Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 november 2012
Met deze brief beantwoord ik, mede namens de staatsecretaris van Economische Zaken,
Landbouw en Innovatie, uw verzoek om een reactie op de brief van de heer Froger, ambassadeur
van de gezamenlijke Voedselbanken 1).
In zijn brief vraagt de heer Froger aandacht voor de tekorten van de voedselbanken
en de gevolgen daarvan voor – met name – gezinnen met kinderen. Ik vind het belangrijk
dat mensen zelfstandig zijn en dat ze, als ze dat nog niet zijn, hun positie zodanig
verbeteren dat ze dat alsnog worden. De beste remedie tegen armoede is een baan, niet
een voedselpakket. Nederland heeft een afdoende sociaal zekerheidsstelsel. Voedselbanken
zijn daar geen onderdeel van maar een particulier initiatief. Het demissionaire kabinet
vindt dat dit ook een particulier initiatief moet blijven. Voedselpakketten zijn een
pleister, geen oplossing. Mensen moeten daar niet afhankelijk van worden. Het is van
belang de onderliggende problematiek aan te pakken en niet enkel de symptomen te bestrijden.
Wanneer door tijdelijke omstandigheden extra hulp nodig is, hebben de gemeenten de
mogelijkheid om individuele bijzondere bijstand te verlenen.
De heer Froger pleit voor een door de regering ingestelde Task Force die ervoor moet
zorgen dat verspilling in het bedrijfsleven wordt tegengegaan en dat voedselbanken
structureel worden voorzien van gezonde levensmiddelen. Ik acht dat geen taak van
de Rijksoverheid. Beleid ten aanzien van minima is in Nederland gedecentraliseerd
naar gemeenten. Gemeenten zijn vrij om hun beleid ten aanzien van voedselbanken vorm
te geven. Uiteraard kunnen voedselbanken zelf in samenwerking met het bedrijfsleven
en met andere particuliere initiatieven desgewenst een Task Force oprichten.
De heer Froger refereert aan het Europees Minstbedeeldenprogramma. In de brieven aan
uw Kamer van 22 mei 2012 en 29 mei 2012 (TK 24 515, nr. 235 en TK 24 515, nr. 236) is aangegeven dat door Nederland in de Landbouwraad van 22 december 2011 is ingestemd
met een overgangsregeling voor het Europees Minstbedeeldenprogramma voor het jaar
2013. Zoals aangegeven in voornoemde brieven, wilden de Staatssecretaris van Economische
Zaken, Landbouw en Innovatie en ik geen gebruik maken van de overgangsregeling. De
reden hiervoor is dat, naast het consistente beleid dat Nederland uit overwegingen
van subsidiariteit tegen een Europees Minstbedeeldenprogramma is en daarom niet deelneemt,
deze overgangsregeling uiteraard bedoeld is voor de lidstaten die in het verleden
al gebruik maakten van het minstbedeeldenprogramma. Nederland heeft de afgelopen 20
jaar geen gebruik gemaakt van de minstbedeeldenregeling, er kan redelijkerwijs dan
ook geen sprake zijn van verwachtingen gebaseerd op het verleden.
De aanmeldingstermijn voor de overgangsregeling, 1 februari 2012, is inmiddels lang
verstreken. Het programma is vastgesteld en de uitwerking daarvan in de lidstaten
is reeds aangevangen. Ook daarover is uw Kamer reeds eerder geïnformeerd door middel
van de hiervoor genoemde brieven.
Op 24 oktober jl. heeft de Europese Commissie een nieuw voorstel gepubliceerd dat
het Europees Minstbedeeldenprogramma beoogt op te volgen na de overgangsregeling vanaf
1 januari 2014. Uw Kamer zal via de gebruikelijke weg worden geïnformeerd over het
kabinetsstandpunt ten aanzien van dit nieuwe voorstel.
De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
P. de Krom
1) Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer