24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting

Nr. 282 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 mei 2014

Gemeenten bereiken positieve resultaten met hun aanpak van preventie en vroegsignalering van schulden, één van de speerpunten van het armoede- en schuldenbeleid. In deze brief kom ik tegemoet aan het verzoek van het lid Heerma om een brief te sturen over enkele recente berichten over toenemende armoede onder kinderen in Nederland1. Vervolgens informeer ik u over de uitkomsten van de zogenoemde businesscases en over andere ontwikkelingen op het terrein van preventie en vroegsignalering van schulden: het marktinitiatief van BKR, de resultaten van de gesprekken met de telecomsector en de start van de regionale bijeenkomsten schulden2. Daarnaast stel ik u op de hoogte van de stand van zaken van de rijksincassovisie en de ondersteuning van publiek-private samenwerking bij de aanpak van armoede- en schuldenproblematiek. Ook kondig ik u een subsidieregeling aan voor de ondersteuning van projecten van maatschappelijke organisaties gericht op het tegengaan van armoede- en schuldenproblematiek.

Kinderen in armoede

De heer Heerma heeft mij verzocht om een brief te sturen naar aanleiding van enkele recente berichten over een toename van armoede onder kinderen. Aanleiding was het bericht in Trouw d.d. 14 maart 2014 over het «Databoek Kinderen in Tel 2014» en het persbericht van het Nibud d.d. 17 maart 2014 over groeiende armoede van gezinnen met kinderen die van een minimuminkomen moeten rondkomen.

Uit het «Databoek Kinderen in Tel 2014» blijkt dat het aandeel minderjarige kinderen dat opgroeit in een gezin met een bijstandsuitkering in de periode 2009 tot 2012 is gestegen van 4,97% naar 5,66%. In het persbericht bij het Databoek is gemeld dat het aantal kinderen dat in deze gezinnen opgroeit in dezelfde periode met ruim tien procent is gestegen. In 2012 gaat het om 197.380 kinderen. In lijn met de door Kinderen in Tel gesignaleerde stijging, laat het Armoedesignalement 2013 van het CBS en het SCP3 een stijging zien van het aantal kinderen dat opgroeit in een gezin met een laag besteedbaar inkomen.

Het kabinet vindt het van groot belang dat kinderen zich kunnen ontwikkelen en mee kunnen doen in de samenleving, ook wanneer zij opgroeien in een huishouden met een laag inkomen of problematische schulden. Bij de aanpak van armoede- en schuldenproblematiek heeft dit kabinet dan ook speciale aandacht voor de positie van kinderen.

Omdat werk de snelste weg uit armoede is, zet het kabinet fors in op het stimuleren van werkgelegenheid en het financieel aantrekkelijk maken voor gezinnen met een bijstandsuitkering om te gaan werken. Gelukkig zijn er inmiddels ook tekenen van economisch herstel zichtbaar en verwacht het CPB voor 2014 en 2015 een positieve koopkrachtontwikkeling en voor volgend jaar een afname van de werkloosheid. Hierdoor zullen ook gezinnen die nu te maken hebben met armoede- en schuldenproblematiek meer kansen krijgen.

Het kabinet treft daarnaast verschillende maatregelen om zoveel mogelijk te voorkomen dat gezinnen met een laag inkomen door het ijs zakken. Voorbeelden hiervan zijn de verhoging van de algemene heffingskorting, de temporisering van de afbouw van de algemene heffingskorting in de sociale zekerheid, de tijdelijke verlaging van het belastingtarief in de eerste schijf en de eenmalige koopkrachttegemoetkoming voor minima.

Als in individuele gevallen aanvullende hulp nodig is om er voor te zorgen dat kinderen mee kunnen doen en zich kunnen ontwikkelen hebben gemeenten hierbij een regierol. Op lokaal niveau zijn zij in staat om maatwerk te leveren. Zij kunnen bovendien hun aanpak afstemmen op de lokale situatie. Daarbij kunnen de lokale economische en sociale situatie, het bredere gemeentelijk beleid en lokale private initiatieven gericht op armoedebestrijding een rol spelen. Ik ondersteun dan ook de aanbeveling uit het rapport «Kinderen in Tel» aan gemeenten om het jeugdzorgbeleid en het armoedebeleid op elkaar af te stemmen. Met de decentralisaties worden de mogelijkheden van gemeenten hiervoor vergroot. «Kinderen in Tel» beveelt – net als eerder de Kinderombudsman4 – gemeenten aan om kinderen en jongeren actief te betrekken bij het beleid dat op hen gericht is en om een Kindpakket samen te stellen. Dit ondersteun ik van harte. Gemeenten kunnen hierbij baat hebben bij de op 27 maart 2014 door de Kinderombudsman gepubliceerde handreiking «Effectief kindgericht armoedebeleid», die tot doel heeft om gemeenten te ondersteunen bij de inrichting van een kindpakket en te komen tot een kindgericht armoedebeleid. Belangrijk is om een eventueel kindpakket zodanig vorm te geven dat de ondersteuning van gemeenten zo gericht mogelijk terecht komt bij de kinderen die deze hulp echt nodig hebben.

Om armoede- en schuldenproblematiek tegen te gaan hebben gemeenten meer financiële armslag gekregen. Het kabinet heeft voor de intensivering van het armoede- en schuldenbeleid extra middelen ter beschikking gesteld. Het grootste deel van deze middelen gaat naar gemeenten. Dit jaar gaat het om € 70 miljoen en vanaf 2015 om € 90 miljoen per jaar. Ik heb wethouders en gemeenteraden gevraagd om de middelen zo gericht mogelijk in te zetten voor het doel waarvoor ze bestemd zijn en zich met name in te zetten voor kinderen die onvoldoende kunnen meedoen en voor het versterken van een preventieve aanpak.

Naast de overheid zetten ook veel maatschappelijke organisaties en vrijwilligers zich in om armoede- en schuldenproblematiek aan te pakken. Een groot aantal van deze organisaties heeft veel aandacht voor de situatie van kinderen en biedt extra hulp aan kinderen uit arme gezinnen. Veel gemeenten werken samen met deze organisaties en ik juich dit van harte toe. In dit kader verleent het kabinet ook subsidie aan de landelijke bureaus van het Jeugdsportfonds, het Jeugdcultuurfonds en Leergeld Nederland, om de structuur van aangesloten lokaal opererende organisaties te versterken. Op 25 maart jl. was ik aanwezig bij een door het Armoedepact georganiseerde kinderpersconferentie.

Mede met het oog op de nieuw te vormen collegeprogramma’s, werd bij deze kinderpersconferentie aandacht gevraagd voor de sociale participatie van kinderen uit gezinnen met een laag inkomen. Ik heb het belang hiervan van harte onderschreven.

Preventie en vroegsignalering van schulden

Preventie en vroegsignalering van (problematische) schulden krijgen steeds meer aandacht van gemeenten, (keten)partners en schuldeisers. Dat vind ik een goede ontwikkeling. In mijn brief van 3 juli 20135 heb ik twee sporen benoemd voor de aanpak van preventie en vroegsignalering:

  • 1. Uitbreiding van de gegevens die opgenomen zijn in de (krediet)registratie van Bureau Krediet Registratie (BKR) en

  • 2. versterken van de rol van gemeenten bij vroegsignalering, onder meer door aan te sluiten bij bestaande initiatieven.

Stand van zaken initiatief BKR: Vindplaats voor Schulden (VPS)

Door preventie en vroegsignalering kan (verergering van) een problematische schuldensituatie worden voorkomen. Een instrument dat betalingsachterstanden registreert of inzichtelijk maakt, kan voor partijen zoals gemeenten en hun partners een belangrijk hulpmiddel zijn. Ik waardeer het dan ook dat het BKR bezig is met de ontwikkeling van een systeem «Vindplaats voor Schulden» en heb mij bereid verklaard dit marktinitiatief te faciliteren. Belangrijk voor het succes van VPS is dat (markt)partijen de meerwaarde van het instrument onderschrijven en ook bereid zijn met het instrument te werken. Relevante vragen daarbij zijn wat de verschillende partijen met de beschikbare informatie willen en kunnen doen («vervolg geven aan signalen»), wat inpassing van VPS in hun reguliere werkprocessen betekent en wat VPS partijen oplevert («kosten-baten»).

BKR onderzoekt of er voldoende steun is voor deze plannen en is daarover in overleg met potentiële deelnemers waaronder gemeenten, energiebedrijven, zorgverzekeraars en woningcorporaties. Ik heb begrepen dat BKR verwacht deze fase op korte termijn af te ronden en dat zij dan een beslissing kunnen nemen over het vervolg6.

Naast het initiatief van BKR zijn er in de praktijk nog andere, meer lokale aanpakken ontwikkeld gericht op preventie en vroegsignalering van (problematische) schulden. Het is aan de (markt)partijen om te bepalen welke aanpak of combinatie van aanpakken in hun (lokale) situatie het beste werkt.

Businesscases preventie en vroegsignalering van schulden

Op 23 mei zijn de uitkomsten van de businesscases preventie en vroegsignalering van schulden bekend gemaakt. Ik heb door Panteia in drie gemeenten businesscases laten maken van de aanpak vroegsignalering en preventie van schulden. Het gaat om Vroeg Eropaf in Amsterdam, het project Achter de Voordeur gecombineerd met de Straatkubus in Almere en het project Fix Up Your Life in Tilburg. In de businesscases wordt beschreven hoe zij te werk gaan en wat de opbrengsten van hun aanpak zijn. Mijn doel hiermee is de rol van gemeenten bij vroegsignalering en preventie van schulden te versterken en gemeenten te stimuleren daarin een eigen aanpak te ontwikkelen. Daarbij kunnen ze gebruik maken van de ervaringen van Amsterdam, Almere en Tilburg.

De uitkomsten laten zien dat vroegsignalering en preventie van schulden loont. De businesscases tonen aan dat iedere euro geïnvesteerd in preventie en vroegsignalering van schulden in Amsterdam, Almere en Tilburg de maatschappij tussen de € 2,46 en € 4,22 oplevert7 en de gemeente zelf tussen de € 1,57 en € 2,918. De businesscases worden gepubliceerd op de website www.effectieveschuldhulp.nl/businesscases.

Start regionale bijeenkomsten preventie en vroegsignalering schulden

In mijn brief van 3 juli 2013 kondigde ik aan regionale bijeenkomsten te organiseren om ervaringen van gemeenten met preventie en vroegsignalering uit te wisselen. Divosa zal op mijn verzoek gemeenten desgewenst ondersteunen bij de vormgeving en organisatie. Ook de NVVK en de VNG zijn bereid hun expertise in te zetten. Gemeenten die in de periode juli–december 2014 een bijeenkomst met meerdere gemeenten willen organiseren over preventie, vroegsignalering of integrale schuldhulpverlening kunnen zich vanaf 1 juni bij Divosa melden. Gemeenten kunnen daarbij ook gebruik maken van een aantal handreikingen en onderzoeken, die met subsidie of in opdracht van SZW tot stand zijn gekomen of zullen komen. Voor een overzicht verwijs ik u naar bijlage 19.

Resultaten gesprekken telecomsector

In mijn brief van 25 november 201310 heb ik uw Kamer geïnformeerd over het eerste gesprek dat ik met de telecomsector heb gevoerd. Op 27 maart 2014 heb ik opnieuw met vertegenwoordigers van KPN, Tele2, T-Mobile, Vodafone en Nederland ICT gesproken. De centrale vraag was of de maatregelen die de telecombedrijven nemen voldoende zijn om (problematische) telecomschulden te voorkomen.

In de berichtgeving rond telecomschulden en (met name) jongeren wordt steeds weer het beeld geschetst dat de telecomsector weinig tot niets doet om problematische telecomschulden te voorkomen. Het lijkt alsof mensen op grote schaal (te) dure, meerdere en steeds nieuwe abonnementen kunnen afsluiten en dat kosten enorm kunnen oplopen. Dit beeld is echter niet meer actueel. Alle telecombedrijven hebben mij inzicht gegeven dat dit beeld niet klopt met de huidige situatie. Zij zien het voorkomen van schulden als een maatschappelijke en bedrijfsverantwoordelijkheid en hebben daarnaast geen belang bij klanten die hun rekeningen niet kunnen betalen. Daarom nemen zowel de telecomsector als geheel als de bedrijven individueel preventiemaatregelen die het hele proces beslaan. Dit laat onverlet dat (jonge) mensen ook een eigen verantwoordelijkheid hebben.

De oorzaken van achterstallige betalingen zijn divers (vergeten, werkloosheid, ziekte, verhuizing, schulden etc.). Jongeren onder de 26 jaar krijgen in de media vaak bijzondere aandacht. In deze groep komen betalingsproblemen relatief vaker voor dan in de groep 26 jaar en ouder. De sector merkt op dat een oorzaak zou kunnen zijn dat jongeren gevoeliger zijn voor trends en gadgets en daarmee ook bereid zijn hieraan meer geld te besteden. Daarom is het van belang om kinderen al vroeg financieel bewust te maken en te leren omgaan met geld. Daarvan zijn ook de telecombedrijven zich bewust. In de Week van het Geld hebben zij gast- en voorlichtingslessen verzorgd en was «Wiens telecomschuld is het eigenlijk» het onderwerp van de afsluitende debatbattle waarin vmbo- en ROC-leerlingen met elkaar in gesprek gingen11. Het is goed dat de telecombedrijven hebben toegezegd ook in 2015 te zullen bijdragen aan de Week van het Geld.

De telecombedrijven hebben inzicht gegeven in de preventiemaatregelen die zij in de afgelopen jaren hebben genomen om de consument beter grip op de kosten te geven. Het door Nederland ICT opgestelde12 overzicht is als bijlage bij deze brief opgenomen. Uit het overzicht blijkt dat de maatregelen het totale proces beslaan: van controles tijdens het klantacceptatieproces, d.w.z. bij het voornemen van een consument om een abonnement af te sluiten tot informatie over kosten en verbruik tijdens de looptijd van het contract en standaard procedures in geval van een betalingsachterstand, zodat een eventuele schuld niet verder kan oplopen. Bedrijven verbeteren en scherpen deze maatregelen continu aan.

Stapeling van (problematische) telecomschulden doordat een consument steeds weer een nieuw abonnement bij andere telecomaanbieders kan afsluiten (zonder zijn vorderingen te voldoen) kan zich in principe niet meer voordoen13. Telecombedrijven controleren bij het afsluiten van abonnementen of een consument lopende betalingsachterstanden heeft bij andere aanbieders in Preventel (een systeem waarin samenwerkende aanbieders van telecomdiensten betalingsachterstanden registreren). De laatste jaren komen er steeds meer tools beschikbaar waardoor consumenten zicht kunnen houden op hun verbruik en kosten, zoals persoonlijke apps die inzicht geven in het verbruik of het verlagen van de snelheid bij het bereiken van het einde van de bundel14. Ook worden zij gewaarschuwd als zij hun belbundel bijna verbruikt hebben of als een plotseling hoog verbruik wordt opgemerkt.

De telecomsector maakt serieus werk van het voorkomen van telecomschulden en neemt daarin haar verantwoordelijkheid. Met de sector heb ik afgesproken dat zij meer ruchtbaarheid zullen geven aan het grote aantal preventiemaatregelen dat is genomen, zodat een ieder daarvan kan kennisnemen en er zijn voordeel mee kan doen. Ik ben van mening dat aanvullende wettelijke maatregelen nu niet nodig zijn. In het najaar ga ik opnieuw in gesprek met de telecomsector om te vernemen of deze preventieve maatregelen effect sorteren.

Rijksincassovisie

Het kabinet heeft de aanbeveling uit het rapport Paritas Passé om te komen tot een integrale rijksincassovisie ter hand genomen. Het kabinetsstandpunt op dit rapport15 bevat de uitgangspunten van deze visie. Op basis van deze uitgangspunten heb ik een bijeenkomst belegd met meer dan 30 partijen betrokken bij rijksincasso om te bezien welke knelpunten maken dat de bovenbeschreven uitgangspunten in de uitvoeringspraktijk niet altijd worden gerespecteerd en welke oplossingsrichtingen zij zien. De tijdens deze bijeenkomst naar voren gebrachte oplossingsrichtingen zijn samen te vatten in vier hoofdthema’s16:

  • a) een incasso die transparant is;

  • b) een incasso waarbinnen activiteiten op elkaar worden afgestemd;

  • c) een incasso die gericht is op maatwerk daar waar nodig en

  • d) een incasso die voorkomt dat de schuldenlast van de betrokken burger onnodig met incassokosten wordt verhoogd.

Om deze oplossingsrichtingen in de praktijk te operationaliseren heb ik geïnventariseerd welke initiatieven op de 4 thema’s op dit moment lopen. Mijn aanpak is om de bovengenoemde thema’s niet van bovenaf op te leggen, maar via de al lopende trajecten in de praktijk te beproeven.

De inventarisatie heeft opgeleverd dat op alle thema’s projecten en verbetertrajecten worden uitgevoerd. Hiermee kunnen wij ons voordeel doen.

Als het gaat om een meer transparante en dan met name ook eenvoudigere incasso wil ik wijzen op het preadvies over vereenvoudiging van de beslagvrije voet dat de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) half juni zal publiceren. Het streven naar een incasso waarbinnen activiteiten beter op elkaar worden afgestemd krijgt vorm in het project Clustering Rijksincasso waarin op dit moment een vijftal Rijksdiensten17 hun deurwaarderstrajecten onderbrengen bij het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) om zo tot een op elkaar afgestemde persoonsgerichte incasso te komen. Het streven naar maatwerk zie ik terug in meerdere projecten en pilots. Ik denk dan aan de pilot Schrijnende gevallen, waarin het CJIB op basis van individuele cases beziet welke beleidsruimte er is om in schrijnende situaties maatwerk toe te passen. Maar ook in de verdere professionalisering van de Stella Teams binnen de Belastingdienst. Stella Teams zijn bedoeld voor mensen die het overzicht totaal kwijt zijn en waarbij er sprake is van een «middeloverstijgende» problematiek (het moet gaan om een combinatie van verschillende toeslagen en belastingschulden). De Stella Teams zijn multidisciplinair samengesteld en kunnen daardoor snel optreden. Tenslotte is er de ontwikkeling van het beslagregister, een centraal register waarin deurwaarders alle beslagen vastleggen, waarbij het de bedoeling is dat op termijn ook andere (overheids)organisaties hierop zullen aansluiten. Dit register kan de incasseerder beter zicht geven op het nut van verdere incassoactiviteiten en voorkomen dat de schulden van de betrokkene onnodig met extra incassokosten worden opgehoogd.

De uitkomsten en resultaten van de verschillende initiatieven bepalen het tempo van de operationalisering van de rijksincassovisie. Op onderdelen zal snel resultaat kunnen worden geboekt. Zo is de verwachting dat het beslagregister nog deze zomer klaar is voor ingebruikname. Andere projecten hebben een beduidend langere looptijd. Zo zal het project Clustering Rijksincasso pas in 2016 worden afgerond.

De verschillende projecten zullen hun inbedding vinden in het reguliere proces. Aan de hand daarvan wil ik blijven bekijken of een en ander op termijn tot aanpassing van de visie moet leiden. De invulling en operationalisering van de vier hierboven beschreven thema’s ga ik bespreken met de ruim 30 betrokken partijen. Op basis daarvan bezie ik welke aspecten nog om een verdere uitwerking vragen om tot completering van de rijksincassovisie te komen.

Publiek-private samenwerking

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het armoede- en schuldenbeleid. Maar zij staan er niet alleen voor. Veel vrijwilligers en maatschappelijke organisaties bieden hulp aan mensen die te maken hebben met armoede of problematische schulden. Ik ben onder de indruk van de bijdragen die zij leveren. Wanneer gemeenten en maatschappelijke organisaties de krachten bundelen, levert dit een meerwaarde op. Periodiek bespreek ik met een vertegenwoordiging van maatschappelijke organisaties, wethouders en de VNG hoe deze samenwerking verder gestimuleerd kan worden. Zo heb ik onlangs gemeenten in de Verzamelbrief opgeroepen om één contactpersoon aan te wijzen voor de lokale maatschappelijke organisaties. De maatschappelijke organisaties hebben in het overleg aangegeven dat zij onderling meer willen samenwerken, waardoor zij ook een betere samenwerkingspartner voor gemeenten kunnen zijn. Dat zij hier serieus werk van maken blijkt uit de oprichting van het Armoedepact18 en de brief die organisaties samen hebben gestuurd aan alle nieuwe gemeenteraden om aandacht te vragen voor armoede- en schuldenproblematiek.

Vanwege hun grote meerwaarde wil ik deze maatschappelijke organisaties ook financieel ondersteunen. Daarom werk ik aan een subsidieregeling. Ik stel voor de jaren 2014 en 2015 circa € 4 miljoen per jaar beschikbaar voor maatschappelijke organisaties ter ondersteuning van projecten met landelijke betekenis gericht op het tegengaan van armoede- en schuldenproblematiek. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om projecten ter versterking van landelijke netwerkorganisaties, waar veel van de lokaal opererende maatschappelijke organisaties bij zijn aangesloten. Deze netwerken versterken de slagkracht en efficiency van de lokale organisaties, stimuleren onderlinge kennisdeling en zorgen er voor dat de kwaliteit van aangesloten lokale organisaties goed geborgd is. Ik verwacht de subsidieregeling in juni te kunnen publiceren.

Kennisdeling tussen gemeenten is van groot belang om te komen tot een effectief armoede- en schuldenbeleid. Daarom inventariseer ik de manier waarop gemeenten hun armoede- en schuldenbeleid vormgeven. Hierbij kom ik ook tegemoet aan de motie van het lid Kuzu19, die de regering verzoekt om in kaart te brengen welke instrumenten en partners gemeenten ter beschikking hebben bij de bestrijding van armoede onder kinderen. De door het lid Hamer tijdens de behandeling van de begroting SZW 2014 ingediende motie20 vraagt om eenzelfde inventarisatie, maar dan gericht op armoede onder werkenden. De uitkomsten van de inventarisatie, die ik uw Kamer zal doen toekomen, verwacht ik in het najaar beschikbaar te hebben.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Handelingen II 2013/14, nr. 64, item 8.

X Noot
2

Toezegging AO armoede en schuldenbeleid van 27 november 2013, Kamerstuk 24 515, nr. 278.

X Noot
3

Armoedesignalement 2013 (2013), SCP en CBS; isbn 978 90 377 0689 5.

X Noot
4

Rapport «Kinderen in armoede in Nederland» (rapportnummer KOM4/2013), d.d. 25 juni 2013.

X Noot
5

Kamerstuk 24 515, nr. 265.

X Noot
6

Relevant voor de uitvoering van motie van het lid Schouten over privacyproblemen en het tijdig signaleren van schulden (kamerstuk 24 515, nr. 273).

X Noot
7

Hierbij worden alle kosten en baten voor alle partijen meegenomen (incl. gemeente zelf).

X Noot
8

Zie kopje «resultaat» bij de verschillende gemeenten op de website effectieveschuldhulp.nl/businesscases voor de berekening en toelichting.

X Noot
9

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
10

Kamerstuk 24 515, nr. 269.

X Noot
12

Zie bijlage 2 bij de brief en http://www.nederlandict.nl/index.shtml?ch=ICT&id=13152, raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
13

Dit is anders als een consument die weet dat hij niet zal betalen, alvast een nieuw abonnement afsluit. Registratie in Preventel vindt immers plaats indien betaling na de eerste aanmaning achterwege blijft.

X Noot
14

Kamerstuk 27 879, nr. 48.

X Noot
15

Kamerstuk 24 515, nr. 255.

X Noot
16

Kamerstuk 24 515, nr. 281.

X Noot
17

CAK, CVZ, RVO.nl, DUO en UWV.

X Noot
18

Jeugdsportfonds, Jeugdcultuurfonds, Leergeld Nederland, Stichting Jarige Job, Nationaal fonds Kinderhulp, Resto VanHarte en Voedselbanken Nederland.

X Noot
19

Kamerstuk 24 515, nr. 271.

X Noot
20

Kamerstuk 33 750 XV, nr. 37.

Naar boven