24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting

Nr. 769 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 september 2024

De vraag hoeveel vermogen mensen mogen hebben zonder hun recht op kwijtschelding van lokale belastingen, zoals de zuiveringsheffing of de rioolheffing, te verliezen is een onderwerp dat veel mensen in Nederland raakt. Dit onderwerp vraagt dan ook om zorgvuldige afweging en besluitvorming.

Op 23 april jl. heeft uw Kamer de Nader gewijzigde motie van de leden Palmen (NSC) en Mohandis (GroenLinks-PvdA) over het volledig gelijktrekken van de vermogensnormen aangenomen.1 De motie verzoekt de regering de Kamer te informeren over de wettelijke mogelijkheden en implicaties voor het volledig gelijktrekken van de vermogensgrenzen, en daarbij de maatschappelijke baten van de preventieve werking van een financiële buffer mee te nemen, en verzoekt de regering, de Regelingen in afwachting van het onderzoek overeenkomstig de resultaten uit dit onderzoek zo spoedig mogelijk te bepalen dat de vermogensnorm voor kwijtschelding mogelijk verruimd kan worden tot maximaal de vermogensnorm in de Participatiewet.

Om invulling te geven aan het eerste deel van deze motie wil ik het onderzoek «Vermogensnormen kwijtschelding lokale belastingen» laten uitvoeren. Met deze brief deel ik, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW), met uw Kamer de bijgevoegde onderzoeksopzet «Vermogensnormen kwijtschelding lokale belastingen».

Tevens wil ik in deze brief reageren op het verzoek van uw Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) van 21 mei jl. om het deel van de motie aangaande «de Regelingen aan te passen en daarin te bepalen dat de vermogensnorm voor kwijtschelding verruimd kan worden tot maximaal de vermogensnorm in de Participatiewet» reeds uit te voeren.

Het onderzoek

In de onderzoeksopzet zijn de vragen uit de Nader gewijzigde motie van de leden Palmen en Mohandis2 meegenomen en is tevens aandacht voor de beleidsvraagstukken die spelen bij de ophoging van de vermogensnorm, zoals vermeld in de brief van mijn voorganger van 25 maart jl.3 De onderzoeksopzet is afgestemd met de VNG en de Unie van Waterschappen. Uw Kamer zal naar verwachting in de eerste helft van 2025 nader over het onderzoek worden geïnformeerd.

Verzoek Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Uw Vaste Commissie voor SZW heeft op 21 mei jl. verzocht om het deel van de motie aangaande «de Regelingen aan te passen en daarin te bepalen dat de vermogensnorm voor kwijtschelding verruimd kan worden tot maximaal de vermogensnorm in de Participatiewet» reeds uit te voeren.

Op 28 februari jl. hebben de leden Palmen en Mohandis tijdens het Tweeminutendebat Armoede en Schuldenbeleid een motie ingediend waarin ze de regering verzoeken om de vermogensgrenzen van lokale belastingen gelijk te stellen aan de vermogensgrenzen van de Participatiewet4. Deze motie is door mijn voorganger bij zijn appreciatie van 25 maart jl. ontraden op basis van beleidsvraagstukken die hierbij spelen5.

De leden Palmen en Mohandis hebben op 23 april jl. een Nader gewijzigde motie ingediend6. Deze Nader gewijzigde motie is door mijn voorganger bij zijn appreciatie van 23 april jl. oordeel Kamer gegeven met als motivering «Het feit dat de leden Palmen en Mohandis nu eerst een onderzoek willen en vervolgens op basis van de resultaten van dit onderzoek zo spoedig mogelijk aanpassing van de Regelingen willen, doet recht aan de beleidsvraagstukken genoemd in mijn brief van 25 maart jl.»7.

Gelijk aan de lijn van mijn voorganger wil ik, gezien de beleidsvraagstukken die spelen bij ophoging van de vermogensnorm kwijtschelding, vasthouden aan de volgorde eerst onderzoek en dan pas aanpassing.

Tot slot

Zoals aan het begin van deze brief opgemerkt, vergt de vraag hoeveel vermogen mensen mogen hebben zonder hun recht op kwijtschelding van lokale belastingen te verliezen om zorgvuldige afweging en besluitvorming.

Mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.J.M. Uitermark


X Noot
1

Kamerstukken II, 2023/24, 24 515, nr. 761

X Noot
2

Kamerstukken II, 2023/24, 24 515, nr. 761

X Noot
3

Kamerstukken II, 2023/24, 24 515, nr. 754

X Noot
4

Kamerstukken II, 2023/24, 24 515, nr. 742

X Noot
5

Kamerstukken II, 2023/24, 24 515, nr. 754

X Noot
6

Kamerstukken II, 2023/24, 24 515, nr. 761

X Noot
7

Kamerstukken II, 2023/24, 24 515, nr. 754

Naar boven