De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat lokale heffingen verhoogd worden met gemiddeld 8,5%;
constaterende dat mensen die amper rond kunnen komen niet in aanmerking komen voor
een kwijtschelding wanneer zij een bescheiden spaarpot hebben, omdat de vermogensgrenzen
voor lokale belastingen lager liggen dan de vermogensgrenzen in de Participatiewet;
constaterende dat artikel 255, vierde lid, van de Gemeentewet en artikel 144 Waterschapswet
voor gemeenteraden *en waterschappen* de bevoegdheid schept om ruimere vermogensnormen
te hanteren voor kwijtschelding van gemeentelijke belastingen;
overwegende dat het Nibud het belang van een financiële buffer benadrukt omdat dit
problemen voorkomt op individueel en op maatschappelijk niveau en dat sparen daarom
niet afgestraft zou moeten worden;
verzoekt de regering de Kamer te informeren over de wettelijke mogelijkheden en implicaties
voor het volledig gelijktrekken van de vermogensgrenzen, en daarbij de maatschappelijke
opbrengsten van de preventieve werking van een financiële buffer mee te nemen,
verzoekt de regering, de Regelingen in afwachting van het onderzoek overeenkomstig
de resultaten uit dit onderzoek zo spoedig mogelijk te bepalen dat de vermogensnorm
voor kwijtschelding mogelijk verruimd kan worden tot maximaal de vermogensnorm in
de Participatiewet,
en gaat over tot de orde van de dag.