24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting

Nr. 754 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 maart 2024

Op 28 februari jl. hebben de leden Palmen (NSC) en Mohandis (GroenLinks-PvdA) tijdens het Tweeminutendebat Armoede en Schuldenbeleid een motie ingediend (Kamerstukken II, 2023/24, 24 515, nr. 742) waarin ze de regering verzoeken om de vermogensgrenzen van lokale belastingen gelijk te stellen aan de vermogensgrenzen van de Participatiewet. Ik stuur u deze brief, mede namens de Minister van IenW, om deze motie van een appreciatie te voorzien.

Onze appreciatie is dat we deze motie ontraden. De beleidsvraagstukken die gepaard gaan met het gelijkstellen van de vermogensgrenzen staan hieronder toegelicht. Op zijn minst raden we u aan om deze motie aan te houden totdat de hier onderstaande beleidsvraagstukken in een uitvoeringstoets nader zijn uitgewerkt.

Het gaat om de volgende beleidsvraagstukken:

  • Harmonisatie: Waarmee?

    De wet- en regelgeving van de kwijtschelding van lokale belastingen is nu gebaseerd op die van de kwijtschelding van de Rijksbelastingen. Dit geldt zowel voor de berekeningswijze van het vermogen als van die van het inkomen. De reden hiervoor is dat, net als bij de Rijksbelastingen, mensen lokale belastingen betalen omdat ze gebruik of profijt hebben van voorzieningen.

    De bijstand daarentegen is een vangnet bedoeld om in het basale levensonderhoud te kunnen voorzien. De aard van de bijstand verschilt dan ook wezenlijk van de aard van lokale belastingen. Het al dan niet recht hebben op de bijstand heeft dan ook een andere impact voor mensen dan het al dan niet moeten betalen van de lokale belastingen.

  • In hoeverre kan en wil het Rijk iets opleggen aan gemeenten en waterschappen?

    Gemeenten en waterschappen zijn binnen de grenzen van de wet vrij in de wijze van belastingheffing om in eigen middelen te voorzien. Het kwijtscheldingsbeleid maakt deel uit van die vrijheid. Dit uit zich er onder andere in dat op basis van de huidige wetgeving (art. 255 Gemeentewet en 144 Waterschapswet) gemeenten en waterschappen niet verplicht zijn en ook niet verplicht kunnen worden om kwijtschelding te verlenen en/of een hogere vermogensnorm toe te passen. Als het Rijk dit, ondanks de huidige wet- en regelgeving, wel verplicht wil opleggen dan geldt voor gemeenten artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet en dient bij de motie, in zoverre het de gemeenten raakt, te worden aangegeven op welke wijze de gederfde inkomsten worden gedekt. Voor waterschappen geldt dat zij hun taken bekostigen uit het eigen belastingstelsel. Dit zal dan een toename van de belastingdruk betekenen voor de ingezetenen van een waterschap die geen kwijtschelding ontvangen, zie hieronder Wie betaalt de rekening?

  • Werken loont minder

    Het gelijktrekken van de vermogensnormen zal ertoe leiden dat meer mensen kwijtschelding ontvangen. Voor meer mensen zal dus gelden dat aan het werk gaan inhoudt dat zij weer lokale belastingen moeten gaan betalen, waardoor werken minder lonend wordt.

  • Wie betaalt de rekening?

    De belastingdruk voor degenen die geen kwijtschelding hebben zal toenemen. Dit betekent onder andere een toename van de belastingdruk van de werkende middenklasse.

    Tenzij de gemeenten en waterschappen de belastingen niet verhogen, maar dan zullen er in de uitvoering (pijnlijke) keuzes moeten worden gemaakt, of het Rijk moet de terugval in inkomsten compenseren. In dit laatste geval moet de motie van dekking worden voorzien.

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge

Naar boven