekken nodig zijn? Ligt niet eerder behoud van de huidige capaciteit voor de hand?

De leden van de CDA-fractie hebben met zorg kennisgenomen van bovengenoemde brief. Vooropgesteld lijkt de aanleiding voor deze beslissing positief te zijn. Er wordt uitgegaan van een daling van de jeugdcriminaliteit. Deze leden zijn over die ontwikkeling uiteraard positief gestemd. Zij spreken hun waardering uit voor de tomeloze inzet van medewerkers in de gehele keten om criminele jongeren te weerhouden van het opnieuw bewandelen van criminele paden en ondersteunen van harte hun inspanningen om deze jongeren naar passend onderwijs en werk te begeleiden. Voornoemde leden hebben enkele vragen, die zij graag voorafgaand aan het algemeen overleg over JJI’s op 2 juli 2014 beantwoord zouden zien.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de plannen omtrent de JJI’s en in het bijzonder de sluiting van JJI Amsterbaken. Deze leden hebben vragen bij de voorgenomen sluiting en de gevolgen voor het lange termijnbeleid voor de JJI's.

2. Prognose en huidige bezetting

De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de aanhoudende onderbezetting in de JJI’s wordt toegeschreven aan de daling van de jeugdcriminaliteit. Kan uiteen worden gezet waarom de jeugdcriminaliteit daalt en in hoeverre het regeringsbeleid hier invloed op heeft? Kan bij de beantwoording een onderscheid worden gemaakt tussen de hoogte van de pakkans, het veroordelingspercentage en de daadwerkelijke daling van jeugdcriminaliteit? Kan verder worden onderbouwd hoe tot de benodigde capaciteit wordt gekomen van 520 plaatsen in JJI’s in 2017? Is hierbij rekening gehouden met de extra plaatsen die nodig zijn door de invoering van het adolescentenstrafrecht en door de invoering van de maatregel ter beschikking stelling aan het onderwijs? Graag ontvangen deze leden een nadere toelichting hierop.

Voornoemde leden lazen in een artikel over de zorgen van de Amsterdamse recherchechef2 over toenemende zware criminaliteit onder jongeren. Hoe verhouden deze zorgen zich tot de prognoses van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC)? Is hiermee rekening gehouden bij de berekening van de benodigde capaciteit in het aantal plaatsen en soort plaatsen in JJI’s nu en in de toekomst?

Is bij deze onderbezetting en prognose ook rekening gehouden met (eventuele) consequenties van elektronische detentie (ED) bij jongeren? Graag ontvangen deze leden een nadere toelichting op de mogelijke effecten van invoering van ED voor JJI’s en consequenties voor de benodigde capaciteit in JJI’s en soort capaciteit, bijvoorbeeld nachtdetentie versus volledige detentie.

De leden van de PvdA-fractie zijn verheugd over het bericht dat het aantal jeugdige delinquenten is gedaald en dat die trend zich de komende jaren zal voortzetten. Deze leden zijn benieuwd naar de visie op deze daling. Wat is hiervan de reden? Is deze daling te koppelen aan het beleid van de laatste jaren? Voornoemde leden begrijpen dat dit thema nu geen onderwerp van discussie is, maar gaan ervan uit dat u hier op een later moment op terug komt.

Daarnaast willen deze leden weten of de aanpak van jeugdige criminelen de laatste jaren is veranderd waardoor er minder JJI-plaatsen nodig zijn. Zo ja, zou deze veranderende aanpak gevolgen kunnen hebben voor het aantal JJI-plaatsen in de toekomst? Zo ja, op welke manier?

De leden van de CDA-fractie vragen of de daling van jeugdcriminaliteit de komende jaren verder zal doorzetten of dat de cijfers uitwijzen dat meer moet worden uitgegaan van stabilisatie van het aantal jongeren dat opvang behoeft in een JJI.

3. Adolescentenstrafrecht

De leden van de SP-fractie vragen hoeveel extra plekken er straks binnen de JJI’s nodig zijn gezien het recentelijk in werking getreden adolescentenstrafrecht. Klopt het dat, in opdracht van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) zelf, een impactanalyse is uitgevoerd voor de uitvoering van het adolescentenstrafrecht? Is het juist dat uit deze impactanalyse blijkt dat door invoering van het adolescentenstrafrecht een toename in capaciteit wordt verwacht van ongeveer 129 plaatsen? Zo ja, waarom wordt gekozen voor sluiting van JJI Amsterbaken als straks die plekken weer noodzakelijk zijn? Bent u bereid ook deze impactanalyse naar de Kamer te sturen voorzien van een reactie? Klopt het dat de prognose van de benodigde capaciteit voor de komende jaren daarmee in totaal uitkomt op 715 plaatsen? Zo nee, kunt u dan onderbouwen waar de impactanalyse van JJI Amsterbaken en DJI over het adolescentenstrafrecht niet juist is? Graag ontvangen deze leden een uitgebreide analyse van de benodigde capaciteit.

4. Sluiting JJI Amsterbaken

De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de keuze van het sluiten van JJI Amsterbaken een weloverwogen keuze was. Graag ontvangen zij een nadere toelichting waarom specifiek voor sluiting van deze inrichting is gekozen, ook in het licht van het regionale spreidingsbeleid van de Rijksdienst en met name in het kader van het beleid om gedetineerden in de regio van herkomst te plaatsen. Kan verder worden toegelicht hoe voor een deel van deze jeugdige gedetineerden die nu nachtdetentie krijgen en overdag naar school, stage of werk gaan hierin na sluiting van JJI Amsterbaken voorzien wordt en wat de consequenties hiervan zijn voor deze jongeren?

Kan verder worden toegelicht waar de jongeren die een Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen (PIJ-maatregel) opgelegd hebben gekregen terechtkomen en wat de consequenties hiervan zijn?

Kan worden aangegeven welke alternatieve scenario’s, zoals niks doen, kaasschaafmethode, sluiting van één of meer andere JJI’s of anderszins, overwogen zijn, wat de consequenties zijn van elk van deze keuzes en waarom er niet voor deze alternatieven is gekozen? Kan daarbij expliciet worden ingegaan op de wijze waarop de keuze voor sluiting van JJI Amsterbaken zich verhoudt tot de doelen die de stelselherziening jeugdzorg nastreeft? Kan daarbij ten slotte ook worden ingegaan op afstand in reistijd, in tijd en de kosten van vervoer voor ouders, netwerk, maar ook professionals ingeval van sluiting JJI Amsterbaken ten opzichte van de nu voorziene alternatieve plaatsing in een andere JJI? Hoe zou dat plaatje eruitzien als voor sluiting van één of meerdere andere JJI’s zou zijn gekozen?

Tot slot vragen deze leden of deze inrichting vastgoed van het Rijk betreft en welke mogelijke nieuwe bestemming hieraan gegeven kan worden.

De leden van de PvdA-fractie moeten naast de vreugde over de afgenomen jeugdcriminaliteit ook constateren dat dit grote gevolgen zal hebben voor de jongeren die daar gedetineerd zijn. Zij vragen waar de jongeren (waarschijnlijk) herplaatst zullen worden. Hoe groot is het recidivepercentage van jongeren die in JJI Amsterbaken hebben gezeten? Hoe verhoudt dit getal zich tot de landelijke percentages? Is de kwaliteit van de behandeling in JJI Amsterbaken en de recidivecijfers onderdeel geweest bij de besluitvorming? Zo nee, zou het besluit anders zijn uitgevallen als de kwaliteit en de recidivecijfers wel zouden zijn betrokken bij de besluitvorming?

Voornoemde leden vragen of het waar is dat een groot deel van de gedetineerde jongeren in JJI Amsterbaken uit Amsterdam en de naaste omgeving komt? Zo nee, hoeveel procent van de jongeren komt dan uit Amsterdam? Zo ja, deelt u de mening dat het voor deze grote groep jongeren lastig wordt om succesvol te resocialiseren in de samenleving doordat de resocialisatie niet zal plaatsvinden in de eigen woonomgeving?

Bent u van mening dat het belangrijk is dat jongeren resocialiseren in hun eigen omgeving en dat dit belangrijk is om recidive tegen te gaan? Zo ja, waarom is dit niet doorslaggevend geweest bij de gemaakte afweging? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PvdA-fractie vragen of het bij u bekend is dat een aantal jongeren uit de Top600 op dit moment in de JJI Amsterbaken verblijft. Deelt u de mening van de burgemeester van Amsterdam dat de Top600-aanpak is gebaat bij het plaatsen van jongeren in JJI Amsterbaken en dat JJI Amsterbaken een cruciale rol speelt in die Top600-aanpak? Zo nee, waarom niet?

Bent u van mening dat de specifieke aandacht en begeleiding die deze jongeren nu krijgen ook bij uitstroom uit een andere JJI tot vergelijkbaar resultaat zal leiden? Kunt u het antwoord toelichten?

Voornoemde leden vragen of de gegevens in de brieven van de burgemeester van Amsterdam en de directie van JJI Amsterbaken, waaruit blijkt dat de bezettingsgraad in JJI Amsterbaken hoog is, juist zijn. Is het waar dat JJI Amsterbaken jongeren heeft moeten weigeren omdat er geen plek was om ze te plaatsen? Zo nee, wat klopt er niet aan deze gegevens en wat zijn wel de juiste cijfers? Zo ja, welke rol hebben deze cijfers gespeeld bij de besluitvorming van de regering om JJI Amsterbaken te sluiten?

Deze leden vragen wat de gevolgen zijn van het besluit om JJI Amsterbaken te sluiten voor de jongeren die in nachtdetentie zitten en overdag naar school gaan. Zullen zij hun school of opleiding in een andere JJI op vergelijkbaar niveau en met vergelijkbare mogelijkheden kunnen voortzetten? Zo nee, acht u dat wenselijk?

In hoeverre zal het toekomstige beleid zoals de invoering van het adolescentenstrafrecht en de ter beschikking stelling aan het onderwijs (TBO-maatregel) gevolgen hebben voor de toekomst van de JJI’s? Acht u de mogelijkheid reëel dat het adolescentenstrafrecht ertoe kan leiden dat rechters vaker besluiten om jongvolwassenen in een JJI te plaatsen? Zo nee, waarom niet?

Heeft het sluiten van JJI Amsterbaken effect op de instroom bij jeugdzorg en jeugdzorgplus instellingen in Amsterdam en omgeving? Zo ja, welke?

Acht u de kans aanwezig dat rechters bij gebrek aan plaatsing in een strafrechtelijk kader in Amsterdam, als alternatief, zullen overgaan tot plaatsing in een jeugdzorginstelling? Zo ja, waarom en hoe groot is die kans? Zo nee, waarom niet?

De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre u heeft kunnen spreken met betrokken ketenpartners en JJI Amsterbaken zelf. Kan de impactanalyse van JJI Amsterbaken naar de Kamer worden gestuurd voorzien van een reactie van de Staatssecretarissen van Veiligheid en Justitie en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport?

Deze leden zijn benieuwd of bekend is dat de meeste jongeren in JJI Amsterbaken uit de regio van Amsterdam komen en deze JJI vooroploopt als het onder andere gaat om forensische pleegzorg, resocialisatie en de succesvolle samenwerking hierop? Bovendien is JJI Amsterbaken betrokken bij de intensieve forensische ketenaanpak voor de groep van Top600. Hoe denkt u dat dit in de toekomst opgevangen zal worden? Hoe zal de ketenaanpak succesvol voortgezet kunnen worden? Ziet u de meerwaarde van JJI Amsterbaken, juist omdat de meeste jongeren in hun eigen regio worden opgevangen en behandeld? Erkent u dat dit nu verloren gaat als al deze jongens nu vele kilometers verder worden geplaatst? Ziet u dat mede door de bezuinigingen hulpverleningsinstanties ook niet de mogelijkheid hebben om zo veel kilometers te maken en dat dit ten koste zal gaan van de ketensamenwerking? Deelt u de mening dat hier sprake is van kapitaalvernietiging? Zo nee, waarom niet?

Op welke manier zal de specifieke jeugdproblematiek in de stadsregio Amsterdam doeltreffend aangepakt kunnen worden als er straks geen JJI meer is in die regio? Graag ontvangen deze leden een uitgebreide toelichting op de wijze waarop dit wordt opgepakt.

De leden van de SP-fractie vragen of kan worden aangegeven hoeveel plekken nachtdetentie er in totaal zijn. Hoeveel daarvan heeft JJI Amsterbaken? Deelt u de mening dat nachtdetentie bij uitstek een belangrijke vorm is omdat de jongere zijn/haar opleiding of werk kan voortzetten en dit de resocialisatie ten goede komt? Deelt u de mening dat juist JJI Amsterbaken, gezien de ligging in de stad Amsterdam, de mogelijkheid heeft om meer gebruik te maken van nachtdetentie? Hoe blijft de mogelijkheid tot nachtdetentie bestaan als jongeren niet meer in hun regio geplaatst kunnen worden?

Kan worden aangegeven hoe rechters tegen dit probleem aankijken? In hoeverre zullen rechters eerder overgaan tot een andere sanctie (niet zijnde (nacht-)detentie) wanneer de mogelijkheid voor nachtdetentie verdwijnt? Bent u bereid rechters hierop een reactie te vragen?

Voornoemde leden vragen of een overzicht kan worden gegeven van recedivecijfers van jongeren die in hun eigen regio zijn geplaatst en behandeld in een JJI ten opzichte van jongeren die buiten de regio zijn geplaatst in een JJI? Zo nee, bent u bereid dit te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?

De leden van de SP-fractie ontvangen graag een kostenoverzicht met daarin de hoogte van de bezuinigingen op korte en lange termijn en aan de andere kant de totale kosten die sluiting op korte en lange termijn met zich meebrengen. Wie is per 1 januari 2016 verantwoordelijk voor de bekostiging van het leegstaande gebouw en hoe worden deze kosten opgevangen? Wie is straks verantwoordelijk voor de hypotheek van 26 miljoen euro?

Voornoemde leden vragen of het klopt dat JJI Teylingereind en JJI Lelystad onvoldoende reguliere plaatsen hebben om alle jongeren uit het gebied van JJI Amsterbaken te plaatsen. Zo nee, waarom niet? Zo ja, betekent dit dan dus dat die jongeren nog verder weg geplaatst moeten worden? Waar zullen zij dan geplaatst worden? Waarom vindt u dit geen onwenselijk gevolg?

Deze leden vragen hoe vanaf 1 januari 2016 wordt geregeld dat ouders en verzorgers van de jongeren nog regelmatig op bezoek kunnen als sprake is van grote reisafstanden? Is er over nagedacht hoe gedetineerde jongeren elders in het land een betere toekomst kunnen opbouwen, als ze na de behandeling weer terugkeren naar de Randstad en dus doorgaans een heel andere omgeving? Hoe wordt voorkomen dat zij van school moeten wisselen of hun baan kwijtraken door de verre afstand? Erkent u dat dit een zeer negatief effect heeft op de behandeling en de resocialisatie van die jongeren en dat dit dus uiteindelijk in niemands belang is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit oplossen?

Klopt het dat de DJI in de capaciteitsnota 2010 pleit voor ouderparticipatie en re-integratie in de buurt? Hoe verhoudt deze conclusie zich tot de sluiting? Op welke wijze is dit meegenomen in de belangenafweging? Graag een uitgebreide toelichting.

Kan worden uitgelegd hoe de keuze voor sluiting van JJI Amsterbaken zich verhoudt tot de missie en visie van DJI op de ouderparticipatie en de onderzoeken die bevestigen dat ouderparticipatie van groot belang is bij het terugdringen van recidive?

Kan tevens uitgebreid worden gereageerd op de inhoud van het artikel van Erik Gerritsen3 en op het artikel van wetenschappers over de meerwaarde van justitiële inrichtingen als Amsterbaken op de heropvoeding van criminele jongeren?4

De leden van de SP-fractie willen horen waar de 170 medewerkers bij JJI Amsterbaken na sluiting hun kennis en expertise kunnen voortzetten, terwijl er in de jeugdzorg sprake is van grote werkloosheid en continue bezuinigingen.

Klopt het dat JJI Amsterbaken de laatste jaren financieel en kwalitatief beter heeft gedraaid, ook als zij minder jongeren geplaatst kreeg?

Waarom wordt er niet voor gekozen om juist, net als in de jeugdzorg, kleinschaliger te werken en met kleinere inrichtingen? Regionale samenwerking is bovendien één van de pijlers van het huidige kabinet bij de transitie en transformatie in de jeugdzorg en jeugd ggz. Wat zal het effect van deze sluiting dan zijn op deze transitie, transformatie en regionale samenwerking hierbij in de stadsregio Amsterdam en Noord-Holland?

Kan worden aangeven hoeveel gesloten jeugdzorginstellingen er gesloten worden? Hoe groot is momenteel de wachtlijst voor de gesloten jeugdzorg? Kan een overzicht worden gegeven van de wachtlijsten voor de residentiële jeugdzorg? Klopt het dat eerdere ervaringen in Engeland en Denemarken uitwijzen dat door sluiting van de (gesloten) jeugdzorg plekken jongeren eerder op straat kwamen en de jeugdcriminaliteit toenam? Kunt u een overzicht geven hoe de jeugdcriminaliteit zich verhield na de decentralisatie van de jeugdzorg in bijvoorbeeld Engeland en Denemarken?

De leden van de CDA-fractie constateren dat bij de keuze om JJI Amsterbaken te sluiten weinig tot geen aandacht is geweest voor de haalbaarheid van een verdeelde capaciteitsreductie onder de JJI’s. Dat verbaast deze leden vanuit het oogpunt dat geen sprake lijkt te zijn van een correlatie tussen enerzijds volume en anderzijds kwaliteit van een JJI. Voornoemde leden vernemen graag of een dergelijk verband wel kan worden aangetoond, maar bovenal of het belang wordt onderschreven van regionale spreiding van de betreffende jongeren in het gehele land, in alle regio’s en dus ook in de regio Amsterdam. Als kernvraag leggen deze leden voor of de Staatssecretaris bereid is met directeuren van de JJI’s in gesprek te gaan over een sectorbrede oplossing om de sluiting van JJI Amsterbaken te voorkomen en daarmee effectief te werken aan het terugdringen van de recidivekans van criminele jongeren uit de regio Amsterdam.

De leden van de CDA-fractie vragen of het klopt dat het onderzoeksbureau Significant de opdracht is gegeven een impactanalyse te maken voor de capaciteitsvraag binnen de JJI’s als gevolg van de mogelijke groei door het adolescentenstrafrecht. Is in de berekening van de operationele capaciteit rekening gehouden met de toename van JJI-plekken als gevolg van de invoering van het adolescentenstrafrecht? Welke toename van het aantal plekken in de JJI’s verwacht u de komende jaren als gevolg van de invoering van het adolescentenstrafrecht? Kunnen de uitkomsten van het onderzoek door Significant aan de Kamer worden gezonden?

Welke waarde heeft het plaatsen van preventief gehechte jeugdigen binnen hun eigen omgeving? Deelt u de mening dat het voorkomen van recidive onder jeugdigen vooral wordt bevorderd door een effectieve integrale samenwerking tussen ketenpartners en ondersteuning vanuit ouders en omgeving? Hoe beoordeelt u het functioneren van JJI Amsterbaken in de ketensamenwerking die in Amsterdam plaatsvindt? Welke rol speelt JJI Amsterbaken in de zogeheten Top600 aanpak?

Kan worden aangeven met hoeveel procent het aantal jongeren zal toenemen dat niet in de eigen regio geplaatst kan worden, als gevolg van het sluiten van JJI Amsterbaken?

Klopt het dat JJI Teylingereind en JJI Lelystad onvoldoende reguliere plekken hebben om de jongeren uit JJI Amsterbaken en/of JJI Heuvelrug/Eikenstein (sluiting per 1 januari 2017) op te vangen?

Kan worden gegarandeerd dat de huidige 60% qua regionaal geplaatsten landelijk wordt gehandhaafd na sluiting van JJI Amsterbaken en de JJI Heuvelrug/Eikenstein zonder daarbij direct de reservecapaciteit te benutten?

Wat zijn de te verwachte kosten die Jeugdzorg in Amsterdam zal moeten maken om de jongeren uit JJI Amsterbaken te begeleiden en te bezoeken die als gevolg van de sluiten van JJI Amsterbaken elders in het land geplaatst gaan worden?

Welke rol speelt ouderparticipatie bij het terugdringen van recidive onder criminele jongeren?

De leden van de CDA-fractie vragen of het juist is dat op de instelling Juvaid na, alleen JJI Amsterbaken een vergelijkbare afdeling heeft voor nachtdetentie. Zo ja, kan worden aangeven welke gevolgen het voornemen om JJI Amsterbaken te sluiten heeft voor de capaciteit van het aantal landelijk aantal nachtdetentieplekken binnen de JJI’s?

Kan worden aangeven of en zo ja, op welke wijze binnen de rechtspraak, specifiek het arrondissement Amsterdam, is gereageerd op veranderingen in de capaciteit van nachtdetentieplekken in de regio Amsterdam?

Hoe beoordeelt u de sluiting van JJI Amsterbaken in het licht van de kapitaalinvestering in de huisvesting van circa 40 miljoen euro in 2011?

Welke rol ziet u voor de Ministeries van V&J en VWS weggelegd ten aanzien van de hypotheek van 26 miljoen euro die Spirit nog heeft openstaan inzake het betreffende pand?

Is de Staatssecretaris van VWS geïnformeerd over de keuze tot sluiting van JJI Amsterbaken en de mogelijke consequenties voor de plaatsingen in de JeugdzorgPlus?

Is het oordeel van de aanbieders van JeugdzorgPlus meegewogen in het besluit om JJI Amsterbaken te sluiten?

Wat is uw verwachting ten aanzien van het aanbod aan JeugdzorgPlus-plaatsen in de regio Amsterdam als gevolg van de combinatie van de decentralisatie van jeugdzorg naar gemeenten en de sluiting van JJI Amsterbaken?

Welke gevolgen heeft de sluiting van JJI Amsterbaken voor de werkzaamheden van ketenpartners zoals jeugdzorginstelling Spirit, de Raad voor de Kinderbescherming, Bureau Jeugdzorg, de Waag, Arkin, reclassering, het Forensisch Consortortium Adolescenten (ForCA) en diverse onderwijsinstellingen?

Hoe past de sluiting van JJI Amsterbaken in de plannen van de decentralisatie van de jeugdzorg naar gemeenten?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen om een nadere toelichting op de keuze voor het sluiten van JJI Amsterbaken. Zij vragen naar de beschikbaarheid van plaatsen in een JJI in de provincie Noord-Holland en de gemiddelde vraag naar plaatsen in deze regio. Zij vragen welke reistijden voor jongeren en hun families in deze regio zullen ontstaan. Zij vragen tevens of gekeken is of de dichtstbijzijnde JJI's capaciteit hebben om alle jongeren uit de regio op te vangen en verzoeken op dit punt om een nadere analyse.

Voornoemde leden vragen welke invloed dit besluit zal hebben op de Top600-aanpak in de gemeente Amsterdam. Zij horen graag hoe de andere ketenpartners in dit traject zijn betrokken en wat de gevolgen zijn. Deze leden vragen of bij het besluit tot sluiting ook is meegewogen welke werkgelegenheid er is voor medewerkers in deze sector in de regio Amsterdam.

De leden van de ChristenUnie-fractie lazen dit najaar in het inspectierapport met betrekking tot JJI Amsterbaken dat het een onrustige tijd is geweest voor het personeel. Dat geldt ook voor veel andere JJI's. Zij vragen hoe dit betrokken is in de huidige afweging. Voor de JJI's als geheel heeft de inspectie aanbevolen om een duurzaam beleid met zorg voor kwaliteit van personeel te zorgen. Hoe wordt dit nu gewaarborgd en welke maatregelen worden er verder genomen?

5. Slot

De leden van de VVD-fractie vragen wanneer de leiding en het personeel van JJI Amsterbaken op de hoogte zijn gesteld van het voornemen tot sluiting. Welke maatregelen bent u voornemens te nemen om het personeel zo goed als mogelijk te begeleiden naar ander werk?

De leden van de PvdA-fractie moeten naast de vreugde over de afgenomen jeugdcriminaliteit ook constateren dat dit grote gevolgen zal hebben voor het personeel van JJI Amsterbaken. Het gevangenispersoneel in heel Nederland heeft al veel te verduren gekregen door de reorganisatie die voortvloeit uit het Masterplan DJI. Deze leden maken zich grote zorgen over de werkgelegenheid van deze specifiek opgeleide groep gemotiveerde gevangenismedewerkers nu de reorganisatie een vervolg krijgt in deze voorgenomen sluiting van JJI Amsterbaken.

Voornoemde leden vragen op welk moment de regering de directie en het personeel op de hoogte heeft gesteld van het voornemen om JJI Amsterbaken te sluiten. Hoe was hun reactie?

De regering heeft er vertrouwen in dat na de sluiting van JJI Amsterbaken het personeel, te weten 168 fte, hun enthousiasme, deskundigheid en ervaringen kunnen voortzetten binnen de context van de sociale veiligheid.

Bent u bekend met de kritiek op de mogelijkheden om het personeel te herplaatsen? Deelt u de kritiek van de directie van JJI Amsterbaken dat de afgelopen jaren al veel ontslagen zijn gevallen in de jeugdzorg en jeugd-ggz, te weten ruim 550 banen en dat het moeilijk wordt om personeel te herplaatsen in de jeugdsector in Amsterdam en omgeving? Zo nee, waar is het vertrouwen dan op gebaseerd? Welke mogelijkheden ziet u om het personeel te herplaatsen, in lijn met hetgeen is afgesproken tijdens de behandeling van het Masterplan DJI?

II. Reactie van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

Hierbij ontvangt u mijn antwoorden op de schriftelijke vragen die door de vaste Commissie voor Veiligheid en Justitie zijn gesteld in juni 2014 middels een verslag van een schriftelijk overleg. Dit naar aanleiding van mijn brief van 14 mei 2014 inzake Capaciteit Justitiële Jeugdinrichtingen.

Bij mijn beantwoording zal ik de volgorde van het verslag van het schriftelijk overleg in juni 2014 van de vaste Commissie voor Veiligheid en Justitie aanhouden. Waar dit de duidelijkheid ten goede komt, is een aantal vragen gezamenlijk beantwoord.

Inleiding

In genoemde brief heb ik uw Kamer geïnformeerd over het afstoten van JJI Amsterbaken per 1 januari 2016. Dit als gevolg van de afnemende capaciteitsbehoefte in de justitiële jeugdinrichtingen (verder: JJI’s) in combinatie met de financiële problematiek van de Dienst Justitiële Inrichtingen (verder: DJI). De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van de brief en geven aan begrip te hebben voor de noodzaak maatregelen te treffen voor de aanhoudende onderbezetting. De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van deze brief. De leden van de CDA-fractie geven aan dat de aanleiding voor deze beslissing positief lijkt te zijn maar hebben wel met zorg kennisgenomen van bovengenoemde brief. Zij spreken hun waardering uit voor de tomeloze inzet van medewerkers in de gehele jeugdstrafrechtketen om jongeren te weerhouden van het opnieuw bewandelen van criminele paden. De leden van de ChristenUnie-fractie hebben tevens kennisgenomen van het voorstel voor sluiting van JJI Amsterbaken.

De leden van de SP-fractie geven aan met ongenoegen kennis te hebben genomen van het besluit tot sluiting van JJI Amsterbaken. De grootschalige leegstand waaraan gerefereerd wordt door de leden van de SP-fractie geldt voor de JJI’s gezamenlijk en heeft niet alleen betrekking op JJI Amsterbaken. In 2012 en 2013 stonden gemiddeld 23 van de 80 operationele plaatsen van JJI Amsterbaken leeg. Dit als antwoord op het gevraagde inzicht in de leegstand bij JJI Amsterbaken door de leden van de SP-fractie. Dit betekent een leegstand van bijna 30%. Vanwege de leegstand zijn op verzoek van de inrichting in 2012 en 2013 plaatsen tijdelijk buiten gebruik gesteld. De leden van de SP-fractie vragen zich af of de laatste tijd juist geen sprake is van een stabilisatie van de jeugdcriminaliteit en in het verlengde daarvan het aantal benodigde plekken.

De genoemde stabilisatie is niet zichtbaar in de ontwikkeling van de capaciteitsbehoefte en in de behoefteramingen volgens het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ) van het WODC die jaarlijks worden opgesteld ten behoeve van de capaciteitsplanning in het kader van de begrotingsvoorbereiding. Het aanhouden van capaciteit die niet nodig is, leidt tot een lagere bezetting van de JJI’s en stijgende kosten per bezette plaats. Deze lagere bezetting heeft bovendien negatieve gevolgen voor de kwaliteit van de begeleiding en het aanbod van interventies en onderwijs.

Prognoses en huidige bezetting

Onlangs heb ik uw Kamer geïnformeerd over het gegeven dat in de gehele jeugdstrafrechtketen over een langere periode een daling te zien is van het aantal zaken5. Deze dalende trend wordt ook beschreven in «Criminaliteit en Rechtshandhaving 2012» van het WODC6. In de recent gepubliceerde «Monitor Jeugdcriminaliteit 1997 t/m 2012»7 is zichtbaar dat in de periode 2007 t/m 2012 het aantal 12- t/m 17-jarige verdachten daalde van 27 naar 15 per 1.000 leeftijdsgenoten, en het aantal strafrechtelijke daders in die leeftijdsgroep van 20 naar 12 per 1.000 leeftijdsgenoten.

De leden van de VVD-fractie en de PvdA-fractie vragen naar een verklaring van de daling van de jeugdcriminaliteit en de aanpak van jeugdige criminelen. In de genoemde rapportages wordt zichtbaar dat er een afname is van de geregistreerde criminaliteit bij minderjarigen voor zowel zaken die door het OM als door de rechter worden afgedaan. Bij de jongvolwassenen daalt vooral het (relatieve) aantal zaken dat door de rechter wordt afgedaan terwijl het aantal zaken dat door het OM wordt afgedaan onder jongvolwassenen toeneemt.

In hoeverre het regeringsbeleid invloed heeft op de dalende trend is onderwerp van onderzoek. Dit in reactie op vragen van de leden van de VVD-fractie en de PvdA-fractie. De PVV-fractie heeft in het AO strafrechtelijke onderwerpen van 12 februari 2014 en het AO Criminele jeugdgroepen van 17 juni 2014 gevraagd naar de voortgang van een verdiepend WODC-onderzoek naar de recidive.

Het strafrechtelijk beleid in Nederland is gefundeerd in wetenschappelijke theorieën, gevalideerde instrumenten en ervaring in Nederland als ook het buitenland. Daaruit mag verondersteld worden dat de daling van de jeugdcriminaliteit daadwerkelijk het gevolg is van dit gevoerde beleid. Om dit wetenschappelijk te valideren, onderzoekt het WODC momenteel in hoeverre het strafrechtelijk beleid in het laatste decennium, naast andere factoren, van invloed kan zijn geweest op het niveau van de recidive onder o.a. jeugdige daders. Dit onderzoek is in een vergevorderd stadium en zal na de zomer aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Het betreft hier een uiterst complex onderzoek, waarbij een groot aantal databestanden wordt gebruikt om allerlei mogelijke factoren te kunnen toetsen. Daarom wordt het onderzoek iets later opgeleverd dan aanvankelijk gepland. Eerder onderzoek heeft in ieder geval doen blijken dat een verandering in de geregistreerde jeugdcriminaliteit niet aan één factor kan worden toegeschreven8.

Voor de beantwoording van de vraag van de leden van de VVD-fractie inzake de pakkans, het veroordelingspercentage en de daadwerkelijke daling verwijs ik naar het eerder genoemde WODC-rapport «Criminaliteit en Rechtshandhaving».

In mijn reactie op dit rapport heb ik aangegeven dat de dalende criminaliteit, een stabiele aangiftebereidheid en een al enige tijd stabiel ophelderingspercentage leiden tot een verminderde zaaklast bij OM en rechter, en een vermindering van de ten uitvoer te leggen straffen en maatregelen waaronder die van de vrijheidsstraf. Dit vloeit voort uit het gegeven dat het aantal door de politie aangebrachte minderjarige verdachten en de aan hen verbonden zaken en straffen zich nog steeds in een relatief sterk dalende ontwikkeling bevinden.

De leden van de VVD-fractie vragen naar de onderbouwing van de capaciteit van 520 JJI-plaatsen in 2017 en de relatie met het adolescentenstrafrecht en de maatregel terbeschikkingstelling aan het onderwijs (TBO). Ook de leden van de PvdA-fractie vragen naar de gevolgen van beide maatregelen. Voor de capaciteitsplanning is uitgegaan van de hiervoor reeds aangehaalde prognoses van het WODC alsmede de meest actuele inzichten in de ontwikkeling van de capaciteitsbehoefte. De voorspelde daling is in lijn met de feitelijke bezetting sinds 2005. Tussen 2005 en 2013 is het aantal jeugdigen dat op een strafrechtelijke titel in een JJI verbleef, gedaald van gemiddeld 1164 per maand naar gemiddeld 506 per maand. Dit komt neer op een daling van gemiddeld 9% per jaar. Voor de komende jaren wordt een daling van vergelijkbare omvang verwacht. Omdat voorspellingen altijd zijn omgeven met een zekere mate van onzekerheid worden, mede gezien de relatief geringe omvang van de sector, naast de reguliere capaciteitsmarge van 13,8%, nog 89 extra plaatsen reservecapaciteit aangehouden om een onvoorziene stijging van de instroom te kunnen opvangen.

De leden van de VVD-fractie en de SP-fractie vragen in hoeverre hierbij rekening is gehouden met het adolescentenstrafrecht. In de prognoses zijn de verwachte effecten van het adolescentenstrafrecht op grond van een impactanalyse verwerkt. Hierop kom ik in het vervolg van deze brief terug. De eventuele effecten van de invoering van de TBO-maatregel op de benodigde JJI-capaciteit zullen marginaal zijn en kunnen binnen de genoemde capaciteitsmarge worden opgevangen.

De leden van de VVD-fractie verwijzen naar een artikel over de toenemende zware criminaliteit onder jongeren waarin politiechef Smit ingaat op de aanpak van jonge criminelen. Ik ben van mening dat we niet machteloos staan ten opzichte van deze criminelen met het huidig strafrechtelijk sanctie-arsenaal. Deze categorie criminelen vraagt om een uitstekend samenwerkend apparaat. Zaak is om deze jongeren te pakken daar waar ze het meest door geraakt worden, in door criminaliteit verkregen geld en goederen. Dat afpakken werkt, immers zo loont misdaad niet. Het beeld dat geschetst wordt, is feitelijk ook niet in overeenstemming met de cijfers. De cijfers omtrent geweld dalen net zoals de cijfers aangaande overvallen.

In antwoord op de vraag van de VVD-fractie inzake de effecten van elektronische detentie (ED) op de capaciteit kan ik aangeven dat daarmee rekening is gehouden en dat de effecten beperkt zijn. Om voor ED in aanmerking te komen, dient de vrijheidsbeneming enige tijd te duren in verband met de voorbereiding om ED uit te voeren bij een gedetineerde. Het aantal jeugdigen met een voldoende lange jeugddetentie (na aftrek van het eventuele voorarrest) is beperkt. Toepassing van elektronisch toezicht in het kader van voorlopige hechtenis – dat wordt aangeduid als Electronische Controle (EC) – levert evenmin veel plaatsen op. Verwacht wordt dat EC op jaarbasis slechts tot substitutie van enkele JJI-plaatsen zal leiden door (snellere) schorsing van de voorlopige hechtenis onder de voorwaarde van toepassing van EC.

Het benodigde aantal plaatsen voor toepassing van nachtdetentie verschilt niet van de benodigde capaciteit bij volledige detentie, aangezien het hierbij om een andere vorm van tenuitvoerlegging gaat van dezelfde straf.

De leden van de VVD-fractie en de SP-fractie vragen hier naar. Een plek is of beschikbaar voor volledige detentie of voor nachtdetentie. Immers bij nachtdetentie verblijft de jongere in de avond, nacht en in het weekend binnen de muren van een JJI.

De vragen van de leden van de PvdA-fractie inzake de daling van jeugdige delinquenten en de koppeling met beleid heb ik beantwoord bij gelijke vragen van de leden van de VVD-fractie. De leden van de PvdA-fractie vragen of de aanpak van jeugdige criminelen de laatste jaren is veranderd waardoor er minder JJI-plaatsen nodig zijn en of deze veranderende aanpak gevolgen kan hebben voor het aantal JJI-plaatsen in de toekomst. De aanpak van jeugdige criminelen is in de afgelopen jaren niet in essentie gewijzigd. De aanpak is gebaseerd op een persoonsgerichte benadering van de jeugdige delinquent, waarbij veel aandacht is voor vroegsignalering, risicotaxatie en een passende reactie met straf en effectieve gedragsinterventies, waarbij ook speciale aandacht is voor nazorg. De afgelopen jaren is extra ingezet op een bepaalde doelgroep, namelijk de jeugdgroepen. Hierover bent u recentelijk door de Minister van Veiligheid en Justitie geïnformeerd.9 Zoals al eerder aangehaald laten de rapporten over de gehele linie een daling zien waarbij nog niet geduid is wat de verklaring hiervoor is. Het hiervóór genoemde lopende onderzoek zal hier inzicht in geven.

De leden van de CDA-fractie vragen of de cijfers uitwijzen dat er op enig moment een stabilisatie optreedt in het aantal jongeren dat opvang behoeft in een JJI. Naar huidig inzicht zet zich de daling als gezegd de komende jaren nog voort. Over een aantal jaren kan een stabilisatie optreden; gezien de onzekerheid daarvan kunnen hierover nu nog geen stellige uitspraken worden gedaan.

Adolescentenstrafrecht

In antwoord op de vraag van de leden van de SP-fractie heb ik (en niet DJI) opdracht gegeven tot het uitvoeren van een impactanalyse van het adolescentenstrafrecht. Deze impactanalyse bevat verschillende scenario’s, waarvan het zogenaamde middenscenario het meest waarschijnlijk wordt geacht. In dit scenario zal door invoering van het adolescentenstrafrecht de capaciteitsbehoefte in de JJI’s uiteindelijk met circa 130 plaatsen toenemen. De leden van de SP-fractie vragen waarom gekozen wordt voor sluiting indien die plekken straks weer nodig zijn. Zoals hiervoor aangegeven zijn de gevolgen van het adolescentenstrafrecht reeds verdisconteerd in de PMJ-ramingen. De gevolgen kunnen dus naar alle waarschijnlijkheid worden opgevangen binnen de voorziene operationele capaciteit. Voorspellingen van de impact van nieuwe beleidsmaatregelen zijn altijd met de nodige onzekerheid omgeven. Mede daarom is bij de sector JJI een ruime hoeveelheid reservecapaciteit aanwezig in de operationele inrichtingen, die eventueel kan worden ingezet indien de behoefte toeneemt. De impactanalyse is benut om zichtbaar te krijgen wat de consequenties zijn voor de diverse jeugdstrafrechtketenpartners en is verder niet verspreid als eigenstandig document. De resultaten zijn verwerkt in diverse andere producten zoals handleidingen, voorlichtingsproducten en afspraken met de uitvoeringspartijen. Ik ga er vanuit dat ik hiermee uw vragen afdoende heb beantwoord. Het apart toesturen van de impactanalyse Adolescentenstrafrecht met een reactie lijkt daarmee mijns inziens niet meer nodig. Zoals al eerder met u gecommuniceerd zal ik in het voorjaar 2015 een voortgangsrapportage betreffende het adolescentenstrafrecht aan uw Kamer toesturen.

De leden van de SP-fractie vragen of het klopt dat de prognose van de benodigde capaciteit in totaal uitkomt op 715 plaatsen. Deze cijfers kloppen niet.

De prognose van 715 benodigde JJI-plaatsen in de komende jaren is afkomstig uit de «Impactanalyse sluiting Amsterbaken», die in opdracht van Spirit en JJI Amsterbaken is uitgevoerd. In dit document wordt de huidige bezetting van circa 500 plaatsen als uitgangspunt genomen voor de raming. Vervolgens worden hierbij de eerder genoemde 129 plaatsen in verband met het adolescentenstrafrecht en een capaciteitsmarge van 13,8% opgeteld. Dit resulteert in een verwachte behoefte van 715 plaatsen. Hierbij wordt er aan voorbijgegaan dat het adolescentenstrafrecht al is verdisconteerd in de behoefteramingen. Het is eveneens onjuist om de huidige bezetting als gegeven te beschouwen, aangezien de essentie van de onderhavige problematiek juist is dat deze bezetting een gestaag dalende lijn vertoont. Feit is dat sprake is van een dalende instroom als gevolg van een afname van de jeugdcriminaliteit. Dit kan er overigens ook toe leiden dat de instroom van adolescenten lager uitkomt dan verwacht, aangezien de impactanalyse naar zijn aard is gebaseerd op recente «harde» gegevens en niet op meerjarige verwachtingen. Dit zal zichtbaar worden in komende PMJ-prognoses.

Sluiting JJI Amsterbaken

De leden van de VVD-fractie begrijpen dat het sluiten van JJI Amsterbaken een weloverwogen keuze is. Wel willen de leden van de VVD-fractie nader geïnformeerd worden waarom specifiek deze JJI is gekozen. Bij de keuze van de te sluiten inrichting zijn regionale behoefte, spreiding van de JJI’s over het land in verband met de werkgelegenheid en de financiën leidend geweest. In het Capaciteitsplan JJI 2010 was vooral de regionale plaatsing van jeugdigen leidend bij de keuze tot sluiting van zes JJI-locaties. Vanaf de capaciteitsmaatregelen JJI 2014, waarbij een drietal locaties afgestoten is, kwamen daar financiële overwegingen bij als belangrijk criterium. Bij het Masterplan DJI 2013–2018 is hier een derde criterium aan toegevoegd, namelijk de spreiding van de JJI’s over het land in verband met de werkgelegenheid in de regio. Doordat in de afgelopen jaren het aantal JJI-locaties fors is afgenomen, is het criterium regionale plaatsing automatisch onder druk komen te staan. Feit is dat de regio’s steeds groter aan het worden zijn en dat het begrip regionale plaatsing rekbaar is geworden en niet meer leidend kan zijn. De andere twee criteria zijn daarmee van groter belang geweest bij de afweging die ik hebt gemaakt.

De leden van de VVD-fractie, SP-fractie en CDA-fractie vragen naar de consequenties voor nachtdetentie na sluiting van JJI Amsterbaken. Nachtdetentie wordt in diverse JJI’s uitgevoerd. Nachtdetentie is bedoeld om de schoolgang, een stage, een baan of dagbehandeling in een instelling tijdens de fase van voorlopige hechtenis te kunnen voortzetten. Voorwaarde is dat de dagbesteding binnen een redelijke termijn te bereiken is in verband met het dagelijks vervoer. Veelal zal dit het openbaar vervoer of de fiets zijn. Sluiting van JJI Amsterbaken impliceert dat jeugdigen uit de regio rond Amsterdam verder van hun school, werk, stageplaats of dagbehandeling zullen worden geplaatst. Als de afstand te groot en/of de reisduur te lang is, zal het voortzetten van opleiding, werk, stage en/of behandeling (en daarmee nachtdetentie) niet langer mogelijk zijn. Afhankelijk van waar de jeugdige wordt geplaatst en of, en in hoeverre, een langere reistijd acceptabel en verantwoord wordt geacht, zullen jeugdigen uit de regio rond JJI Amsterbaken na sluiting van de inrichting al dan niet in nachtdetentie kunnen worden geplaatst. Als de afstand tot de inrichting te groot is, kan nog worden bezien of het mogelijk is om in de buurt van de inrichting een vergelijkbare dagbesteding te organiseren waar de jeugdige overdag naar toe kan gaan.

In antwoord op vragen van de VVD-fractie kan ik melden dat jongeren met een PIJ-maatregel die in Amsterbaken verblijven, in nauw overleg tussen de inrichting, de afdeling Individuele Jeugd Zaken (IJZ) van DJI en de «ontvangende» inrichting zullen worden overgeplaatst.

Omdat alle inrichtingen volgens dezelfde YOUTURN-methodiek werken en JJI Amsterbaken geen landelijke bestemmingen heeft, kunnen de PIJ’ers in principe in elke andere JJI worden geplaatst. Uiteraard zal getracht worden om de jeugdigen zo dicht mogelijk in de buurt van hun woonplaats onder te brengen en, in antwoord op de vraag van de leden van de PvdA-fractie over herplaatsing van de jongeren, geldt dit voor alle jeugdigen in JJI Amsterbaken.

Op de vraag van de leden van de VVD-fractie over alternatieve scenario’s kan ik melden dat diverse scenario’s overwogen zijn. Niets doen was geen optie vanwege de dalende capaciteitsbehoefte in combinatie met de financiële problematiek bij DJI. Deze zou dan onverminderd blijven voortbestaan. Het verdelen van de 80 plaatsen over meerdere JJI’s, de kaasschaafmethode, is niet meer haalbaar omdat de operationele capaciteit en de bezetting van de inrichtingen dan te klein worden met, zoals eerder aangegeven, negatieve gevolgen voor onder meer de kwaliteit van behandeling, de gedragsinterventies en het onderwijs. Ik kom hierop later in deze brief terug. Per JJI zijn de regionale behoefte, de geografische ligging in verband met de werkgelegenheid in de regio en de (frictie)kosten en structurele besparingen in geval van sluiting in kaart gebracht. Sluiting van één of meer andere JJI’s is ook overwogen maar zoals hiervoor gemeld heb ik op basis van de drie criteria regionalisering, werkgelegenheid en financiën deze keuze gemaakt.

De VVD-fractie vraagt naar de wijze waarop de keuze voor sluiting van JJI Amsterbaken zich verhoudt tot de doelen die de stelselherziening jeugdzorg nastreeft. De stelselherziening jeugdzorg legt de regie in handen van de gemeente bij de zorg, aanpak en begeleiding van kwetsbare jongeren in hun gemeente. Intensieve samenwerking van lokale c.q. regionale jeugd(strafrecht)ketenpartners is hiervan een belangrijk onderdeel. Sluiting van een JJI doorkruist mijns inziens deze aanpak niet. Feit is wel, ongeacht welke JJI gesloten zou worden, dat de fysieke afstand tussen de ketenpartners groter wordt. Maar in deze tijd, met alle moderne middelen die ter beschikking staan, verwacht ik niet dat dit tot onoverkomelijke problemen zal leiden. Het doet dan ook zeker geen afbreuk aan de ambitie die de regering heeft met de decentralisatie van de jeugdzorg. Ik heb er vertrouwen in dat betrokken partijen waaronder gemeenten, de JJI, de Raad voor de Kinderbescherming, de (jeugd)reclassering, het OM en ZM elkaar weten te blijven vinden.

In antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie inzake de afstand in reistijd en kosten van vervoer na sluiting van JJI Amsterbaken geldt dat bij elke sluiting van een JJI de afstand tot de dichtstbijzijnde JJI groter wordt en daarmee de reistijd van ouders en professionals. Overigens is dat nu ook al het geval voor ouders en professionals waarvan de jongere al bovenregionaal geplaatst wordt.

In antwoord op een vraag van de leden van de PvdA-fractie kan ik melden dat er op dit moment geen recidivecijfers op instellingsniveau beschikbaar zijn. Het WODC is wel bezig met het ontwikkelen van een model dat recidive op instellingsniveau inzichtelijk kan maken. Naar verwachting zullen de eerste inzichten vanaf 2015 gegenereerd kunnen worden. Daarbij worden de ruwe recidivecijfers gecorrigeerd voor onder meer populatiekenmerken van de jeugdigen in de desbetreffende JJI. Overigens is een volledige vergelijking tussen instellingen niet haalbaar aangezien veel elementen buiten het verblijf in en behandeling in een JJI van invloed zijn op de recidive zoals reclasseringstoezicht en begeleiding, regionale verschillen in gemeentelijk beleid en regionale arbeidsmarkt.

De kwaliteit van behandeling in JJI Amsterbaken is geen criterium geweest bij de besluitvorming omdat de JJI’s zich op dat terrein nauwelijks van elkaar onderscheiden. Het heeft daarom geen toegevoegde waarde te speculeren over een andere uitkomst indien kwaliteit en recidive wel onderscheidende criteria zouden zijn geweest.

De leden van de PvdA-fractie, de SP-fractie en de CDA-fractie vragen naar de omvang van het aantal gedetineerde jongeren uit de regio Amsterdam.

Van alle voorlopig gehechte jongeren die tussen 1 januari 2013 en 15 mei 2014 in een JJI zijn geplaatst, was 23% afkomstig uit de regio rond JJI Amsterbaken. Van de voorlopig gehechte jongeren in deze periode in JJI Amsterbaken, was driekwart afkomstig uit de regio rond JJI Amsterbaken.

Met betrekking tot de vraag van de leden van de PvdA-fractie inzake resocialisatie geldt dat het grootste deel van de jeugdigen die in een JJI worden geplaatst, daar maar kort verblijft. De helft van de jeugdigen stroomt binnen een maand weer uit; circa driekwart van de jeugdigen verblijft maximaal drie maanden in een JJI. Bij een relatief korte verblijfsduur in een JJI is geen sprake van een uitgebreid resocialisatietraject. Wel worden met ketenpartners (en met het netwerk van de jeugdige) afspraken gemaakt ten aanzien van bijvoorbeeld onderwijs, werk, huisvesting en begeleiding om het vervolgtraject na uitstroom uit de JJI zo goed mogelijk vorm te geven. In het algemeen geldt dat terugkeer zal plaatsvinden in de eigen woonomgeving. Bij jeugdigen die langer dan drie maanden in een JJI verblijven, bijvoorbeeld in het kader van een jeugddetentie of een PIJ-maatregel, kan resocialisatie vorm worden gegeven via deelname aan een Scholings- en Trainingsprogramma (STP). Het STP vindt gewoonlijk plaats in de regio van herkomst van de jeugdige. In antwoord op de vraag van de leden van de PvdA-fractie is geleidelijke resocialisatie in hun eigen omgeving van belang. De afgelopen jaren is het aantal JJI-locaties fors teruggebracht waarbij al ervaringen zijn opgedaan met resocialisatietrajecten die niet direct in de nabije omgeving van de desbetreffende JJI plaatsvinden. Ik realiseer me dat het implicaties kan hebben voor de inzet en veerkracht van de ketenpartners, ouders en de desbetreffende jongere. Dat is nu eenmaal onlosmakelijk het gevolg van het feit dat de regio’s groter worden naarmate er minder JJI’s in Nederland zijn.

De jongere kan deelnemen aan een STP in zijn regio van herkomst maar in sommige gevallen wordt hier bewust niet voor gekozen.

Jongeren die buiten de regio zijn geplaatst en langere tijd in een JJI verblijven, worden doorgaans op hun verzoek overgeplaatst naar de JJI in de regio van herkomst. In dat geval vindt het STP ook plaats in de regio van herkomst. Indien sprake is van aanwezigheid van mededaders/medeverdachten in de JJI in de regio van herkomst, indien de jeugdige in de huidige JJI wil blijven of als sprake is van plaatsing in een landelijke bestemming, zal overplaatsing naar de eigen regio achterwege blijven.

De leden van de PvdA-fractie, de SP-fractie en de CDA-fractie vragen naar de relatie en de impact op de Top600 aanpak nu JJI Amsterbaken wordt gesloten. Het is mij bekend dat een aantal jongeren uit de Top600 in JJI Amsterbaken verblijft. Overigens verblijft ook nu al een aantal Top600 jongeren in andere JJI’s. Mijn aandacht is erop gericht dat er voldoende capaciteit is om deze jongeren te plaatsen en te behandelen in een JJI, en minder of dit in de eigen regio is. Voor zover mij bekend is er nu ook geen onderscheid tussen de aandacht en begeleiding die de Top600 jongeren krijgen in JJI Amsterbaken ten opzichte van de Top600 jongeren die in een andere JJI zijn geplaatst.

De leden van de SP-fractie en de PvdA-fractie stellen vervolgens een aantal vragen over de brieven die de gemeente Amsterdam en de directie van JJI Amsterbaken hebben geschreven inzake bezettingscijfers. In 2012 en 2013 waren gemiddeld 57 van de 80 plaatsen van JJI Amsterbaken bezet, een bezettingsgraad van iets meer dan 70%. De bezetting van JJI Amsterbaken ligt daarmee bijna vijf procentpunten lager dan het landelijk gemiddelde. In de eerste vijf maanden van 2014 zijn gemiddeld 65 plaatsen, oftewel 81% bezet. Hiermee zit JJI Amsterbaken onder de bezettingsnorm van 90%.

Wat betreft plaatsgebrek voor jongens uit de regio kan worden opgemerkt dat ongeveer 23% van alle voorlopig gehechte jongens die tussen 1 januari 2013 en 15 mei 2014 op een reguliere, normaal beveiligde kortverblijfgroep zijn geplaatst, afkomstig was uit de regio rond JJI Amsterbaken. Het begrip regio is daarbij overigens gebaseerd op de kortste afstand, in een rechte lijn, tussen de woonplaats van de jeugdige en de verschillende JJI’s. Van de jongeren die het dichtst in de buurt van Amsterbaken woonden, is 59% in deze inrichting geplaatst. Iets minder dan een derde van de jongeren is in een andere JJI geplaatst omdat er op dat moment geen plaats was in Amsterbaken. Deze jongeren zijn voornamelijk terecht gekomen in JJI Teylingereind, JJI Heuvelrug/Eikenstein en JJI Lelystad. Ruim zes procent is buiten de regio geplaatst vanwege medeverdachten in JJI Amsterbaken. De bezettingscijfers van JJI Amsterbaken hebben geen rol gespeeld in de beslissing om JJI Amsterbaken te sluiten.

Met betrekking tot de gevolgen voor nachtdetentie, is het wenselijk dat jeugdigen uit de regio ook na sluiting van JJI Amsterbaken nog zoveel mogelijk in aanmerking kunnen komen voor nachtdetentie. Ik verwijs kortheidshalve naar mijn eerdere antwoord op de gelijkluidende vragen van de leden van de VVD-fractie. In hoeverre dit lukt, is echter afhankelijk van waar de jeugdigen worden geplaatst, de reismogelijkheden en in hoeverre een langere reistijd en -afstand acceptabel en verantwoord geacht worden. De leden van de SP-fractie vragen zich vervolgens af of rechters eerder zullen overgaan tot een andere sanctie nu de mogelijkheid voor nachtdetentie verdwijnt. Dat zal de praktijk gaan uitwijzen. Voor een deel van de jeugdigen zal de afstand tot hun reguliere dagbesteding vóór aanvang van de voorlopige hechtenis te groot zijn om in aanmerking te (kunnen) komen voor nachtdetentie. Een alternatief voor nachtdetentie is in sommige gevallen het toepassen van Elektronische Controle (EC) in combinatie met hun reguliere dagbesteding in de vorm van onderwijs dan wel arbeid.

In antwoord op de vraag van de PvdA-fractie, ligt het niet voor de hand dat het sluiten van JJI Amsterbaken een effect heeft op de instroom bij jeugdzorg en jeugdzorgplusinstellingen. Insluiting van jeugdigen in een JJI is een ultimum remedium. In dat kader mag verondersteld worden dat alternatieven zoals behandeling in jeugdzorg of jeugdzorgplusinstellingen in deze gevallen niet aan de orde is. Het is evenwel de rechter die hier, geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming en eventueel (jeugd)reclassering of gedragsdeskundigen, een beslissing over neemt. Ervaring leert dat eerdere sluitingen van JJI’s niet hebben geleid tot een significante toename van plaatsingen in de jeugdzorgplusinstellingen. Ook daar is een dalende lijn in de benodigde capaciteit zichtbaar.

In antwoord op de vraag van de leden van SP-fractie in hoeverre ik heb kunnen spreken met betrokken ketenpartners en JJI Amsterbaken zelf, kan ik melden dat ik gesproken heb met de Raad van Bestuur van Spirit en met de directie van JJI Amsterbaken. De door Spirit opgestelde «Impactanalyse van JJI Amsterbaken» is een openbaar stuk. Zoals ik hiervóór al heb aangegeven bevat het echter diverse cijfermatige onjuistheden en heb ik Spirit aangeboden om onder meer de juiste bezettingscijfers te verstrekken. Dit is voor hen relevant aangezien zij hebben aangegeven op korte termijn, voor 1 juli 2014, met een alternatief plan te komen. Gezien de status en inhoud van deze impactanalyse stuur ik deze impactanalyse niet door aan de Tweede Kamer. Het vooroplopen van JJI Amsterbaken op bepaalde gebieden, zoals resocialisatie en samenwerking, waarnaar wordt gevraagd door de leden van de SP-fractie, herken ik niet als zodanig. JJI Amsterbaken is hierin niet onderscheidend ten opzichte van de andere JJI’s. Wel is het zo dat vanaf september 2014 de pilot forensische pleegzorg van start gaat.

Het betreft een pilot van een jaar waarbinnen een 8-tal jeugdigen voor minimaal een aaneengesloten periode van 3 maanden in een pleeggezin wordt geplaatst als voorwaarde bij schorsing van de voorlopige hechtenis. Gedurende deze periode zal zowel de jongere als zijn directe omgeving behandeld worden waarbij de ketenpartners intensief samenwerken. Deze pilot wordt afgesloten met een evaluatie.

De leden van de SP-fractie refereren aan de rol van JJI Amsterbaken bij de forensische ketenaanpak van de Top600. In antwoord op eerdere vragen van de leden van de PvdA-fractie heb ik aangegeven dat ook nu al een deel van de Top600 jongeren in een andere JJI verblijven dan JJI Amsterbaken. Voor zover mij bekend doorkruist dit niet de huidige ketenaanpak en vanuit die optiek zie ik geen onoverkomelijke problemen bij de aanpak van de jeugdcriminaliteit in de toekomst. Immers nu verblijft ook al een deel buiten de regio in andere JJI's. Dit neemt niet weg dat de ketenpartners de komende periode hun werkwijze en aanpak op bepaalde fronten wellicht moeten herijken. Al is het maar heel praktisch dat reistijd er toe gaat doen. Gezien de huidige ervaringen, verwacht ik dat afstand deze goede verhoudingen niet zal verstoren.

In reactie op de vraag van de leden van de SP-fractie of hier geen sprake is van kapitaalvernietiging kan ik het volgende opmerken. Aan sluiting van een JJI zijn per definitie kosten verbonden, echter hier wordt een koppeling gelegd tussen kapitaalvernietiging en de intensieve forensische ketenaanpak. Ik realiseer mij dat er wel degelijk nieuwe uitdagingen komen nu JJI Amsterbaken zal sluiten, maar gelet op de huidige aanpak verwacht ik dat de ketenaanpak robuust genoeg is om hier in gezamenlijkheid een adequaat antwoord op te vinden. Zeker ook omdat nu al een deel van de Top600 jongeren in een andere JJI verblijft.

In antwoord op de vragen van de leden van de SP-fractie inzake nachtdetentie kan ik melden dat dit in elke JJI kan worden uitgevoerd. Nachtdetentie is een belangrijk instrument om de schoolgang, een stage, een baan of dagbehandeling tijdens de fase van voorlopige hechtenis te kunnen voortzetten. Dit om de eventuele nadelige effecten van detentie zo veel als mogelijk te beperken en de band met de samenleving zo veel als mogelijk in tact te houden. JJI Amsterbaken heeft voor nachtdetentie een speciale, beperkt beveiligde groep met acht plaatsen. Daarnaast heeft JJI Amsterbaken acht beperkt beveiligde plaatsen voor de resocialisatie van jeugdigen in de laatste fase van hun straf of maatregel. Ook JJI Hartelborgt beschikt over een geoormerkte groep voor nachtdetentie c.q. resocialisatie (totaal 10 plaatsen; op deze plaatsen verblijven gemiddeld vier jeugdigen met nachtdetentie per maand). In de overige inrichtingen wordt nachtdetentie vormgegeven vanuit de reguliere (normaal beveiligde) kortverblijfgroepen. Uit gegevens uit het registratiesysteem van de JJI’s blijkt dat vanuit Amsterbaken sinds 2013 in totaal 43 keer nachtdetentie is toegepast. Teylingereind komt met 39 nachtdetenties op de tweede plaats, gevolgd door de Hartelborgt (18 keer). Dit aanvullend op mijn eerdere antwoorden op vragen van de leden van de VVD-fractie. Voor de vragen inzake de recidivecijfers verwijs ik naar mijn eerdere antwoord op de vragen van de PvdA-fractie.

Op verzoek van de leden van de SP-fractie geef ik inzicht in het kostenoverzicht met daarin de bezuinigingen en kosten op korte en lange termijn. De kosten van de afstoot van JJI Amsterbaken bestaan uit de eenmalige aflossing van de restschuld door DJI van de lening bij het Ministerie van Financiën. Deze lening bedraagt circa € 21 miljoen per 1 januari 2016. Tevens zal DJI de subsidierelatie met JJI Amsterbaken afkopen door middel van een eenmalige afkoopsom ten behoeve van onder meer een Sociaal Plan voor het personeel en het afwikkelen van de nog lopende verplichtingen in verband met de subsidierelatie.

De hoogte van de afkoopsom van de subsidierelatie is de resultante van het onderhandelingsproces dat nog gevoerd gaat worden. Deze eenmalige kosten komen eind 2015 ten laste van DJI.

Vanaf 2016 wordt jaarlijks door DJI een bedrag van € 16,4 structureel bespaard. DJI heeft niet het voornemen om de leegstaande panden ook na 1 januari 2016 aan te houden of te subsidiëren. Indien onverhoopt geen alternatieve bestemming wordt gevonden en de panden niet verkocht dan wel overgedragen kunnen worden, zullen deze in het uiterste geval gesloopt worden. Dit gebeurt vanzelfsprekend in samenspraak met Spirit. Spirit heeft het juridisch eigendom van het pand. Het Rijk heeft het economisch eigendom. Overigens komt een eventuele restwaarde of verkoopopbrengst ten bate van de staat aangezien er op de panden een waarborghypotheek rust ten gunste van de staat. In antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie inzake het vastgoed kan ik melden dat het pand van Amsterbaken geen vastgoed van het Rijk is. Op dit moment is niet bekend welke mogelijke nieuwe bestemmingen hieraan gegeven kunnen worden. DJI zal in de komende periode in overleg met Spirit alternatieve aanwendingsmogelijkheden onderzoeken.

De leden van de SP-fractie vragen naar de beschikbare reguliere plaatsen in JJI Teylingereind en JJI Lelystad na sluiting van JJI Amsterbaken. Naar verwachting zal ten minste de helft van de jeugdigen uit de regio Amsterdam na sluiting van JJI Amsterbaken kunnen worden geplaatst in JJI Teylingereind en JJI Lelystad. De rest van de jeugdigen zal verder weg geplaatst (moeten) worden, onder andere in JJI De Hartelborgt, JJI Den Hey-Acker en JJI De Hunnerberg. Het is onvermijdelijk dat (een deel van de) jeugdigen buiten de regio moeten worden geplaatst in geval van sluiting van capaciteit. Dit geldt overigens bij sluiting van elke JJI.

Ik realiseer mij dat de sluiting tot een extra inspanning leidt voor de ouders en verzorgers vanaf 2016 in deze regio, dit in antwoord op de vragen van de leden van de SP-fractie. Dit is bij eerdere sluitingen ook het gevolg geweest en ik heb geen signalen ontvangen dat de ouderparticipatie de afgelopen jaren verslechterd is vanwege de reisafstand. In die zin heb ik er vertrouwen in dat de afstand overbrugbaar is. Ouderparticipatie was in die zin geen afzonderlijk criterium bij de afweging. Dit neemt niet weg dat we hier wel actief in moeten blijven investeren, zeker gezien het feit dat ouderparticipatie een positieve uitwerking kan hebben op de behandeling van de jeugdige. Vandaar ook dat ik de sector JJI opdracht heb gegeven om de mogelijkheden te benutten om meer dan voorheen te gaan inzetten op het betrekken van ouders via de sociale media. Dit als onderdeel van de JJI-agenda 2014–2018 die ik samen met het veld heb opgesteld.

De leden van de SP-fractie vragen vervolgens aandacht voor het van school moeten wisselen of het kwijtraken van een baan door de verre afstand. Alleen jeugdigen die in het kader van voorlopige hechtenis in nachtdetentie worden geplaatst, kunnen hun opleiding of werk gedurende het verblijf in de inrichting voortzetten. De rest moet zijn eventuele opleiding of baan dus onderbreken. Verder kan nog worden opgemerkt dat het merendeel van de jeugdigen relatief kort in een JJI verblijft, circa 75% zit korter dan 3 maanden. De opgelopen achterstand op school is dan nog mogelijk in te halen.

De leden van de SP-fractie vragen om een reactie op de artikelen van Erik Gerritsen en de wetenschappers over de meerwaarde van justitiële inrichtingen als JJI Amsterbaken op de heropvoeding van criminele jongeren. Veel van de punten die Gerritsen aanhaalt zijn ook de vragen die nu door de leden van de Vaste Commissie voor Veiligheid en Justitie zijn gesteld. Echter één punt is nog niet aan de orde geweest en dat betreft de vraag of ik de Rijks-JJI’s heb willen voortrekken ten koste van de private JJI Amsterbaken.

Hier wil ik de voorgaande sluitingen in herinnering halen. Vorig jaar nog heb ik besloten om een Rijksinrichting te sluiten als onderdeel van het Masterplan DJI 2013–2018, en wel JJI Heuvelrug/Eikenstein. Ook in eerdere bezuinigingsrondes is fors gesneden in de capaciteit bij zowel Rijks- als particuliere inrichtingen. Op de wijze en het moment waarop de directeuren zijn geïnformeerd kom ik terug bij het onderdeel Slot, dit in antwoord op de vragen van de leden van de VVD fractie.

Ook heb ik kennis genomen van de inhoud van het artikel van de heren Van der Helm en Stams. Ook hier komt veel van het gestelde mij bekend voor. Zo ook de ouderparticipatie en scholing. Al eerder verwees ik naar de JJI-agenda 2014–2018 waarin juist ook ingezet gaat worden op «van binnen naar buiten kijken». Het verblijf in de JJI is vaak slechts een korte fase in een veel breder traject. De JJI moet de blik consequent richten vanuit «binnen» op wat «buiten» nodig is. Gemeenten moeten daarbij in de gelegenheid worden gesteld hun regierol ook te vervullen op het moment dat een jongere tijdelijk in een JJI zit. Van belang is dat ketenpartners in de (jeugd)strafrechtketen en jeugdzorg systematisch worden voorzien van actuele informatie over de behandeling en bejegening van de jongeren in een JJI. Een JJI doet nu al veel meer dan «alleen opsluiten». Zoals bekend zijn in de afgelopen jaren diverse kwaliteitsverbetermaatregelen doorgevoerd, mede naar aanleiding van diverse inspectierapporten en het rapport van de Algemene Rekenkamer (2007). Volume en kwaliteit zijn hierbij hand in hand gegaan. Ik heb geen signalen dat het volume van een JJI een averechts effect heeft op de resocialisatie dan wel problemen en recidive bij de jongeren die de JJI hebben verlaten. Sterker nog, een bepaald volume (en bezetting) is nodig om de kwaliteit die nu in een JJI wordt geboden te behouden en voort te zetten. Ik zie dan ook op dit moment geen aanleiding om nu een grootschalig operatie uit te voeren om te komen tot een kleinschaliger netwerk van JJI’s. Enerzijds vanwege het gebrek aan middelen, maar anderzijds – en dat is van veel grotere waarde – gezien het feit dat ik nu onvoldoende houvast heb dat kleinschaligheid leidt tot meer kansen voor jongeren, minder leed in de samenleving en op termijn lagere kosten. Aandachtspunt nu is het realiseren van de grootschalige bezuinigingsoperatie vanuit het Masterplan DJI.

Het is thans aan de JJI Amsterbaken om een sociaal plan op te stellen ten behoeve van het personeel. In dat plan zal moeten worden ingegaan op de vraag waar de medewerkers een andere werkkring kunnen vinden. De meest recente ervaring met uitstroom van medewerkers is bij de sluiting van de particuliere JJI Kolkemate eind 2013. Daar kwam de uitstroom van personeel veel sneller op gang dan was gepland. Hierdoor kon de instelling al in augustus 2013 volledig buiten gebruik gesteld worden. In antwoord op de vraag van de leden van de SP-fractie realiseer ik mij terdege dat het een lastige en onzekere tijd is voor de medewerkers. Deze taakstelling raakt wederom een fors aantal mensen en hun families. Dat het niet eenvoudig zal zijn om een andere werkkring te bemachtigen is helder. Toch hoop ik en heb ik er vertrouwen in dat de medewerkers een nieuwe toekomst vinden binnen een andere werkomgeving.

De leden van de SP-fractie vragen of het klopt dat JJI Amsterbaken de laatste jaren financieel en kwalitatief beter heeft gedraaid, ook als zij minder jongeren geplaatst kreeg. Het is niet zo dat JJI Amsterbaken de afgelopen jaren financieel beter heeft gedraaid dan de andere particuliere inrichtingen. In 2011 en 2012 was sprake van een behoorlijk verlies dat deels is aangevuld door de moederstichting Spirit om te voorkomen dat de stand van de egalisatiereserve negatief zou worden. Deze reserve is bedoeld om normale bedrijfsrisico’s in de toekomst op te kunnen vangen. De subsidie-afrekening voor 2013 heeft nog niet plaatsgevonden maar laat een voorlopig positief resultaat zien. JJI Amsterbaken geeft aan dat dit deels komt doordat zij de bedrijfsvoering heeft aangepast aan de capaciteit, wat heeft geleid tot een krimp in het personeelsbestand. De bedrijfsvoering is dus aangepast naar 54 operationele plaatsen, terwijl DJI in 2013 nog steeds 80 operationele plaatsen heeft gefinancierd.

Het is dus de vraag of dit voorlopige positieve resultaat ook was gerealiseerd indien DJI in 2013 alleen de 54 operationele plaatsen had gefinancierd. Ook de andere particuliere inrichtingen laten in 2013 een voorlopig positief resultaat zien.

De leden van de SP-fractie vragen zich onder meer af waarom niet gekozen wordt om juist kleinschaliger te werken met kleine inrichtingen. Zij vragen tevens wat het effect zal van de sluiting van JJI Amsterbaken op de huidige transitie, transformatie van de jeugdzorg en regionale samenwerking in de stadsregio Amsterdam en Noord-Holland. Hierbij haal ik in herinnering dat er zes jaar geleden nog zo’n 17 JJI locaties waren verdeeld over Nederland waarbij de regionale samenwerking kleinschaliger was dan deze anno 2016 het geval zal zijn. Hiervoor heb ik al aangegeven dat kwaliteit en een bepaald volume aan elkaar gekoppeld zijn. Een principe, ondersteund vanuit het veld, dat sinds de JJI-doorlichtingsrapporten van de gezamenlijke Inspecties en de rapportage van de Algemene Rekenkamer uit 2007 heeft geresulteerd in een enorme kwaliteitsverbetering in de JJI’s. Sinds 2008 zijn veel verbeteringen doorgevoerd ten aanzien van behandeling en begeleiding. Zo wordt veel aandacht besteed aan de professionalisering van de medewerkers, de gedragsinterventies en de kwaliteit en variëteit van onderwijs. Tegelijkertijd zijn in de afgelopen jaren diverse visies gericht op werkwijze, aanpak en bejegening vastgesteld en geïmplementeerd. Een overkoepelende visie op het orthopedagogisch leefklimaat is in 2013 vastgesteld. Deze kwaliteitsverbetering is gekoppeld aan de nodige investeringen waarover regelmatig met uw Kamer gecommuniceerd is. In aanvulling op mijn hiervoor gegeven reactie op het artikel van de heren Van der Helm en Stams is regionale samenwerking mijns inziens een onderdeel van de huidige aanpak, die onder meer wordt vormgegeven in het nazorgtraject. Er wordt al intensief samengewerkt met de ketenpartners ondersteund door het Landelijk Instrumentarium Jeugd (LIJ) dat is geïmplementeerd. Daarnaast loopt momenteel een verbetertraject om nazorg zo efficiënt mogelijk te laten plaatsvinden. De huidige structuur van netwerk- en trajectberaden wordt onder de loep genomen en daar waar nodig worden aanvullende acties ondernomen om de samenwerking te verbeteren. Dat alles gericht op een zo goed mogelijke opvang c.q. behandeling en begeleiding tijdens en na een verblijf in een JJI. Zoals hiervoor al aangegeven zie ik geen meerwaarde om over te stappen op een stelsel van kleinschaliger werken en nog kleinere inrichtingen.

Met betrekking tot de vragen van de leden van de SP-fractie inzake de jeugdzorg kan ik melden dat de capaciteit van de gesloten jeugdzorg op dit moment 1.336 plaatsen bedraagt. Het met deze capaciteit gemoeide budget wordt vanaf 2015 overgeheveld naar gemeenten omdat zij vanaf 2015 verantwoordelijk zijn voor de gehele jeugdzorg. Er zijn op dit moment geen wachtlijsten bij zowel de gesloten jeugdzorg als de residentiële jeugdzorg. Gegeven de huidige leegstand heeft de Staatssecretaris van VWS met de VNG afgesproken de te decentraliseren capaciteit met ongeveer 175 plaatsen te verminderen. Het is nog niet bekend hoe dit aantal gerealiseerd wordt. Bij mij en mijn collega van VWS is niets bekend over eerdere ervaringen in Engeland en Denemarken die uit zouden wijzen dat door sluiting van de (gesloten) jeugdzorgplekken jongeren eerder op straat kwamen en de jeugdcriminaliteit toenam.

De leden van de CDA-fractie constateren dat bij de keuze om JJI Amsterbaken te sluiten weinig tot geen aandacht is geweest voor de haalbaarheid van een verdeelde capaciteitsreductie onder de JJI’s. De leden van de CDA-fractie vragen hiernaar vanuit het oogpunt dat er geen sprake zou zijn van een correlatie tussen volume en kwaliteit in een JJI. In navolging op eerdere antwoorden op vragen van de VVD-fractie is het verdelen van de 80 plaatsen over meerdere JJI (de kaasschaafmethode) niet haalbaar gebleken.

Dit omdat de operationele capaciteit en de bezetting van de inrichtingen dan te klein worden, met negatieve gevolgen voor onder meer de kwaliteit van behandeling, de gedragsinterventies en het onderwijsaanbod in de JJI’s. Reeds in het eerder aangehaalde Capaciteitsplan JJI 2010 werd hier al naar verwezen. Bepaalde groepsgerichte interventies kunnen niet of pas veel later in de behandeling worden toegepast omdat er onvoldoende instroom is. Daarnaast staat het vaststellen van de effectiviteit van bestaande interventies onder druk alsmede het behoud van licenties om interventies toe te passen, evenals een effectieve toepassing van YOUTURN. Ook het onderwijsaanbod is minder divers aangezien bij kleine aantallen jeugdigen in een JJI er minder leerlijnen in het onderwijs kunnen worden aangeboden.

Daarbij komt dat een verdeelde capaciteitsreductie ook vanuit financieel oogpunt niet haalbaar is, omdat capaciteit dan niet wordt afgestoten maar buiten gebruik wordt gesteld. Alle vaste (overhead)kosten van de JJI’s blijven dan immers gelijk (bijv. de huisvestingskosten), waardoor de besparingen per plaats veel lager uitvallen. Het ophogen van de reservecapaciteit met 80 plaatsen betekent jaarlijks een aanvullende kostenpost van circa € 4 miljoen. Daarbij komt dat een aantal JJI’s onder de 80 plaatsen komt waardoor zij in aanmerking komen voor een kleinschaligheidstoeslag. Dit zou een aanvullende kostenpost zijn van jaarlijks circa € 1 miljoen.

In antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie inzake het belang van regionale spreiding heb ik reeds aangegeven dat regionale spreiding van belang is maar niet het doorslaggevende criterium zoals enkele jaren geleden. Andere criteria zoals werkgelegenheid en financiën zijn hieraan toegevoegd. Zie ook mijn antwoorden op eerdere vragen van de leden van de VVD-fractie.

De leden van de CDA-fractie vragen of ik bereid ben in gesprek te gaan met de directeuren van de JJI’s. Ik ben vanzelfsprekend bereid dit gesprek aan te gaan. Inmiddels heb ik gesproken met de voorzitter van de Raad van Bestuur van Spirit samen met de directie van JJI Amsterbaken. Zij hebben aangegeven met een alternatief plan te komen voor 1 juli 2014 waarvan ik heb toegezegd dat ik dat zal bestuderen. Daarbij heb ik wel mijn randvoorwaarden helder gemaakt. Het moet vanaf 2016 een structurele besparing opleveren van € 16,4 miljoen en de eenmalige frictiekosten dienen niet hoger te zijn dan die aan de huidige beslissing zijn verbonden. Mijn medewerkers zijn sindsdien ook in gesprek met JJI Amsterbaken. Met betrekking tot de vragen van de leden van de CDA-fractie inzake het adolescentenstrafrecht verwijs ik naar mijn eerdere antwoorden op de vragen van de leden van de VVD-fractie.

De leden van de CDA-fractie stellen de vraag wat de waarde is van het plaatsen van preventief gehechte jongeren binnen hun eigen omgeving. Het merendeel van de preventief gehechte jongeren wordt na korte tijd daaruit geschorst. Deze groep jongeren verblijft in feite al binnen afzienbare tijd weer in de eigen omgeving. Echter er zijn ook jongeren die langer in voorlopige hechtenis blijven en juist buiten de regio geplaatst worden om even los te komen van hun omgeving. In het verlengde van de antwoorden op vragen van de leden van de VVD-fractie en SP-fractie is bij nachtdetentie de eigen omgeving van grote waarde. Als de afstand te groot en/of de reisduur te lang is, zal het voortzetten van opleiding, werk, stage en/of behandeling in de eigen omgeving niet langer mogelijk zijn.

Voor de vragen van de leden van de CDA-fractie over de samenwerking tussen ketenpartners, de aanpak van de Top600 en de rol van JJI Amsterbaken verwijs ik naar mijn eerdere antwoorden op vragen van de VVD-fractie en SP-fractie.

De leden van de CDA-fractie vragen of het huidige percentage van 60% regionaal geplaatsen gegarandeerd wordt na sluiting van JJI Amsterbaken en JJI Heuvelrug/Eikenstein. Regionale plaatsing is gedefinieerd als plaatsing in de dichtstbij gelegen JJI. Sluiting van een JJI impliceert dat een andere JJI de dichtstbij gelegen JJI wordt.

De 60% wordt dan ook gehandhaafd, zij het dat de afstand wel groter is geworden de afgelopen jaren en nog groter zal worden na sluiting van JJI Amsterbaken en JJI Heuvelrug/Eikenstein.

De te verwachten kosten voor Jeugdzorg in Amsterdam, in antwoord op een vraag van de leden van de CDA-fractie, zijn met name gelieerd aan de grotere reisafstand tussen hun huidige locatie en de JJI’s waarin de jongeren verblijven. Daarnaast betekent de dalende trend van de jeugdcriminaliteit ook minder instroom bij deze ketenpartners.

Uit onderzoek blijkt dat ouderparticipatie een positieve uitwerking heeft op het terugdringen van recidive. Dit in antwoord op vraag van de leden van de CDA-fractie. Contextuele factoren waaronder ouders, maar ook vrienden, school en werk zijn van invloed op het verloop en de effectiviteit van de behandeling in een JJI. En daarmee ook op het voorkomen van de recidive na verblijf in een JJI. Zie ook mijn antwoorden op vragen van de leden van de SP-fractie.

Voor de vragen inzake nachtdetentie verwijs ik naar mijn antwoorden op vragen van de leden van de VVD-fractie en SP-fractie. Met betrekking tot de vraag van de leden van de CDA-fractie op welke wijze binnen de rechtspraak is gereageerd, kan ik aangeven dat het Openbaar Ministerie heeft aangegeven het te betreuren dat bij sluiting van JJI Amsterbaken de mogelijkheid voor nachtdetentie huns inziens wegvalt.

De leden van de CDA-fractie vragen naar de kapitaalinvestering van circa € 40 miljoen in 2011 in relatie tot de sluiting. Deze kapitaalinvestering was indertijd dringend noodzakelijk vanwege de bouwkundige staat van het gebouw. Op dat moment was niet te voorzien dat deze inrichting vijf jaar later gesloten zou gaan worden. In lijn met eerdere antwoorden op de vragen van de SP-fractie zal DJI met JJI Amsterbaken de komende periode alternatieve aanwendingsmogelijkheden verkennen. Feit is dat de afgelopen jaren ook in andere JJI’s fors is geïnvesteerd. Zowel de leden van de CDA-fractie als de SP-fractie informeren naar de hypotheek van

€ 26 miljoen die Spirit open zou hebben staan. Bij de beantwoording van de vragen van de leden van de SP-fractie heb ik een toelichting gegeven op het financiële kostenoverzicht. Het bedrag van € 26 miljoen inzake de hypotheek Spirit is zowel bij mijn ministerie als bij het Ministerie van VWS niet bekend.

De Staatssecretaris van VWS is geïnformeerd over de voorgenomen sluiting van JJI Amsterbaken, dit in antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie. Het oordeel van de aanbieders van Jeugdzorgplus is niet meegewogen in het besluit om JJI Amsterbaken te sluiten. Het is bij mijn collega van VWS op dit moment niet bekend hoeveel plaatsen jeugdzorgplus gemeenten in de regio Amsterdam gaan inkopen. De leden van de CDA-fractie vragen naar de gevolgen voor de werkzaamheden van diverse ketenpartners. Zie hiervoor mijn antwoorden op de vragen van VVD-fractie en SP-fractie inzake de intensieve ketensamenwerking. Hoe de sluiting van JJI Amsterbaken past in de plannen van de decentralisatie van de jeugdzorg naar gemeenten, vragen de leden van de CDA-fractie. Op zich staat een sluiting van een JJI los van de decentralisatie van de jeugdzorg. Wel realiseer ik me dat dit voor de ketenpartners in de regio om JJI Amsterbaken gedeeltelijk weer tot nieuwe samenwerkingsverbanden zal leiden zoals dat in het verleden ook is gebeurd als gevolg van het afstoten van JJI-locaties.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de beschikbaarheid van plaatsen in een JJI in de provincie Noord-Holland. Tevens vragen de leden van deze fractie naar de reisafstanden die zullen ontstaan. Zij vragen tevens of gekeken is of de dichtstbijzijnde JJI’s capaciteit hebben om alle jongeren uit de regio op te vangen. Van de jeugdigen die in voorlopige hechtenis zitten, komt 23% uit de regio rond JJI Amsterbaken. Zoals al genoemd zullen de jeugdigen zoveel als mogelijk in de dichtstbijzijnde JJI’s geplaatst worden, te weten JJI Teylingereind en JJI Lelystad.

Dit leidt, evenals bij eerdere sluitingen, ertoe dat de reistijd van ouders en verzorgers mogelijk zal toenemen. Met betrekking tot de vragen van de Top600 aanpak verwijs ik naar de eerder gegeven antwoorden op vragen van de leden van de PvdA-fractie, SP-fractie en CDA-fractie. De leden van de ChristenUnie-fractie informeren naar de werkgelegenheid voor de medewerkers in de regio en voor het personeel van JJI Amsterbaken. Terecht constateren de leden van de ChristenUnie-fractie dat het een onrustige tijd is voor het personeel. Het is inmiddels de vierde keer op rij dat gesneden moet worden in de JJI-capaciteit. Zorg en kwaliteit stonden, staan en blijven hoog in het vaandel staan. Dat betekent ook zorg voor het personeel. Door de eerdere sluitingen zijn inmiddels ervaringen opgedaan met het vormgeven en uitvoering geven aan het sociaal plan dat door de particuliere JJI’s is opgesteld. Het sociaal plan maakt deel uit van het sluitingsplan dat de inrichting samen met DJI opstelt. In dit sluitingsplan wordt ook de afkoop van de lopende verplichtingen meegenomen.

Met betrekking tot de werkgelegenheid voor de medewerkers in deze sector in de regio Amsterdam heb ik aangegeven dat werkgelegenheid (van JJI-personeel) wel een onderscheidend criterium is geweest. De werkgelegenheid in het westelijk deel van Nederland is groter dan in de krimpregio’s in het noorden en zuiden van Nederland. Dat neemt niet weg dat in de afgelopen periode in de regio Amsterdam c.q. provincie Noord-Holland ook banen verdwenen zijn in de sector. Ook aan de kant van de jeugdzorg vertoont de behoefte aan plaatsen in Nederland een dalende trend. Zoals hiervoor al aangeven is ook daar sprake van leegstand.

Slot

De leiding van JJI Amsterbaken is op woensdagochtend 14 mei 2014 geïnformeerd over de voorgenomen sluiting. Dit in antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie en de PvdA-fractie. Overigens zijn alle directeuren van de JJI’s enkele weken daarvoor geïnformeerd over de ontwikkelingen op het terrein van benodigde capaciteit en het voorgenomen besluit om 80 operationele plaatsen te schrappen per 1 januari 2016. Het personeel in alle JJI’s is op woensdagmiddag 14 mei 2014 geïnformeerd door de eigen directie Ik heb kennis genomen van het bericht van de directie JJI Amsterbaken dat er in de afgelopen jaren al veel ontslagen zijn gevallen binnen de sector. Met betrekking tot de opmerkingen over herplaatsing kan ik aangeven dat de maatregelen in het kader van het Werk naar Werk-beleid zich specifiek richten op het personeel in dienst van een rijksinstelling. Het is nu aan Spirit en de directie JJI Amsterbaken om een sociaal plan op te stellen. Vanzelfsprekend zal DJI hier ondersteuning aanbieden vanuit de eerder opgedane ervaringen omtrent de rijksinstellingen als onderdeel van het hiervoor genoemde sluitingsplan. Zoals ik al eerder heb aangegeven, weet ik dat de inrichting haar uiterste best zal doen om mensen te begeleiden. Dat maakt dat ik er vertrouwen in heb dat medewerkers een nieuwe werkomgeving zullen vinden.


X Noot
1

Impactanalyse sluiting Amsterbaken versie 20 mei 2014

X Noot
2

«Jonge criminelen zijn niet te stoppen»: Het Parool, d.d. 22 mei 2014.

X Noot
3

«Politieke kafkasuïstiek, Erik Gerritsen, Binnenlands Bestuur, 20 mei 2014.

X Noot
4

«Justitiële behandeling van jongeren niet zonder context», dr. G.P.H. van der Helm & prof. dr. G.J.J.M. Stams.

X Noot
5

Kamerstuk 28 741, nr. 23

X Noot
6

Kamerstuk 33 173, nr. 7

X Noot
7

Monitor Jeugdcriminaliteit. Ontwikkelingen in de aantallen verdachten en strafrechtelijke daders 1997 t/m 2012, WODC/CBS, 2014

X Noot
8

Van der Laan, A.M., & Blom, M. (2011). Meer jeugdige verdachten, maar waarom? Een studie naar de relatie tussen maatschappelijke ontwikkelingen en de veranderingen in het aantal jeugdige verdachten van een misdrijf in de periode 1997–2007. Den Haag: WODC.

X Noot
9

Kamerstuk 28 684, nr. 404

Naar boven