24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting

Nr. 468 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 februari 2019

In onze brief van 15 november 20181 hebben wij u, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, moeten berichten dat de voortgang van de implementatie van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet helaas een aanzienlijke vertraging heeft opgelopen. Zoals toegezegd in deze brief willen wij u, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, informeren over de voortgang van zowel de implementatie van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet als het traject verbreding van het beslagregister. Daarmee geven we tevens invulling aan het verzoek van Kamerlid Peters (CDA) d.d. 15 januari 2019 om een brief inzake uitstel van de vereenvoudiging beslagvrije voet (Handelingen II 2018/19, nr. 40, item 7) en de motie van Kamerlid Renkema c.s. (GL) over snelle implementatie van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet (Kamerstuk 35 000 XV, nr. 47).

In de brief van 15 november hebben we tevens toegezegd u begin 2019 nader te informeren over de inwerkingtredingsdatum van de wet en over te treffen tussenmaatregelen. Met deze tussenmaatregelen zetten wij daar waar dit mogelijk is op korte termijn stappen richting het door de wet voorgestane systeem. Stappen die effect hebben voor de groep die op dit moment geconfronteerd wordt met een te laag vastgestelde beslagvrije voet. Op 10 december 2018 heeft de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) een brief van Sociaal Werk Nederland2 ontvangen met suggesties voor tussenmaatregelen. Ook op deze suggesties willen wij in deze brief ingaan.

Wij zijn ons er van bewust dat we met deze tussenmaatregelen niet alles wat de wet beoogt te realiseren, weten te bereiken. Ons oogmerk is echter wel om met de tussenmaatregelen op zo kort mogelijke termijn de situatie van eerder genoemde groep te verbeteren. Het gaat dan om maatregelen die een direct effect hebben op hun bestedingsmogelijkheden. Maatregelen die op die manier het verschil kunnen maken tussen extra schulden maken om rond te komen en voldoende overhouden om in het levensonderhoud te voorzien. Daarom zetten wij ons in om de tussenmaatregelen met spoed te realiseren.

De Staatssecretaris van SZW heeft in eerdergenoemde brief uit november tevens aangegeven opdracht te hebben gegeven tot een zogenaamde Gateway Review op het Programma tot implementatie. Met deze brief wil zij u ook informeren over de door het Gateway Team gedane aanbevelingen en de wijze waarop daaraan gevolg wordt gegeven. Zoals aangekondigd in de beantwoording van de door de leden Peters en Omtzigt (beiden CDA) op 2 januari 2019 ingediende vragen over

de vertraging van de inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 1339) hebben wij het Gateway Rapport als bijlage bij deze brief opgenomen3.

Ten slotte informeren wij u, conform de toezegging in de brief uit november, over de voortgang van het traject verbreding beslagregister.

Datum Inwerkingtreding

Zoals aangegeven, hebben wij u in november 2018 geïnformeerd over de ook in onze ogen onwenselijke vertraging bij de implementatie van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet (Kamerstuk 24 515, nr. 453). Binnen het huidige stelsel is het vaststellen van een juiste hoogte van de beslagvrije voet in te hoge mate afhankelijk van informatie die de schuldenaar zelf dient te verstrekken. Informatie die deze schuldenaar – zo blijkt uit de cijfers4 – maar moeilijk, en vaak ook niet, weet aan te leveren. De Wet vereenvoudiging beslagvrije voet brengt daarin verbetering. Hierin wordt de huidige informatie uitvraag bij de schuldenaar vervangen door raadpleging van in de Basis Registratie Personen (BRP) en de polisadministratie aanwezige gegevens. Een innende instantie die bij haar incasso te maken heeft met de beslagvrije voet kan deze bepalen door de gegevens handmatig te verwerken in een verkorte rekenmodule, maar voor massale processen waar onder meer Belastingdienst, SVB, UWV en ook uitvoerders van de Participatiewet5 mee te maken hebben, leent zich deze handmatige vorm niet. Een gedegen ICT-matige inbouw van enerzijds de voor de berekening noodzakelijke datastroom, en anderzijds de in de wet opgenomen berekening is onontbeerlijk. Dat willen wij de komende periode verder vormgeven.

De stuurgroep Implementatie beslagvrije voet, waarin alle betrokken partijen6 zijn vertegenwoordigd, heeft in kaart gebracht op welke datum alle partijen de wet kunnen uitvoeren. In dat kader zijn partijen bevraagd op de haalbaarheid en randvoorwaarden voor implementatie. UWV en de Belastingdienst hebben ook een herijkte uitvoeringstoets uitgebracht op zowel de wet als de lagere regelgeving. Zij hebben daarin aangegeven wat zij op welk moment – ook van elkaar – nodig hebben om een algehele uitvoering per 1 januari 2021 te kunnen realiseren en alle partijen hebben hun commitment richting genoemde datum uitgesproken. De Gateway Review heeft ons bevestigd dat dit – indien aan de aanbevelingen van het Gateway Team gevolg wordt gegeven – voor alle partijen ook een reële inwerkingtredingdatum is. Daar zullen wij dan ook als harde deadline op sturen.

De Belastingdienst heeft naar de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet in totaal drie uitvoeringstoetsen gedaan. De eerste toets heeft u gelijktijdig met het wetsvoorstel ontvangen, in december 2016. De tweede toets, naar de lagere regelgeving – de algemene maatregel van bestuur die bij de wet hoort – is halverwege 2018 opgeleverd. Deze zal op korte termijn samen met de lagere regelgeving openbaar worden gemaakt. In deze toets wordt 2020 nog als mogelijk inwerkingtredingsmoment genoemd. Die datum gold echter slechts voor de uitvoering van de lagere regelgeving, uitgaande van een tijdelijke voorziening. Het bovenliggende wettelijk kader was voor deze voorziening niet volledig in ogenschouw genomen. Vervolgens heeft de Belastingdienst een integrale herijkte uitvoeringstoets naar het hele regelcomplex (wet en algemene maatregel van bestuur) uitgevoerd. Ook die herijkte toets zal samen met de toets naar de lagere regelgeving openbaar worden gemaakt, en vervangt beide voorgaande toetsen. De herijkte toets bevestigt dat inwerkingtreding met ingang van 1 januari 2021 mogelijk is, mits tijdig aan de in de uitvoeringstoets genoemde noodzakelijke randvoorwaarden is voldaan.

Tussenmaatregelen

Wij zijn ons er van bewust dat de problematiek rond de huidige beslagvrije voet urgent is en om een oplossing vraagt. Daarom willen we waar mogelijk met een aantal tussenmaatregelen reeds effect sorteren bij de groep mensen die op dit moment met een te lage beslagvrije voet wordt geconfronteerd. We hebben daarbij specifiek gekeken naar maatregelen die ook bij inwerkingtreding van de wet goeddeels van kracht kunnen blijven en die los van de op dit moment spelende ICT-matige uitdagingen, in gang kunnen worden gezet. Wij zijn daarbij ook Sociaal Werk Nederland erkentelijk voor de door hen gedane suggesties. Wij hebben deze nadrukkelijk bij ons onderzoek betrokken. De volgende tussenmaatregelen zetten wij met spoed in gang:

Beslagvrije voet bij inzet overheidsvordering

Nog in 2019 zal de Belastingdienst afstappen van de huidige praktijk om een beslagvrije voet7 bij overheidsvorderingen achteraf én slechts op verzoek van een belastingschuldige toe te passen. De overheidsvordering is het met een soort «automatische incasso» afschrijven van een bedrag van maximaal € 500 van de bankrekening van een belastingschuldige. De Belastingdienst gaat deze beslagvrije voet bij een dergelijke vordering voortaan standaard vooraf toepassen, zoals ook is toegezegd om te gaan doen na inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet. Dat wil zeggen dat de Belastingdienst eerst een beslagvrije voet van een belastingschuldige berekent, alvorens een overheidsvordering wordt gedaan. Slechts voor zover deze beslagvrije voet niet wordt aangetast, zet de Belastingdienst de overheidsvordering door. De Belastingdienst gebruikt voor het vaststellen van de hoogte van deze beslagvrije voet hetzelfde proces als bij het doen van loonvorderingen.

Beslagvrij bedrag bij vereenvoudigd bankbeslag

In het verlengde van de voorgaande maatregel wijzen wij graag nog naar een separaat traject waarop in de 22ste Halfjaarsrapportage van de Belastingdienst al is ingegaan (Kamerstuk 31 066, nr. 438). Het betreft een maatregel waarbij de Belastingdienst voorafgaand aan het leggen van vereenvoudigd derdenbeslag, waaronder in de toekomst ook bankbeslag valt8, een beslagvrij bedrag vrij laat op een bankrekening. Deze systematiek volgt uit het wetsvoorstel herziening beslag- en executierecht, dat thans voor advies bij de Raad van State ligt. Als zowel de beslagvrije voet bij inzet overheidsvordering, als het beslagvrij bedrag bij vereenvoudigd bankbeslag zijn doorgevoerd, wordt door de Belastingdienst in het reguliere dwanginvorderingstraject nog slechts beslag op banksaldi gelegd als vooraf rekening is gehouden met het bestaansminimum.

Beslagvrije voet bij dwangverrekening toeslagen

Dwangverrekening van toeslagen vormt voor mensen met problematische schulden vaak een probleem. Van dwangverrekening is sprake als zonder voorafgaande instemming van de burger, bijvoorbeeld een huurtoeslagschuld wordt verrekend met een voorschot voor de zorgtoeslag. Komt de schuldenaar door deze dwangverrekening onder het bestaansminimum terecht dan vraagt de huidige werkwijze dat de burger hierop zelf actie onderneemt.

De Wet vereenvoudiging beslagvrije voet regelt dat de beslagvrije voet bij dwangverrekening van toeslagen proactief, dus vooraf, wordt toegepast. Wij streven ernaar die pro-actieve bescherming via een tussenmaatregel nog dit jaar te realiseren. Momenteel doen we onderzoek naar de uitvoerbaarheid van deze tussenmaatregel. We streven ernaar u nog in dit kwartaal nader te informeren.

Uniforme wijze van berekening beslagvrije voet

Sociaal Werk Nederland wijst in zijn brief aan de Staatssecretaris van SZW van 10 december 2018 erop dat met name UWV op bepaalde onderdelen een afwijkende berekening van de beslagvrije voet hanteert. Het gaat dan ten eerste om de wijze waarop bij de berekening van de beslagvrije voet rekening wordt gehouden met een eventuele verrekening van de huur- of zorgtoeslag. UWV heeft, daar naar gevraagd, aangegeven dat de werkinstructie reeds eerder is aangepast. Het geconstateerde probleem zou niet meer moeten optreden.

Daarnaast wijst Sociaal Werk Nederland erop dat UWV bij de berekening van de correctie in verband met kosten zorgverzekering, enkel corrigeert indien deze zorgkosten door de beslagene zelf (en bijvoorbeeld niet door zijn partner) worden voldaan. Aan deze handelwijze ligt een wetsinterpretatie ten grondslag waarvoor het huidig wettelijk kader ruimte biedt. De werkwijze heeft in specifieke situaties echter een lagere beslagvrije voet voor betrokkene tot gevolg. UWV heeft aangegeven te zullen onderzoeken of de werkwijze kan worden aangepast.

Geen standaard gebruik laagste beslagvrije voet

Een punt waarvoor onder meer de Nationale ombudsman9 eerder aandacht vroeg is het gebruik van de laagste beslagvrije voet indien sprake is van meerdere beslagen bij dezelfde derde-beslagene10. Dit vraagt enige uitleg. Elke beslagleggende partij geeft bij haar beslag de door haar berekende beslagvrije voet aan.11 Afhankelijk van de mate waarin deze partij informatie heeft (gekregen) over de omstandigheden van de schuldenaar (denk aan kosten zorgverzekering, hoogte woonlasten etc.) valt deze beslagvrije voet hoger of lager uit. Krijgt de derde-beslagene te maken met samenloop van meerdere beslagen op het inkomen van dezelfde persoon dan kan dit betekenen dat niet duidelijk is welke beslagvrije voet hij moet hanteren. De beslagen derde is verantwoordelijk voor de afdracht en kan er door een beslagleggende partij op aangesproken worden indien hij een hogere beslagvrije voet hanteert dan hem door de desbetreffende partij is meegedeeld. Het systeem van de huidige wet bevordert in die zin dat een derde-beslagene – vanuit risicobeperking – bij de afdracht de laagst gecommuniceerde beslagvrije voet hanteert. Een oplossing hiervoor is niet eenzijdig vorm te geven, maar vraagt om inzicht in de verschillende invorderingsmaatregelen van alle beslagleggende partijen. Hiervoor is de verbreding van het beslagregister noodzakelijk. Daarnaast loopt er op dit moment een traject om te komen tot algemene afspraken met betrekking tot het in de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet vormgegeven coördinerende deurwaarderschap. Wij onderzoeken of onderdelen van deze afspraken ook eerder tot uitvoering kunnen komen, zodat bovenstaande problematiek kan worden opgelost. De Staatssecretaris van SZW streeft ernaar u voor de zomer hierover te berichten.

Beslagvrije voet bij jongvolwassenen

Voor jongvolwassenen (18 tot en met 20 jaar) wordt binnen het huidige stelsel bij de berekening van de beslagvrije voet aangesloten bij de specifieke jongerennorm binnen de Participatiewet. Dit zijn relatief lage normen, omdat uitgegaan wordt van een bijdrage vanuit de ouders in het levensonderhoud van de jongere. Dat laat onverlet dat de aldus berekende beslagvrije voet de jongere terugwerpt op een zeer minimaal inkomen, van waaruit zeker de jongere die niet langer bij zijn ouders woont of niet terug kan vallen op zijn ouders, in de regel niet alle kosten samenhangend met levensonderhoud kan dragen.12 In de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet is er daarom voor gekozen om bij de vaststelling van de beslagvrije voet voor jongeren aan te sluiten bij de bijstandsnorm voor 21-jaren en ouder. In haar brief verzoekt Sociaal Werk Nederland om dit vervroegd te realiseren. Hiervoor zijn geen ICT aanpassingen nodig maar dit vergt wel wijziging van wetgeving en is in die zin als tussenmaatregel op korte termijn moeilijk te realiseren. De inzet van de Staatssecretaris van SZW is – juist omdat een en ander ook in lijn is met de toekomstige wetgeving – om in een u binnenkort toekomend wetsvoorstel een wijzigingsbepaling op te nemen, zodat dit alsnog eerder dan de algehele inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet, gerealiseerd kan worden.

In inrichting verblijvenden

Tevens kaart Sociaal Werk Nederland aan dat er nog steeds beslagleggende partijen zijn die bij beslag op het inkomen van een in een inrichting verblijvende in weerwil van de bedoeling van de wetgever13 deze beslagvrije voet te laag vaststellen. Ook hiervoor is een verduidelijking in de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet opgenomen. De Staatssecretaris van SZW zal ook deze verduidelijking in een u binnenkort toekomend wetsvoorstel opnemen.

Terugwerkende kracht indien schuldenaar alsnog informatie verstrekt

Ten slotte haalt Sociaal Werk Nederland in haar brief een specifieke casus aan waarin de Belastingdienst de beslagvrije voet niet heeft aangepast vanaf het moment dat de belastingschuldige zich bij de Belastingdienst meldde. De Belastingdienst paste daarentegen de beslagvrije voet aan vanaf het moment dat zij van deze belastingschuldige de informatie ontving om de beslagvrije voet juist vast te stellen. Wij vinden dit onwenselijk, aangezien hierdoor onderscheid ontstaat tussen burgers die zich melden met de informatie die nodig is om de beslagvrije voet goed vast te stellen en burgers die dit – om wat voor reden dan ook – niet doen. De Staatssecretaris van Financiën is voornemens het beleid van de Belastingdienst op dit punt aan te scherpen. Belastingschuldigen die zich melden, krijgen de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn de juiste informatie aan te leveren. Indien zij dit doen, wordt hun beslagvrije voet met ingang van het meldingsmoment – dus met een beperkte terugwerkende kracht – vastgesteld.

Beslagvrije voet bij verrekening

Veelal onbekend met factoren die de beslagvrije voet kunnen verhogen, vallen gemeenten bij de verrekening van schulden met de bijstandsuitkering van de schuldenaar terug op een beslagvrije voet gelijk aan een bepaald percentage (minimaal 90%) van de van toepassing zijnde bijstandsnorm voor een alleenstaande of gehuwde. In het door de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet te introduceren stelsel komt bij bijstandsgerechtigden de beslagvrije voet standaard op 95% van de bijstandsnorm terecht. In dit percentage is de gemiddelde ophoging verdisconteerd waarmee een bijstandsgerechtigde binnen het huidige systeem te maken zou moeten krijgen. De Staatssecretaris van SZW zal dan ook gemeenten oproepen om, anticiperend op de wet minimaal uit te gaan van een percentage gelijk aan 95% van de bijstandsnorm voor respectievelijk een alleenstaande of gehuwde.14

Met bovenbeschreven tussenmaatregelen willen wij al een aantal gedegen stappen zetten richting het door de wet vereenvoudiging beslagvrije voet beoogde systeem. Het is daarbij ons oogmerk om deze maatregelen met spoed te realiseren.

Gateway Review

In 2017 is gestart met de implementatie van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet. In deze periode is een verkenning naar de ondersteuningsbehoefte vanuit de betrokken partijen uitgevoerd en de lagere regelgeving bij de wet nader uitgewerkt. Begin 2018 is daarnaast vanuit het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een programma ingesteld voor de implementatie van de beslagvrije voet. Het programma heeft tot doel gezamenlijk en in samenhang met de keten te komen tot implementatie van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet bij en door de betrokken partijen, zodat de beslagvrije voet op een efficiëntie en eenduidige manier wordt vastgesteld en gecommuniceerd. Het programma moet er voor zorgen dat alle beslagleggende partijen15 vanaf datum inwerkingtreding over dezelfde gegevens kunnen beschikken, op gelijke wijze met deze gegevens de beslagvrije voet berekenen en daarbij hun incasso ook in enige mate op elkaar afstemmen. Het programma kent een stuurgroep waarin directeuren van de uitvoerende divisies van alle betrokken partijen zitting hebben. Daarnaast is aan het programma een programmamanager verbonden en wordt vanuit ICTU ondersteuning bij ICT-matige vraagstukken geboden.

Om verdere mogelijke vertragingsrisico’s voor te zijn, heeft de Staatssecretaris van SZW in november 2018 een zogenaamde Gateway Review16 laten uitvoeren op het programma. Over de opdracht tot uitvoering van een Gateway Review hebben wij u geïnformeerd in de brief van 15 november 2018. Het Gateway Team heeft het programma doorgelicht en op basis daarvan het in de bijlage bij deze brief opgenomen rapport opgeleverd. Het is een kritisch rapport, met een aantal zeer dringende aanbevelingen. Er spreekt echter ook het vertrouwen uit dat, mits een aantal uitgangspunten en randvoorwaarden in acht wordt genomen, inwerkingtreding van de wet per 1 januari 2021 voor alle partijen mogelijk is.

Naar aanleiding van de aanbevelingen hebben wij verschillende maatregelen genomen. Onder andere is ter bevordering van de ketensturing en programmaorganisatie per 1 februari 2019 – in lijn met aanbeveling 4 – een programmadirecteur gestart. Tevens is – in lijn met aanbeveling 6 – in de stuurgroepvergadering van 6 februari 2019 een planning besproken, die binnen afzienbare termijn moet leiden tot de noodzakelijke detailplanning voor de resterende implementatieperiode.

Ten slotte zijn in dezelfde stuurgroep ook de resultaten besproken van een nader onderzoek naar mogelijke beheer- en ontwikkelpartijen, wat – in lijn met aanbeveling 8 – dit voorjaar nog moet leiden tot een definitieve keuze.

Vanuit de stuurgroep is het expliciete verzoek om via periodieke voortgangsrapportages te sturen op de realisatie van de in het Gateway Rapport opgenomen aanbevelingen. Een en ander vanuit de dringende wens om de voortgang van de implementatie op zijn verschillende onderdelen te bewaken. Daarmee wordt nauwlettend gestuurd op het waarborgen van een inwerkingtreding van de Wet vereenvoudigde beslagvrije voet per 1 januari 2021.

Voortgang verbreding beslagregister

In de eerder genoemde brief uit november 2018 berichtte de Staatssecretaris van SZW u, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, over de uitkomsten van een kwalitatieve businesscase waarin vier alternatieven voor een betere gegevensuitwisseling tussen overheidsorganisaties en gerechtsdeurwaarders inzake (vereenvoudigd) derdenbeslag op hun effecten zijn getoetst17. Het onderzoek liet twee reële scenario’s over en stelde vast dat aanvullend onderzoek nodig is om een zorgvuldige keuze uit deze twee te kunnen maken.

Aanvullend onderzoek: de verrijkte businesscase

Inmiddels is die aanvullende studie uitgevoerd. Op basis van aanvullende gegevens van de uitvoeringsorganisaties en een uitwerking van de twee scenario’s heeft KPMG in opdracht van SZW een verrijkte businesscase opgesteld18. Het onderzoek laat over het geheel genomen een voorkeur voor het scenario «Routeervoorziening» zien. In vergelijking met het scenario «Centrale Database» scoort dit scenario beter op privacyaspecten, robuustheid en toekomstvastheid en geniet het grootste draagvlak onder de betrokken uitvoeringsorganisaties. De businesscase geeft ook een eerste indicatie van de te verwachten generieke kosten en de organisatie specifieke baten. De organisatie specifieke kosten zijn in dit onderzoek buiten beschouwing gebleven; deze kunnen pas later in het kader van uitvoeringstoetsen inzichtelijk worden gemaakt.

Scenariokeuze en verdere uitwerking ervan

Na het verschijnen van het KPMG-rapport «Verrijking businesscase gegevensuitwisseling derdenbeslag»19 hebben alle betrokken uitvoeringsorganisaties hun opvatting over het voorkeursscenario kenbaar gemaakt. Alhoewel het kostenaspect voor veel partijen een belangrijk aandachtspunt is, steunen partijen de voorkeur voor het scenario «Routeervoorziening». Gelet op het rapport en de opvattingen van de uitvoeringsorganisaties daarover leent het scenario «Routeervoorziening» zich het beste voor het tot stand brengen van een robuuste, toekomstvaste en privacybestendige ict-voorziening. Grote landelijke uitvoeringsorganisaties als Belastingdienst, UWV, SVB, CJIB, en LBIO, gemeenten, waterschappen en gerechtsdeurwaarders kunnen met deze voorziening relevante gegevens met betrekking tot het leggen van (vereenvoudigd) derdenbeslag met elkaar delen. Op basis van de hierdoor verkregen betere informatiepositie kan ieder van de genoemde partijen een betere afweging maken omtrent het al dan niet leggen van (vereenvoudigd) derdenbeslag. Naar verwachting verlopen hierdoor werkprocessen efficiënter en vermindert het aantal opgelegde beslagen, zodat schuldenaren en derde-beslagenen minder vaak door beslagleggende partijen worden benaderd.

Op basis van deze scenariokeuze wordt gewerkt aan een plan van aanpak voor de uitwerkingsfase van het project. Het definitieve besluit tot realisatie van een routeervoorziening volgt als alle uitvoeringstoetsen zijn gerealiseerd en een completer beeld van kosten is opgesteld.

Het streven van de Staatssecretaris van SZW is er op gericht in het derde kwartaal 2019 een wetsontwerp voor internetconsultatie voor te leggen en uitvoeringsorganisaties om een uitvoeringstoets te verzoeken. De streefdatum voor de inwerkingtreding van deze wet is 1 januari 2021. Op die datum kan nog geen sprake zijn van een volledig functionerende gegevensuitwisseling. Gelet op ict-releasekalenders en beschikbare budgetten, zullen nog niet alle uitvoeringsorganisaties met een eigen koppelvlak op de routeervoorziening zijn aangesloten en hun eigen systemen en processen waar nodig hebben aangepast.

Mede namens de Minister voor Rechtsbescherming zal de Staatssecretaris van SZW uw Kamer op geëigende momenten over de voortgang in de uitvoering van het uitwerkingsplan informeren.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark

De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel


X Noot
1

Kamerstuk 24 515, nr. 453.

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Zie onder meer: A.J. Moerman & M. Bockting, «Beter ten hele gekeerd. Verbetervoorstellen wetswijziging beslagvrije voet», LOSR/MOgroep, Utrecht 2014.

X Noot
5

Bij alle genoemde partijen speelt dat zij elk in meer dan 100.000 gevallen per jaar te maken hebben met een incasso (beslag of verrekening) waarbij de beslagvrije voet in acht genomen dient te worden.

X Noot
6

Naast de gerechtsdeurwaarders verenigd in de KBvG, gaat het dan om de Belastingdienst, het UWV, de SVB, het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO), het CJIB, de waterschappen en de gemeenten in hun hoedanigheid van lokale belastinginner en uitvoerder van de Participatiewet. De waterschappen en gemeenten worden daarbij in de stuurgroep door de VNG vertegenwoordigd.

X Noot
7

Formeel juridisch geldt de beslagvrije voet alleen bij beslag op periodiek inkomen. Daarvan is bij een overheidsvordering geen sprake. Er wordt in deze alinea gemakshalve gesproken van «een beslagvrije voet», omdat de door de Belastingdienst gehanteerde bedragen overeenkomen met de bedragen die de Belastingdienst hanteert bij het toepassen van de beslagvrije voet in het loonvorderingsproces.

X Noot
8

De Kamer zal, ingevolge het amendement Omtzigt (Kamerstuk 34 786, nr. 17), over het invoeren van het vereenvoudigd derdenbeslag vooraf worden geïnformeerd.

X Noot
9

Zie onder meer: Rapport 2017, 146.

X Noot
10

De derde-beslagene is degene onder wie beslag wordt gelegd op vorderingen die de schuldenaar op deze derde heeft. Is de schuldenaar uitkeringsgerechtigd dan is dit de uitkeringsinstantie en wordt er beslag gelegd op de uitkering, werkt de schuldenaar in loondienst dan is dat zijn werkgever en wordt er beslag gelegd op zijn loon.

X Noot
11

Hierbij zij opgemerkt dat voor de gerechtsdeurwaarders onderling vanuit de KBvG is afgesproken dat zij zich bij samenloop van beslagen voegen naar de door de eerste gerechtsdeurwaarder gecommuniceerde beslagvrije voet.

X Noot
12

Wij merken hierbij op dat indien de jongere bijstandsgerechtigd is en hij genoodzaakt is hogere kosten te maken, deze dan eventueel via bijzondere bijstand kunnen worden gedekt (artikel 12 Pw). Voor bijzondere bijstand geldt een beslagverbod waardoor deze bijdrage buiten het beslag blijft en aldus door de jongere voor specifieke extra kosten van levensonderhoud kan worden ingezet. De werkende jongere mist echter deze mogelijkheid.

X Noot
13

Zoals ook nogmaals uiteengezet en verduidelijkt in de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet.

X Noot
14

Een algehele ophoging van het basis bedrag tot 95%, zoals Sociaal Werk Nederland in zijn brief oppert, past niet. Bij schuldenaren bij wie de beslagvrije voet op dit moment juist is berekend, zou zo’n algemene ophoging inhouden dat schuldenaren tijdelijk (tot inwerkingtreding van de wet vereenvoudiging) te maken gaan krijgen met een hogere beslagvrije voet. Even afgezien van het feit dat een algehele ophoging van de beslagvrije voet het nodige vraagt van de uitvoering, is dit onwenselijk.

X Noot
15

Bij alle partijen moet niet alleen worden gedacht aan 148 gerechtsdeurwaarderskantoren, het UWV, de SVB, het LBIO, het CJIB en de Belastingdienst, maar ook aan 21 waterschappen en 355 gemeenten in hun hoedanigheid als uitvoerder van de Participatiewet enerzijds en als inner van lokale belastingen anderzijds.

X Noot
16

Voor meer informatie zie www.bureaugateway.nl

X Noot
17

Kamerstuk 24 515, nr. 453.

X Noot
18

In het scenario «Centrale Database» brengen betrokken partijen hun gegevens bijeen in een centrale database. Volgens nader te bepalen spelregels komen gegevens van de ene betrokken partij vanuit die database beschikbaar voor andere betrokken partijen. In het scenario «Routeervoorziening» maken betrokken partijen gebruik van een digitale voorziening om informatie bij elkaar op te vragen c.q. aan te leveren. Van centrale opslag van gegevens is nauwelijks sprake.

X Noot
19

Zie het bijgevoegde KPMG-rapport «Verrijking businesscase gegevensuitwisseling derdenbeslag» d.d. 28 januari 2019, raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven