24 170 Gehandicaptenbeleid

Nr. 254 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR LANGDURIGE ZORG EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 april 2022

Nog te vaak voelen mensen met een beperking zich in Nederland buitengesloten van alledaagse zaken. Zij kunnen niet naar eigen wens en vermogen meedoen aan de samenleving. Bedrijven, maatschappelijke organisaties, ervaringsdeskundigen en overheden hebben de afgelopen jaren samen gewerkt aan een landelijke beweging richting meer toegankelijkheid en inclusie. Om toe te werken naar een andere manier van denken en doen zijn er vele initiatieven in het land gestart. Met het programma Onbeperkt meedoen! (Kamerstuk 24 170, nr. 177) heeft het vorige kabinet deze beweging in de periode 2018–2021 aangejaagd en gefaciliteerd. In deze brief neem ik u mee in de vervolgaanpak.

In heel Nederland hebben ruim twee miljoen mensen een auditieve, visuele, lichamelijke, verstandelijke beperking, psychische kwetsbaarheid of chronische ziekte. Voor een merkbare verandering is een blijvende samenwerking nodig tussen de vele partijen die het verschil kunnen maken. Daarom wil het nieuwe kabinet aan de inzet in de afgelopen jaren een vervolg geven, met het voortzetten van goede initiatieven én nieuwe impulsen. Niet voor niets benoemt het coalitieakkoord 2021–2025 «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst» het ongekende potentieel van mensen met een beperking voor de samenleving.1 In deze brief informeer ik u vanuit mijn rol als coördinerend bewindspersoon over de actielijnen voor het vervolg van de aanpak van de implementatie van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (hierna: VN-verdrag). Met deze brief geef ik invulling aan de motie van de leden Westerveld en Werner.2

In de samenwerking met alle betrokken partijen willen we weg van een medische blik op een beperking, met een focus op het individu en wat hij of zij niet (meer) kan. We willen toe naar een meer sociale visie. Want het is niet de beperking die iemand gehandicapt maakt, maar de wisselwerking tussen de beperking en de ontoegankelijkheid van de maatschappij. Als wij er met elkaar in slagen de samenleving toegankelijk en inclusiever te maken, is iemand met een beperking minder gehandicapt. Dat is de kern van het sociaal model van denken over een beperking, verbonden aan de implementatie van het VN-verdrag.3

Diverse voorbeelden uit de praktijk wijzen ons de weg. Zo zag ik de kern van het sociaal model zelf onlangs terug in de praktijk tijdens een werkbezoek aan Amersfoort. Hier zag ik hoe een lokale onderwijsinstelling samen met een leerwerkbedrijf voortdurend maatwerk inzet. De jongere en de persoonlijke omstandigheden staan centraal. Er wordt gekeken wat iemand nodig heeft. Samen met de gemeente en de potentiële werkgevers bestaat hierover een gemeenschappelijke visie. Ik zag hoe deze aanpak ertoe bijdraagt dat leerlingen en werknemers zich geaccepteerd en gewaardeerd voelen. Op die manier wordt de toegankelijkheid voor hen vergroot. Met de verdere implementatie van het VN-verdrag willen we de beweging naar deze manier van denken en doen groter maken. In het vervolg van deze brief ga ik in op de aanpak hiervoor.

Hoofdpunten van deze brief:

  • Ik geef u een korte terugblik op het verzette werk in de periode 2018–2021, waar wij nu staan in de aanpak op het VN-verdrag en wat in mijn ogen nodig is voor het vervolg.

  • Ik zet uiteen hoe ik deze terugblik en de belangrijkste inzichten uit de evaluatie van het programma Onbeperkt meedoen! over de periode 2018–2021 vertaald heb in vijf actielijnen voor mijn aanpak als coördinerend bewindspersoon op het VN-verdrag in de komende periode.

  • Ik presenteer vanuit deze actielijnen onder meer een aantal concrete vervolgacties voor de komende periode:

    • o Het afronden van een inhoudelijke verkenning naar inclusiepacten, om daarmee voor het einde van 2022 tot een aantal eerste inclusiepacten te komen.

    • o De start van de werving van een aanjager die hierover in contact treedt met organisaties.

    • o De start van de werving van een spiegelgroep met ervaringsdeskundige mee- én tegendenkers.

    • o De organisatie van een brede beleidstafel, waar vertegenwoordigers van diverse organisaties de voortgang in het werken aan een toegankelijke en inclusieve samenleving bespreken. En hiervoor relevante kennis en initiatieven kunnen aandragen.

  • Ik informeer u over de wijze waarop mijn collega’s in het kabinet en diverse maatschappelijke partners in de komende periode ook verder vorm en invulling zullen geven aan diverse onderdelen van het VN-verdrag, waarvoor zij inhoudelijk verantwoordelijk zijn.

Terugblik: stand van zaken en kansen voor verdere verbeteringen

Zoals u in de eindrapportage 2018–2021 heeft kunnen zien is de maatschappelijke beweging naar meer toegankelijkheid en inclusie de afgelopen jaren op gang gekomen.4 In deze eindrapportage is de vertaling van het VN-verdrag terug te zien in diverse maatregelen en activiteiten vanuit de rijksoverheid en in het grote aantal opgestarte maatschappelijke initiatieven.

Zo ondertekende hoger onderwijsinstelling Inholland op 24 maart 2022 de VN-intentieverklaring. Studente Sylvia Groen gaf rond de ondertekening aan: «Het laat zien dat onze hogeschool het onderwerp belangrijk vindt, er aandacht aan wil geven en dat zorgt ervoor dat ik me nog meer vertrouwd en thuis kan voelen hier.»5 Inmiddels hebben 20 andere hoger onderwijsinstellingen net als Inholland de VN-intentieverklaring ondertekend.6 Ook namen diverse bedrijven deel aan de challenge van de Coalitie voor Technologie en Inclusie, om concrete oplossingen voor een meer inclusieve arbeidsmarkt te ontwikkelen.7

Verder groeit het aantal gemeenten dat lokaal invulling geeft aan het VN-verdrag. De VNG heeft de afgelopen jaren het netwerk van gemeenten, waarmee zij rond het VN-verdrag contact heeft, uitgebouwd tot 256 actieve gemeenten. Dat gebeurde onder meer door goede voorbeelden van koplopergemeenten zichtbaar te maken, onderlinge kennisdeling te stimuleren en diverse handreikingen te publiceren, zoals de handreiking Lokale Inclusie Agenda.8 In dit netwerk zijn diverse lokale initiatieven terug te zien. Mooie actuele lokale voorbeelden zijn bijvoorbeeld het Project Sidewalk, waarmee de gemeente Amsterdam de toegankelijkheid van de stad virtueel in kaart brengt.9 En de samenwerking van de gemeente Utrecht met belangenbehartigers om knelpunten in de fysieke en sociale toegankelijkheid in de binnen- en buitenruimte op te lossen, waarvoor een lokale subsidieregeling ontworpen is.10 Of de GOAN!-app van acht Twentse gemeenten, waarmee het vinden van regionaal vervoer toegankelijker, makkelijker en milieuvriendelijker wordt.11 Zoals u teruglas in de eindrapportage zijn met de Verkiezing Meest Toegankelijke gemeente12, in 2021 gewonnen door de gemeente Stein, meer goede voorbeelden van lokaal inclusiebeleid gepresenteerd en gedeeld.

Binnen het bedrijfsleven heeft de implementatie van het VN-verdrag ook aan urgentie gewonnen. De afgelopen jaren heeft VNO-NCW/MKB-Nederland 50.000 ondernemers in de horeca, recreatie en detailhandel tot actie aangezet, en zijn er 27 actieplannen toegankelijkheid in diverse sectoren van het bedrijfsleven opgesteld. Veel initiatieven waren juist op het lokale niveau gericht. Zo worden met het project «MKB Toegankelijke Routes» ondernemers in 22 winkelgebieden door een inspecteur toegankelijkheid naar een erkend basisniveau toegankelijkheid begeleid.13 Daarbij wordt ook de toegankelijkheid van de openbare ruimte in kaart gebracht. Iedere route wordt afgesloten met lokale stakeholders zoals wethouders, ondernemersverenigingen en lokale belangenverenigingen om zo de energie die tot stand is gebracht in de route ook een vervolg te geven. Bedrijven zijn ook op landelijk niveau betrokken. Zo was Hema één van de partners bij het What if Lab Onbeperkt Meedoen.14 In dit lab zijn ontwerpstudio’s gevraagd om na te denken over hoe winkels beter ingericht kunnen worden voor klanten met een beperking. Hema heeft hierbij een intentieverklaring getekend om diversiteit en inclusiviteit in alle bedrijfsonderdelen verder te bevorderen.15 Verder kunnen ondernemers via de online tool www.ismijnsitetoegankelijk.nl inzicht in de toegankelijkheid van hun eigen website krijgen en worden praktische tips geboden om zelf met digitale toegankelijkheid aan de slag te gaan.16 Dit is tevens één van de middelen die het bedrijfsleven helpen om zich voor te bereiden op de invoering van de toegankelijkheidsrichtlijn EU 2019/882.17

De Alliantie VN-Verdrag18heeft de afgelopen jaren met het project «Niets over ons zonder ons» een bijdrage geleverd aan het stimuleren van de inzet van ervaringsdeskundigheid. Bijvoorbeeld rond de totstandkoming van diverse actieplannen toegankelijkheid en coronaprotocollen. Maar ook door betrokkenheid bij de totstandkoming van diverse handreikingen en trainingen.

Met deze beweging zijn we de goede weg ingeslagen, maar het VN-verdrag moet ook de komende jaren bij bedrijven, organisaties en overheden op de agenda blijven staan. Hier wil ik mij als coördinerend bewindspersoon voor inzetten. Want het denken vanuit het sociaal model, het verbeteren van de toegankelijkheid en het bewerkstelligen van inclusie vergt een proces van lange adem en het continueren van de samenwerking met vele partijen in het land. Mensen met een beperking ervaren nu nog lang niet in alle gevallen direct de substantiële veranderingen in hun leven. Dit is bijvoorbeeld verwoord in de Schaduwrapportage (Alliantie VN-verdrag, 2019)19, een additionele rapportage aan het VN-comité in Geneve (College voor de Rechten van de Mens, 2022)20 en het onderzoek Inzicht in Inclusie III (Idem, 2022).21 Ruim twee miljoen mensen in Nederland vallen onder de omschrijving van het VN-verdrag. Dit maakt de ervaringen vanuit de doelgroep dan ook zeer divers en uiteenlopend. In algemene zin tonen deze rapportages dat mensen met een beperking minder goed kunnen meedoen aan de samenleving dan mensen zonder beperking. Zo kan de zoektocht voor kinderen met een beperking en hun ouders naar een passende plek in het reguliere onderwijssysteem moeilijk zijn. En het organiseren van de goede begeleiding en ondersteuning in het vervolgonderwijs lastig. De overgang van onderwijs naar arbeidsmarkt is voor ieder mens een belangrijke mijlpaal. Ook deze stap kan voor jongeren met een beperking verhoudingsgewijs ingewikkeld zijn. Mensen met een beperking hebben gemiddeld minder vaak betaald werk, ook als zij dit zelf wel graag zouden willen. In de rapportages komt de ervaring terug dat mensen in het werk niet altijd de benodigde ondersteuning, begeleiding en aanpassingen vinden.22 Mensen met een beperking kunnen daarnaast gedurende hun hele leven complexe administratieve procedures ervaren, bijvoorbeeld bij het aanvragen van benodigde zorg en ondersteuning of het vinden van een passende woning en het organiseren van zelfstandig wonen.

Ook het coronavirus heeft een ontegenzeglijke invloed op het dagelijks leven van mensen met een beperking of chronische ziekte.23 Het coronavirus en de maatregelen die in de strijd tegen het virus genomen zijn, hebben in veel gevallen het leven van mensen met een beperking ontregeld. En de verwachte verschuiving van de coronapandemie naar een endemie, heeft mogelijk langdurige consequenties voor een deel van de mensen met een beperking of chronische aandoening. Zo zullen zij door hun specifieke medische achtergrond verhoogde medische risico’s blijven lopen. De coronaperiode heeft daarmee de initiatieven gericht op inclusie vanuit het VN-verdrag relevanter en urgenter gemaakt. En tegelijkertijd kansen aan het licht gebracht om de toegankelijkheid van de samenleving te verbeteren, bijvoorbeeld op het gebied van prikkelarm (thuis)werken en -studeren.

Het werken aan het VN-verdrag is een lange termijn opgave en verbeteringen van de toegankelijkheid kunnen aanlooptijd vergen. Ik zie hier ook een kans voor verbetering in de vervolgaanpak. In de vervolgaanpak is het mijn ambitie om met diverse partners sneller tot concrete verbeteringen en resultaten op een kleiner schaalniveau te komen.24Zo wordt de beweging die we maken sneller merkbaar voor mensen met een beperking in hun eigen leefomgeving. En levert de aanpak sneller werkwijzen en resultaten op, die we ook op andere plaatsen kunnen toepassen. In actielijn 1, die ik hieronder presenteer, kom ik met een concreet voorstel voor de aanpak op dit punt.

Een ander belangrijk punt dat aan de orde komt in de rapporten en waar ik in de komende periode aandacht aan wil besteden is de participatie van mensen met een beperking in het wetgevings- en beleidsvormingsproces. Niet voor niets is «nothing about us without us» een belangrijk uitgangspunt verbonden aan dit VN-verdrag. Mensen met een beperking kunnen zelf bij uitstek het beste aangeven wat nodig is om een sportvereniging, collegezaal, werkvloer of plein in de binnenstad toegankelijker en inclusiever te maken. Ook is het van belang dat mensen met een beperking zelf – of organisaties die hen vertegenwoordigen – betrokken zijn bij de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van lokaal en nationaal beleid dat op het bevorderen van toegankelijkheid en inclusie gericht is. In de afgelopen periode is gewerkt aan het stimuleren van de inzet van ervaringsdeskundigheid. Ook is werkenderwijs gezocht naar goede manieren om die inzet voor organisaties en bedrijven passend te maken. In de eindrapportage over de periode 2018–2021 las u hier reeds voorbeelden van terug. Een mooie actuele stap is de start van het aanjaagteam van politieke ambtsdragers met een beperking, aangesteld door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.25 Deze ambassadeurs gaan de komende tijd hun eigen ervaringen gebruiken om de politieke en bestuurlijke participatie van mensen met een beperking te vergroten. Een ander mooi voorbeeld zijn de gesprekken tussen gemeenten en ervaringsdeskundigen, die onder begeleiding van Movisie en ZorgBelang hebben geleid tot een handreiking over de participatie van mensen met een licht verstandelijke beperking in politiek en beleid.26 De komende periode wil ik inzetten op het verbeteren van de inzet van ervaringsdeskundigheid. Daarmee wil ik de inzet van ervaringsdeskundigheid vergroten en effectiever maken. In actielijn 3, die ik hieronder presenteer, kom ik met concrete voorstellen voor de aanpak op dit punt.

Onderzoeksbureau Significant heeft de werking van het programma Onbeperkt meedoen! over de periode 2018–2021 geëvalueerd.27 Concreet laat de evaluatie zien dat het Ministerie van VWS bij de coördinatie op de implementatie van het VN-verdrag een rol heeft vervuld in het aanjagen van initiatieven, verbinden van partijen, bevorderen van communicatie gericht op bewustwording en het stimuleren van kennisontwikkeling en de inzet van ervaringsdeskundigheid. De invulling van deze rollen had draagvlak bij alle betrokken partijen.28 Het versneld toewerken naar concrete verbeteringen en het inzetten op de participatie van mensen met een beperking in het wetgevings- en beleidsvormingsproces zijn punten die hierbij aansluiten. En deze punten wil ik dan ook meenemen in de aanpak voor het vervolg.

Vijf actielijnen voor het coördineren van de vervolgaanpak

Vanuit de terugblik op de stand van zaken en de inzichten uit de evaluatie kom ik daarom tot vijf actielijnen. Langs deze vijf lijnen wil ik in de komende periode invulling geven aan mijn coördinerende rol op de implementatie van het VN-verdrag.

1. Start verkenning en ontwikkeling Inclusiepacten (INC pacten)

INC pacten zijn afspraken over belangrijke opgaven uit het VN-verdrag, waarbij het doel is om concrete verbeteringen te realiseren in het leven van mensen met een beperking. Bijvoorbeeld op het terrein van de overgang tussen onderwijs en werk of het organiseren van een inclusieve openbare ruimte. Mijn inzet als coördinerend bewindspersoon is dat er op deze terreinen afspraken komen tussen partijen die zelf aan deze thema’s concrete acties gericht op impact voor mensen met een beperking kunnen verbinden. Deze pacten worden allereerst op een kleiner schaalniveau georganiseerd (een stad, regio of netwerk van organisaties), om van daaruit de inzichten en opbrengsten van succesvolle pacten te halen en op te schalen.

Voor de eerstvolgende periode verbind ik de volgende concrete acties aan deze actielijn:

  • Ik ben reeds een inhoudelijke verkenning naar potentiële inclusiepacten gestart en ben hierover in gesprek met diverse organisaties. Deze verkenning wil ik voor de zomer van 2022 afronden, om daarmee voor het einde van 2022 tot een aantal eerste inclusiepacten te komen.

  • Ik stel vanuit VWS een aanjager aan die in contact treedt met organisaties die uit eigen initiatief een pact willen sluiten, deze aanjager gaat ook actief op zoek naar kansen om dit initiatief bij organisaties aan te boren.

  • Vanuit mijn ministerie stel ik budget beschikbaar om in de komende periode in ieder geval 10 pacten gericht te ondersteunen in het voeren van procesregie om tot resultaten te komen. Ook organiseer ik een ondersteuningsstructuur rond alle pacten, zodat pactsluiters met en van elkaar kunnen leren.

  • Aan het toekennen van het budget verbind ik enkele voorwaarden. Zo moet in elk pact een duidelijke resultaatdoelstelling terugkomen en moeten ervaringsdeskundigen bij de ontwikkeling en uitvoering van het pact betrokken zijn.

  • Vanuit VWS organiseer ik de samenwerking met koepelorganisaties (zoals bijvoorbeeld VNG en VNO-NCW/MKB-Nederland) en collega-departementen die een bijdrage kunnen leveren aan het vormen en succesvol maken van de pacten en aan het opschalen.

2. Voortzetting van de samenwerking met gemeenten, het bedrijfsleven en mijn collega’s in het kabinet vanuit ieders verantwoordelijkheid en agenda

Bij de kabinetsbrede vaststelling van Onbeperkt meedoen! in 2018 is afgesproken dat elke bewindspersoon op het eigen beleidsterrein inhoudelijk aanspreekbaar is op de implementatie van het VN-verdrag. Vanuit die afspraak hebben mijn collega’s in het kabinet diverse initiatieven rond het VN-verdrag opgenomen in hun meerjarige beleidsagenda’s. Deze initiatieven lopen door in de komende periode. Voorbeelden zijn de ontwikkeling van een richtlijn toegankelijk bouwen, een routekaart naar inclusiever onderwijs en het verder uitwerken van een bestuursakkoord toegankelijkheid in het openbaar vervoer.

Het coalitieakkoord 2021–2025 versterkt deze beweging en kondigt een aantal nieuwe en aanvullende beleidsvoornemens aan.29 Naast de inzet om door te gaan met goede initiatieven uit het programma Onbeperkt meedoen! benoemt het coalitieakkoord het toepassen van toegankelijkheid als norm in de praktijk.

Tevens zijn er bijvoorbeeld specifieke inhoudelijke ambities benoemd rond:

  • Het sociaal veiliger en toegankelijker maken van het openbaar vervoer voor mensen met een beperking.

  • Het verder verbeteren van passend onderwijs, streven naar inclusief onderwijs en vergroten van de kansengelijkheid in het onderwijs. Met daarbij het onderbrengen van het gespecialiseerd voortgezet onderwijs bij het voortgezet onderwijs.

  • Het begeleiden van meer mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt naar werk. Met daarbij het uitbreiden van de arbeidsmarktinfrastructuur om de overgang van werk naar werk en van uitkering naar werk te stimuleren.

  • Het verbeteren van de digitale toegankelijkheid van digitale overheidsdiensten.

  • Het zoveel mogelijk toegankelijk maken van programma’s van de Nederlandse Publieke Omroep voor mensen met een audiovisuele beperking. Hierbij zal gebruik gemaakt worden van onder andere audiodescriptie, gebarentolken en (gesproken) ondertiteling.

In de bijlage van deze brief geef ik u een meer gedetailleerd beeld hoe het VN-verdrag ook in de komende periode vertaald wordt in de beleidsagenda’s van mijn collega’s en mijzelf en wat hierbij de doorlopende initiatieven en eerstvolgende acties zijn. Mijn collega’s in het kabinet zullen u later rond de uitwerking van deze verschillende onderdelen nader informeren. Zelf ben ik voornemens om de stand van zaken in de implementatie van het VN-verdrag periodiek te agenderen in overleg met mijn collega’s in het kabinet, bijvoorbeeld rond jaarlijks terugkerende ijkpunten als de Nederlandse datum van ratificatie (14 juni) en de Internationale Dag voor Mensen met een beperking (3 december).

Op 13 juli 2018 heeft Nederland haar initiële rapportage over de implementatie van het VN-verdrag naar het Comité voor de Rechten van Personen met een Handicap van de Verenigde Naties in Genève gestuurd.30 De behandeling van dit rapport heeft aan de kant van het Comité vertraging opgelopen, mede als gevolg van de coronacrisis. Recent heeft het Comité de rapportage van Nederland besproken en binnenkort zal Nederland een zogenaamde list of issues ontvangen, die de basis vormt voor een gesprek tussen de Nederlandse regering en het VN-comité. Ik zie deze list of issues als een kans om het in gang gezette beleid rond het VN-verdrag te toetsen en ga hierover ook in gesprek met mijn collega’s in het kabinet, zodra de list of issues beschikbaar is.

In de periode 2018–2021 was er voor de implementatie van het VN-verdrag vanuit de rijksoverheid ook een samenwerking met diverse bestuurlijke en maatschappelijke partners, juist omdat een toegankelijke en inclusieve samenleving immers niet met één druk op de knop in Den Haag gerealiseerd kan worden. En het daardoor nodig is om een breed netwerk van organisaties, bedrijven en individuen te verbinden in een gezamenlijke aanpak.

Op dit moment zet ik de volgende stappen in deze samenwerkingen:

  • Gemeenten worden geacht integraal lokaal inclusiebeleid te maken en een groot aantal gemeenten heeft dat de afgelopen periode opgepakt. Ik ben nu in gesprek met de VNG over hoe we in de komende periode kunnen bereiken dat alle gemeenten hier invulling aan geven, samen met ervaringsdeskundigen. Hierbij is het van belang om toegankelijkheid en inclusie een integraal onderdeel te maken van alle relevante beleidsontwikkelingen op lokaal niveau.

  • Ik ben tevens in gesprek met VNO-NCW/MKB-Nederland over de wijze waarop steeds meer bedrijven ook deze periode doeltreffende aanpassingen verrichten en blijven werken aan de algemene toegankelijkheid van hun onderneming, producten en diensten. Zo kan VNO-NCW/MKB-Nederland een belangrijke bijdrage leveren aan het stimuleren van ondernemers die zich willen inzetten voor de thema’s digitale toegankelijkheid, fysieke toegankelijkheid en sociale toegankelijkheid door het bieden van praktisch handelingsperspectief. Bijvoorbeeld door het project «MKB Toegankelijke routes» op te schalen en concrete resultaatafspraken te maken met bedrijven over hun aanbod van toegankelijke websites en apps en in het algemeen bedrijven voor te lichten over (digitale) toegankelijkheid.

  • Ik ben met de Alliantie VN-verdrag in gesprek over de toekomstige samenwerking bij de vervolgaanpak, zoals een bijdrage leveren aan inclusieve beleidsvorming op landelijk beleidsniveau op thema’s als: werk; onderwijs; bouwen, wonen en openbare ruimte; politieke participatie; en openbaar vervoer. Daarbij is er ook aandacht voor de samenhang tussen die thema’s. Daarnaast kan de Alliantie een adviserende rol hebben over thema’s als ervaringsdeskundigheid en het sociaal model, zodat een inclusieve aanpak en inzet van ervaringsdeskundigheid bijvoorbeeld goed wordt gewaarborgd bij de INC Pacten.

  • Daarnaast onderhoud ik ook contacten met overige bestuurlijke en maatschappelijke partners die een bijdrage kunnen leveren aan de implementatie van het VN-verdrag.

  • Verder ben ik voornemens om twee keer per jaar een brede beleidstafel te organiseren, waar vertegenwoordigers van diverse organisatie de voortgang in het werken aan een toegankelijke en inclusieve samenleving bespreken. Ik heb de Alliantie VN-verdrag, VGN en VNG uitgenodigd om als vaste deelnemers aan deze beleidstafel deel te nemen. Deze brede beleidstafel is bovendien gekoppeld aan de Toekomstagenda gehandicaptenzorg, waarmee ik samen met deze partijen ook de samenhang bespreek en de verbindingen leg tussen deze toekomstagenda en de brede aanpak rond het VN-verdrag. Afhankelijk van de agenda van de beleidstafel en de inhoudelijke onderwerpen die aan bod komen vraag ik ook mijn collega’s in het kabinet, VNO-NCW/MKB-Nederland en diverse overige betrokken organisaties om deelnemers naar deze beleidstafel af te vaardigen.

    Het sociaal model, dat ten grondslag ligt aan het VN-verdrag, vormt bij alle hiervoor genoemde samenwerkingen het uitgangspunt: het wegnemen van drempels (letterlijk en figuurlijk) in de samenleving.

3. Verbeteren van de inzet van ervaringsdeskundigheid

«Niets over ons zonder ons» is niet voor niets de Nederlandse ondertitel van het VN-verdrag. In de afgelopen periode hebben meer organisaties, overheden en bedrijven gebruik gemaakt van de kennis en inzichten die ervaringsdeskundigen te bieden hebben rond beleid, goederen en diensten. Tegelijkertijd is het betrekken van ervaringsdeskundigen op de relevante momenten en plekken nog niet altijd vanzelfsprekend. Daarom is dit ook een thema dat in de komende periode vervolginzet vergt. Het is van belang om door te gaan met het faciliteren en stimuleren van de inzet van ervaringsdeskundigheid bij beleidsontwikkeling, -uitvoering en -evaluatie. Tevens wil ik in de komende periode toewerken naar het organiseren van ervaringsdeskundigheid als een geaccepteerde waarde, die het beleid en de uitvoering van organisaties, overheden en bedrijven verbetert. Op die manier wordt de inzet van ervaringsdeskundigheid ook steeds effectiever gemaakt.

Voor de eerstvolgende periode verbind ik de volgende concrete acties aan deze actielijn:

  • Het betrekken van ervaringsdeskundigen wordt een randvoorwaarde bij het afsluiten van INC pacten. Juist de inzet van ervaringsdeskundigheid in de INC pacten wordt geprofessionaliseerd, zodat goede voorbeelden ontstaan voor overige initiatiefnemers.

  • Ik ben in gesprek met diverse partijen over het starten van een stimuleringsprogramma Ervaringsdeskundigheid in het sociaal domein, dat ook betrekking zal hebben op de inzet van ervaringsdeskundigheid bij de (lokale) implementatie van het VN-verdrag.

  • Zelf organiseer ik de komende periode een spiegelgroep met ervaringsdeskundigen die ik vraag om actief mee en tegen te denken over de invulling van mijn rol als coördinerend bewindspersoon. Deze spiegelgroep kan mij bijvoorbeeld adviseren over belangrijke opgaven rondom het VN-verdrag.

  • Er is een breed scala aan opvattingen over de effectieve inzet van ervaringsdeskundigheid en er zijn per sector verschillende betekenissen en toepassingen. Daarom wil ik vanuit deze actielijn met diverse partijen en sectoren in gesprek om op basis daarvan de beste vervolginzet te bepalen.

4. Kennisstructuur rond VN-verdrag verder ontwikkelen

De komende jaren wil ik graag op een strategische wijze werken aan vraagstukken rondom kennis en het VN-verdrag. Eén van de pijlers zal zich richten op het opzetten van een kennisstructuur ten behoeve van de beoogde INC pacten. Voor de INC pacten die de komende jaren zullen ontstaan, is het van belang dat zij worden voorzien van de juiste kennis om hun initiatief van de grond te laten komen en hun gewenste resultaten te behalen. Daarnaast zal er binnen de INC pacten ook waardevolle kennis worden opgedaan over succesvolle interventies. De kennis over deze interventies wil ik graag breder delen om anderen, buiten de INC pacten, te inspireren en te motiveren om ook aan de slag te gaan. Ook zal ik de komende periode de mogelijkheden verkennen om bestaande kennis over toegankelijkheid en inclusie effectiever vindbaar te maken. Voor bedrijven en organisaties die aan de slag willen met toegankelijkheid en inclusie is het belangrijk dat zij snel en eenvoudig de kennis en expertise vinden die zij nodig hebben. Daarom zie ik het vanuit mijn coördinerende rol als een prioriteit om de uitwisseling en verspreiding van kennis te verbeteren. Met als doel dat kennis sneller in praktijk wordt gebracht en leidt tot toegankelijk en inclusief handelen.

5. Bewustwording verder vergroten

Met diverse partijen31 is in de periode 2018–2021 hard gewerkt om mensen met een beperking zichtbaar te maken en vooroordelen en stereotyperingen tegen te gaan. Hiermee is werk gemaakt van de eerste prioriteit rond het VN-verdrag sinds ratificatie in 2016, namelijk meer bewustwording organiseren over de letterlijke en figuurlijke drempels waar mensen met een beperking in de samenleving tegenaan kunnen lopen. Aan de hand van deze strategie zijn de afgelopen periode veel goede en inspirerende voorbeelden van het werken aan toegankelijkheid en inclusie in Nederland gedeeld. Tegelijkertijd zie ik kansen om in de komende periode nieuwe partijen te bereiken, hen uit te nodigen om zich aan te sluiten bij de landelijke beweging en hen te activeren om op hun terrein met het VN-verdrag aan de slag te gaan.

Het Ministerie van VWS heeft, in samenwerking met maatschappelijke partijen en andere departementen, doorlopend inspirerende initiatieven op het gebied van inclusie en levensverhalen van mensen met een beperking gedeeld, bijvoorbeeld via e-zines, filmpjes en podcasts. Het uitgangspunt bij alle communicatie-uitingen was dat het perspectief van een ervaringsdeskundige centraal stond. De impact en het bereik zijn vergroot door deze communicatie-uitingen samen met partners te maken en hun netwerk in te zetten voor de verspreiding ervan.

De komende periode wil het kabinet werken aan verdere merkbare verbeteringen voor mensen met een beperking. Het vergroten van bewustwording in de Nederlandse samenleving is een belangrijk onderdeel daarvan. We willen dat mensen met een beperking niet worden buitengesloten of als een aparte groep worden gezien maar gelijkwaardig onderdeel van onze samenleving zijn, met gelijke kansen. Dit betekent dat eventuele vooroordelen – bewust en onbewust – over mensen met een beperking weg worden genomen. En dat er meer collectief bewustzijn komt dat we samen het verschil kunnen maken zodat mensen met een beperking mee kunnen doen.

Daarom verricht ik op het moment een onderzoek naar de beeldvorming bij het algemeen publiek over mensen met een beperking. Ik verwacht de opbrengsten van dit communicatieonderzoek tegen de zomer van 2022 en de opbrengsten worden gebruikt om met diverse partners bestaande en nieuwe communicatie-uitingen te ontwikkelen.

Ook in 2022 staat het VN-verdrag bij diverse maatschappelijke partners op de agenda. Zo organiseert Pakhuis de Zwijger diverse activiteiten over de rol van ontwerpers bij het (her)ontwerpen van de inclusieve stad.32 En de Nederlandsche Bank, Berenschot en het ECIO hebben de «Bridge of Fame-verkiezingen» in het leven geroepen. Tijdens de verkiezingen kon het publiek mooie voorbeelden nomineren waarbij onderwijs, overheid en arbeidsmarkt hebben samengewerkt om de overgang van onderwijs naar arbeidsmarkt voor studenten met een beperking te vergemakkelijken. De winnaar van de verkiezing wordt op 21 april bekend gemaakt. 33

Een mooi initiatief dat in 2022 in het bijzonder bijdraagt aan bewustwording is de Grote Samenspeeldag, op zondag 26 juni 2022 georganiseerd door de Speeltuinbende op het terrein van Fort de Batterijen in Nieuwegein. De Grote Samenspeeldag belooft het leukste inclusieve festival voor kinderen met en zonder beperking vanaf 6 jaar te worden en heeft als doel om kinderen met elkaar te verbinden. Kinderen kunnen elkaar ontmoeten, van elkaar leren, en vooral: met elkaar spelen.34 Een prachtige invulling van het VN-verdrag, gericht op een inclusieve nieuwe generatie.

Afrondend

Met deze brief heb ik u vanuit mijn rol als coördinerend bewindspersoon geïnformeerd over de actielijnen voor het vervolg van de aanpak op het VN-verdrag. Rond de totstandkoming van de actielijnen in de brief ben ik met diverse organisaties in gesprek geweest, zoals onder meer Ieder(in), VNG en VNO-NCW/MKB-Nederland. Ik stuur u deze brief mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, de Staatssecretaris van Cultuur en Media, de Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat die op hun beleidsterreinen (mede) inhoudelijke verantwoordelijkheid dragen.

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder

Overzicht: het VN-verdrag handicap in beleidsagenda’s van mijn collega’s van het kabinet

Dit overzicht geeft een beeld op de vertaling van het VN-verdrag in relevante beleidsagenda’s binnen het kabinet. In dit overzicht komen zowel doorlopende initiatieven uit de vorige periode terug als (eerste) uitwerking van het Coalitieakkoord 2021–2025. Het overzicht is niet-uitputtend, maar geeft wel de meest relevante onderwerpen en prioriteiten weer. Per onderdeel worden relevante mijlpalen voor het vervolgproces benoemd, waarover mijn collega’s in het kabinet uw Kamer verder zullen informeren.

Werk

Het kabinet zet zich ervoor in de kansen op arbeidsparticipatie voor mensen met een arbeidsbeperking te vergroten. De afgelopen periode is al veel werk verzet. Zo is de Wajong vereenvoudigd en per 1 januari 2021 in werking getreden. Er is een Breed Offensief gepresenteerd met maatregelen in wetgeving, lagere regelgeving en uitvoering die als doel hebben om de arbeidsmarktkansen voor mensen met een arbeidsbeperking te vergroten. Er zijn middelen beschikbaar gesteld om de persoonlijke dienstverlening te intensiveren voor mensen met een Wajong- of WGA-uitkering.

Het kabinet wil met kracht voortgaan op de ingeslagen weg. Belangrijke speerpunten voor de komende periode zijn het verbeteren van preventie op de werkvloer en het voorkomen van uitval, het ondersteunen van mensen naar werk en de doorontwikkeling van de dienstverlening, het wegnemen van belemmeringen om te gaan werken, het beschikbaar stellen van banen voor mensen met een arbeidsbeperking en het bieden van ondersteuning aan werkgevers.

Bestaanszekerheid is één van de pijlers onder onze samenleving. Meedoen is daarvoor onmisbaar. Het is de basis voor een samenleving waarin mensen gekend en gezien worden, waarin mensen kansen krijgen en grijpen tot ontwikkeling. Waarin wordt gekeken naar wat mensen nodig hebben. Waarin ieders talent tot zijn recht komt. Dat is een samenleving waarvoor de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen (APP) zich willen inzetten.

  • Beleidsagenda en verantwoordelijk vanuit het kabinet: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen (APP).

  • Eerstvolgende mijlpalen rond deze agenda:

    • o Ondersteunen van mensen naar werk: Het kabinet werkt door aan het verbeteren van de ondersteuning van mensen naar werk. De krapte op de arbeidsmarkt waar we nu en in de komende jaren in bepaalde sectoren mee te maken hebben, biedt hierbij kansen en uitdagingen. De krapte biedt extra werkkansen voor mensen die nu nog langs de kant staan. Via het actieplan «Dichterbij dan je denkt» willen de Minister van SZW en de Minister voor APP die kansen op korte termijn benutten door een impuls te geven aan de matching tussen werkgevers en werkzoekenden uit de doelgroep onbenut arbeidspotentieel (waaronder ook mensen met een beperking). Ook werkt het kabinet aan het wegnemen van belemmeringen om te gaan werken. De Minister van SZW en de Minister voor APP laten hardvochtigheden in de sociale zekerheid onderzoeken en zijn voornemens de resultaten daarvan in de zomer aan uw Kamer te sturen. Daarnaast worden in het kader van het project Simpel switchen in de Participatieketen diverse initiatieven ondernomen om de overgangen van uitkering naar werk en – zo nodig – ook weer terug te versoepelen. Verder is vorig jaar een traject gestart om de Participatiewet te beoordelen op eenvoud, menselijke maat, vertrouwen en uitvoering. Uit de gesprekken volgde het beeld dat de Participatiewet niet in balans is. Op dit moment wordt gewerkt aan een beleidsplan voor herziening van de Participatiewet langs twee sporen: maatregelen die op korte termijn lucht kunnen bieden en maatregelen die op langere termijn zorgen voor een beweging waarmee de menselijke maat en vertrouwen weer een centrale plek krijgt in de wet en de uitvoering. Uw Kamer ontvangt het beleidsplan dit voorjaar.

    • o Breed Offensief: Een belangrijke stap van het kabinet tot verbetering van de Participatiewet, specifiek gericht op mensen met een arbeidsbeperking, vormt het wetsvoorstel Breed Offensief (Kamerstuk 35 394). Hierin staan belangrijke maatregelen ter verbetering van de instrumenten en ondersteuningsmogelijkheden. Uw Kamer heeft tijdens het commissiedebat van 23 februari (Kamerstuk 34 352, nr. 232) grote bereidheid getoond om de behandeling van het wetsvoorstel snel voort te zetten. De behandeling van het wetsvoorstel in uw Kamer is gepland op 27 juni. Het kabinet streeft ernaar dat de wet per 1 januari 2023 in werking kan treden.

    • o Banenafspraak: Daarnaast staan private en publieke werkgevers de komende jaren voor een grote uitdaging om voor 2026 alle 125.000 extra banen voor mensen uit de doelgroep banenafspraak te creëren. De Minister voor APP gaat met alle partijen in gesprek over de banenafspraak en het dichterbij brengen van een inclusieve arbeidsmarkt. Op basis hiervan zal zij ook het wetsvoorstel voor een vereenvoudigde banenafspraak wegen, dat door het vorige kabinet is voorbereid om de systematiek te vereenvoudigen en administratieve belemmeringen weg te nemen. Over de uitkomsten wordt de Kamer in de zomer geïnformeerd.

    • o Inclusieve werkaanpassingen: Om werkgevers aan te moedigen tot inclusief werkgeverschap is de Minister voor APP de pilot Sociaal Innovatiefonds gestart. Hierdoor worden werkgevers gefaciliteerd en gestimuleerd om met behulp van een door het fonds verstrekte lening investeringen te doen in inclusieve werkaanpassingen voor mensen met een beperking. Indien de pilot succesvol is, zal bekeken worden of er een nationaal fonds gerealiseerd kan worden, en op welke wijze een dergelijk fonds juridisch wordt vormgegeven.

    • o Tegengaan arbeidsmarktdiscriminatie: De Minister van SZW werkt daarnaast aan het tegengaan van arbeidsmarktdiscriminatie door het opstellen van een vervolgaanpak op dit thema en is voornemens deze voor de zomer naar uw Kamer te sturen. Er wordt blijvend ingezet op bewustwording en onderzocht welke effectieve interventies bedrijven kunnen helpen om meer kansengelijkheid te creëren voor sollicitanten. Het wetsvoorstel toezicht gelijke kansen bij werving en selectie verplicht werkgevers om een werkwijze op te stellen zodat discriminatie wordt tegengegaan en gelijke kansen worden gerealiseerd, ook voor mensen met een beperking. Uw Kamer heeft ingestemd met het aanhouden van dit wetsvoorstel totdat een meldplicht voor intermediairs is toegevoegd.

    • o Preventie: Mensen met een beperking in staat stellen aan het werk te blijven is net zo essentieel als de inspanningen om mensen aan het werk te helpen. Waar het gaat om het verbeteren van preventie en het voorkomen van uitval in algemene zin worden online tools voor werkgevers doorontwikkeld in het kader van de Risico Inventarisatie en Evaluatie en wordt de communicatiecampagne over preventie doorgezet. De Minister van SZW informeert uw Kamer hierover in april per brief.

Onderwijs

Alle kinderen en jongeren moeten toegang hebben tot onderwijs en een aanbod krijgen dat bij hen past. Onderwijsondersteuning en begeleiding moeten goed vindbaar zijn.

De afgelopen periode zijn stappen gezet om in het funderend onderwijs de samenwerking tussen het regulier en speciaal onderwijs te verbeteren, te zorgen voor een betere aansluiting tussen onderwijs en zorg en om de informatievoorziening over onderwijsmogelijkheden voor mensen met een beperking in het hoger onderwijs te verbeteren.

In het coalitieakkoord staat de ambitie om het gespecialiseerd voortgezet onderwijs zo snel als mogelijk onder te brengen bij het voortgezet onderwijs, verder te gaan met de verbeteraanpak passend onderwijs en het streven naar inclusief onderwijs waarbij kinderen met en zonder een beperking of ziekte samen naar school gaan te concretiseren. Ook is hierin afgesproken om het aantal onnodige thuiszitters te verlagen.35

Het kabinet heeft verder de verbeteragenda passend onderwijs voor het middelbaar beroepsonderwijs opgesteld die ertoe moet leiden dat jongeren met een ondersteuningsbehoefte tijdens hun opleiding die ondersteuning krijgen die zij nodig hebben om het diploma te halen. Hiervoor wordt ingezet op het verbeteren van de overstap van het voortgezet onderwijs naar het mbo, wordt gewerkt aan de kwaliteit van de ondersteuning van onderwijsteams, wordt gestreefd naar een betere samenwerking tussen mbo, jeugdhulp en volwassenenzorg en ingezet op stages en een soepelere overgang naar de arbeidsmarkt.

In het coalitieakkoord wordt verder breed ingezet op studentenwelzijn in het hoger onderwijs, met een integraal plan waarin de aandacht voor het mentaal welzijn van studenten centraal staat. In samenspraak met stakeholders zoals de koepelorganisaties en de studentenbonden worden er in de komende periode mogelijkheden verkend. Zowel preventie, als het verbeteren van de mentale weerbaarheid en het bespreekbaar maken van mentale problemen zullen onderdeel uitmaken van dit plan.

  • Beleidsagenda en verantwoordelijk vanuit het kabinet: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs.

  • Eerstvolgende mijlpalen rond deze agenda:

    • o Routekaart naar inclusiever onderwijs: de komende periode wordt, samen met veldpartijen, gewerkt aan een routekaart naar inclusiever onderwijs, waarin afspraken worden gemaakt over de stappen die tot 2035 nodig zijn om inclusiever onderwijs in te voeren. Deze routekaart zal beoordeeld worden in het licht van het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Het streven is om deze routekaart na de zomer van 2022 gereed te hebben. De Minister voor Primair en Voortgezet onderwijs zal u hier nader over informeren.

    • o Integraal plan mentaal welzijn hoger onderwijs: de komende periode wordt, samen met veldpartijen, gewerkt aan de rolverdeling en invulling voor de samenwerking aan het mentaal welzijn van studenten. Afspraken worden gemaakt om begin volgend jaar concrete vervolgstappen te kunnen voorleggen aan de Kamer. Op dit onderwerp worden uit onder andere het Nationaal Programma Onderwijs middelen ingezet.

Bouwen en Wonen

De afgelopen periode zijn verschillende toegankelijkheidseisen om de toegankelijkheid van woningen en publieke gebouwen te verbeteren in werking getreden. En er is gewerkt aan een groter woningaanbod, ook voor mensen met een beperking. De woningnood is echter ook sterk gestegen. In het Regeerakkoord is afgesproken dat er meer regie komt, dit zal leiden tot een versnelling van de woningbouw. In de Nationale Bouw en Woonagenda en het programma Woningbouw staat op welke wijze dit zal gebeuren. Doel is de realisatie van 900.000 woningen tot en met 2030, waarvan tenminste twee derde betaalbaar voor mensen met een lager- en middeninkomen.

Voor sommige mensen geldt dat ze minder kans hebben bij het vinden van passende woonruimte of dat hun woonbehoefte extra urgent is. Omdat ze zich in een kwetsbare situatie bevinden, afhankelijk zijn van extra zorg of begeleiding, of omdat zij hun leven (opnieuw) moeten opbouwen. Bij de grondwettelijke zorg van de overheid voor voldoende woongelegenheden hoort in het bijzonder de aandacht uit te gaan naar deze mensen. We willen dat er voor mensen uit aandachtsgroepen voldoende betaalbare woningen zijn, met een evenwichtige verdeling over gemeenten en waar nodig met de juiste zorg, opvang, ondersteuning en begeleiding.

  • Beleidsagenda en verantwoordelijk vanuit het kabinet: de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.

  • Eerstvolgende mijlpalen rond deze agenda:

    • o Programma Een thuis voor iedereen: In het Programma Een thuis voor iedereen wordt de aanpak rond aandachtsgroepen uitgewerkt. Onderdeel van dit programma is dat gemeenten worden verplicht om integrale woonzorgvisies op te stellen. Alle gemeenten maken een analyse van zowel de woon-, de zorg- als ondersteuningsbehoefte van aandachtgroepen in de eigen gemeente (hoeveel mensen, welke aandachtsgroepen, wat is de woonbehoefte en wat is de (langdurige) ondersteuningsbehoefte). De woonzorgvisies vormen de basis voor gemeenten om op lokaal niveau bindende wederkerige afspraken te maken met woningcorporaties, particuliere verhuurders, zorgaanbieders/zorgkantoren en andere partijen in het fysiek en sociaal domein over de prestaties die geleverd moeten worden om aan de woon- en zorgbehoeften te voldoen. Bij deze woonzorgvisies vragen we ook aandacht voor de behoeften van mensen met een lichamelijke, verstandelijke of zintuigelijke beperking of psychische kwetsbaarheid conform het VN-verdrag. De taak voor het opstellen van woonzorgvisies krijgt een wettelijke verankering via het wetsvoorstel dat is gericht op het versterken van de regie op de volkshuisvesting. Beoogde inwerkingtreding is 1 januari 2024. De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zal het programma Een thuis voor iedereen in april naar uw Kamer sturen.

    • o Richtlijn toegankelijk bouwen: Daarnaast wordt gewerkt aan een Richtlijn voor toegankelijk bouwen. Het doel is dit jaar een definitieve versie te kunnen publiceren.

Zorg en Ondersteuning

Het kabinet heeft de ambitie om van Nederland een inclusieve samenleving te maken, waar iedereen aan kan deelnemen en een betekenisvol leven kan leiden. Dat vraagt om goede zorg en ondersteuning voor wie dat nodig heeft. Passend, over de domeinen heen, en op meer gebieden in het leven dan alleen zorg. Dat gaat echter niet vanzelf. Daarom is door de samenwerkende partijen uit het programma Volwaardig Leven de «Toekomstagenda: zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking» gemaakt.36 De agenda bevat vijf hoofdstukken, te weten: complexe zorg, LVB, cliëntondersteuning, innovatie & technologie en vakmanschap & arbeidsmarkt. Met elkaar voelen deze partijen een verantwoordelijkheid om de uitdagingen die er zijn het hoofd te bieden en de in gang gezette beweging naar toekomstbestendige zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking meer massa te geven.

  • Beleidsagenda en verantwoordelijk vanuit het kabinet: de Minister voor Langdurige Zorg en Sport

  • Eerstvolgende mijlpalen rond deze agenda:

    • o In navolging op de aankondiging van de voormalige Minister van Medische zorg en Sport37 heeft de huidige Staatssecretaris aangekondigd dat de Kamer in het tweede kwartaal van 2022 een brief met een extra hoofdstuk toekomstagenda Gehandicaptenzorg kan verwachten. Dit extra hoofdstuk bevat acties gericht op de groep mensen met een levenslange, levensbrede beperking die zijn aangewezen op een vorm van Wmo-ondersteuning.

Vervoer

In de afgelopen periode is gewerkt aan de doelen om reizigers met een beperking steeds zelfstandiger gebruik laten maken van het openbaar vervoer, het doelgroepenvervoer te verbeteren en de aansluiting tussen doelgroepenvervoer en openbaar vervoer te verbeteren. Daarom is er ingezet op het toegankelijk maken van meer haltes en stations, het vergroten van de gebruiksvriendelijkheid en het verder integreren van openbaar vervoer en doelgroepenvervoer.

Met het Regeerakkoord zet het kabinet in op het verder sociaal veiliger en toegankelijker maken van het openbaar vervoer voor mensen met een beperking. Stapsgewijs wordt de toegankelijkheid vergroot. Zo maakt ProRail in het programma Toegankelijkheid Stations alle treinstations toegankelijk. In 2020 was het percentage reizigers dat van of naar een toegankelijk station reist 76%. Naar verwachting is dat percentage in 2022 90%.

  • Beleidsagenda en verantwoordelijk vanuit het kabinet: de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat

  • Eerstvolgende mijlpalen rond deze agenda:

    • o Bestuursakkoord toegankelijk openbaar vervoer: Met overheden, vervoerders en belangenbehartigers wordt gewerkt aan een bestuursakkoord waarin aanvullende afspraken voor de toegankelijkheid van het OV worden gemaakt. Het voornemen is om voor de zomer van 2022 tot afronding van het bestuursakkoord te komen.

    • o Toekomstbeeld OV 2040: Overheden en vervoerders zijn in de contourennota bij het Toekomstbeeld OV 2040 overeengekomen om te streven naar een volledig toegankelijk openbaar vervoer in 2040, conform het VN-verdrag. Daarbij is ook bij de introductie van nieuwe diensten en mobiliteitsaanbieders oog voor toegankelijkheid en inclusiviteit.

Digitale toegankelijkheid en begrijpelijke informatie

Iedereen moet gebruik kunnen maken van de informatie en diensten van de overheid. De afgelopen periode is gewerkt aan de invoering van de Europese webtoegankelijkheidsrichtlijn 2016/2102, de verbetering van de toegankelijkheid van websites en mobiele applicaties (apps) van overheidsorganisaties en de verantwoording door deze organisaties over de vooruitgang die daarbij is geboekt. Ook is gewerkt aan een pakket aan hulpmiddelen voor ambtenaren om begrijpelijker te communiceren. Daarnaast is onderzoek gedaan naar wat een tekst of formulier begrijpelijker maakt en welk effect een begrijpelijke brief heeft op de lezer. Tot slot is het kennisnetwerk Direct Duidelijk verder uitgebreid en is met Direct Duidelijk deals bestuurlijke aandacht gevraagd voor het belang van begrijpelijke taal.

  • Beleidsagenda en verantwoordelijk vanuit het kabinet: de Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering

  • Eerstvolgende mijlpalen rond deze agenda:

    • o Stappenplan toegankelijkheid van overheidswebsites en -apps: In het Regeerakkoord staat de ambitie om te werken aan een overheid die transparant, toegankelijk en begrijpelijk is. Daarom is gewerkt aan de uitvoering van een gewijzigde motie38, waarin de regering wordt verzocht om een stappenplan op te stellen, met als doel de toegankelijkheid van overheidswebsites en -apps te versnellen. De Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering heeft u hierover recent geïnformeerd.39

    • o Uitbreiding kennisnetwerk en campagne begrijpelijke taal: In het Regeerakkoord staat tevens de ambitie om te werken aan een overheid die transparant, toegankelijk en begrijpelijk is, maar ook bereikbaar en aanspreekbaar door inwoners. De komende periode wordt gewerkt aan meer kennis en instrumenten, bijvoorbeeld voor het testen van communicatie met gebruikers, een nieuwe campagne en het uitbreiden van het kennisnetwerk met als doel een toename aan organisaties die werken aan begrijpelijke taal.

Het Rijk als inclusieve organisatie

Een inclusieve en toegankelijke samenleving vergt ook dat het Rijk een toegankelijke organisatie is voor mensen met een beperking. De afgelopen periode is gewerkt aan:

  • o Werkgeverschap: Ministeries hebben onder coördinatie van het Ministerie van BZK diverse methodes ingezet om meer banen te creëren voor (Rijks)medewerkers met een beperking. Door middel van individuele en collectieve plaatsingen, inzet van social return, maatschappelijk verantwoord inkopen en samenwerking met andere werkgevers.

  • o Gebouwen en Omgeving: Het Rijk spant zich in om de toegankelijkheid van rijkskantoren op niveau te houden en te bevorderen. Bij nieuwbouw en renovaties staat toegankelijkheid op de agenda.

  • o Digitale Informatie: De coronacrisis laat des te duidelijker de meerwaarde zien van investeringen in een goed gedigitaliseerde overheid. Maar dit vraagt ook om inspanningen om de digitale overheid digitaal inclusief te laten zijn. Zo is ingezet op vereenvoudiging van digitale diensten makkelijker gemaakt en hulp om met digitalisering om te gaan.

  • o Inkoop: Bij het verstrekken van opdrachten verplicht het Rijk de opdrachtnemer om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te betrekken bij de uitvoering, met een werkervaringsplek, opleiding of een duurzame plaatsing. Het Nationale Plan Maatschappelijk Verantwoord Inkopen 2021‐2025 heeft mede tot doel om een inclusieve arbeidsmarkt te realiseren.40

  • Beleidsagenda en verantwoordelijk vanuit het kabinet: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en de Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering.

  • Eerstvolgende mijlpalen rond deze agenda:

    De komende periode wordt gewerkt aan verdere verbetering van de toegankelijkheid op deze onderwerpen met als doel een inclusieve rijksdienst.

    • o Verdere realisatie Banenafspraak: Zo wordt binnen de Rijksdienst bijvoorbeeld gewerkt aan het realiseren van de Banenafspraak. Eind 2023 is het doel voor het Rijk om ongeveer 5000 banen voor mensen vanuit de doelgroep Banenafspraak gerealiseerd te hebben. Ieder jaar rapporteert de Minister van BZK over de realisatie van de Banenafspraak in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk. De Minister van BZK informeert u over de realisatie van 2021 in het voorjaar van 2022.

    • o Voortgang toegankelijkheid gebouwen: De Minister van BZK rapporteert over de voortgang op de toegankelijkheid van gebouwen in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk in het voorjaar van 2022.

    • o Verdere inzet Social Return On Investment (SROI): Social Return On Investment (SROI) is een inkoopinstrument waarmee een voorwaarde in de aanbesteding wordt opgenomen ten behoeve van het creëren van extra werk(ervarings)plekken voor mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. Halverwege 2022 informeert de Minister van BZK u over het vervolg van SROI bij de rijksoverheid en over de evaluatie van het project «Maatwerk voor Mensen».

Verkiezingen

Het kabinet vindt het van groot belang dat kiezers zoveel mogelijk zelfstandig kunnen stemmen in het stemlokaal. Dat belang volgt ook uit de preambule van het VN-verdrag, waarin staat dat mensen met een handicap onafhankelijk en autonoom moeten kunnen zijn, ook om hun eigen keuzes te maken.41 Het zelfstandig kunnen stemmen voor een volksvertegenwoordiger is daarvan een letterlijk voorbeeld en een belangrijk democratisch recht. In aanloop naar de Tweede Kamerverkiezing 2021 en de gemeenteraadsverkiezingen 2022 is hard gewerkt aan het vergroten van de toegankelijkheid van de verkiezingen. Daarvoor zijn door het Ministerie van BZK actieplannen toegankelijkheid opgesteld samen met de VNG, de NVVB, de Kiesraad en het Ministerie van VWS.42 En er is nauw samengewerkt met belangenorganisaties zoals Ieder(In), Kennis over Zien, en Stichting Prokkel. De genomen acties zagen er onder meer op toe om de toegankelijkheid van het stemmen in de stemlokalen te verbeteren en om informatie over de verkiezingen toegankelijker en begrijpelijker te maken.

  • Beleidsagenda en verantwoordelijk vanuit het kabinet: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

  • Eerstvolgende mijlpalen rond deze agenda:

    • o Evaluatie en vervolgaanpak bij eerstvolgende verkiezingen: Voor de zomer komt de Minister van BZK met een uitgebreide evaluatie van de gemeenteraadsverkiezingen 2022. Daarin wordt ook de toegankelijkheid van de verkiezingen geëvalueerd. Richting de verkiezingen voor de provinciale staten en de waterschapsbesturen in maart 2023 zal de Minister van BZK in samenspraak met de partijen met wie wordt samengewerkt het inhoudelijke vervolg bepalen om de toegankelijkheid van de verkiezingen te bevorderen.

    • o Tijdelijke experimentenwet bijstand in het stemhokje: De Minister van BZK werkt aan een Tijdelijke experimentenwet bijstand in het stemhokje. Deze wet moet experimenten mogelijk maken waarbij een grotere groep kiezers om bijstand in het stemhokje kan vragen. Bijvoorbeeld kiezers met een verstandelijke beperking, maar ook kiezers die laaggeletterd zijn en andere kiezers die niet (meer) goed in staat zijn om zonder hulp aan de stemming deel te nemen. Dit wetsvoorstel is inmiddels in consultatie geweest. De volgende stap is aanbieding aan de Afdeling advisering van de Raad van State.

Sport

Bij een inclusieve en toegankelijke samenleving is het ook belangrijk in te zetten op sporten en bewegen voor mensen met een beperking. In het Coalitieakkoord is aangegeven dat sporten en bewegen gestimuleerd gaat worden in het kader van gezondheid. Sporten en bewegen voor mensen met een beperking moet in 2030 vanzelfsprekend zijn. Juist omdat het voor deze doelgroep belangrijk is om te bewegen en hierdoor gezonder, fitter en sociaal zekerder te worden. De afgelopen jaren is ingezet om de randvoorwaarden zoals vervoer, hulpmiddelen en financiële toegankelijkheid beter te regelen. Ook is ingezet om de bewustwording en de gezondheid van bijvoorbeeld mensen met een verstandelijke beperking te vergroten, middels de programma’s Healthy Athletes en Play Unified van Special Olympics.

  • Beleidsagenda en verantwoordelijk vanuit het kabinet: de Minister voor Langdurige Zorg en Sport

  • Eerstvolgende mijlpalen rond deze agenda:

    Voor de concrete invulling van de voortzetting van dit beleid verwijs ik u naar de brief die op 14 maart met uw Kamer is gedeeld.43 De genoemde ambities uit deze notitie sluiten aan bij het lopende beleid en doelstellingen van het Nationaal Sportakkoord, waarbij de komende jaren inzet zal worden gepleegd op:

    • o Het vergroten van de vindbaarheid en bereikbaarheid van informatie voor mensen met een beperking;

    • o Het vergaren van kennis over de behoeften mensen met een licht verstandelijke beperking om te kunnen sporten en bewegen;

    • o Tot oplossingsrichtingen komen ten behoeve van de problematieken rond sporthulpmiddelen en vervoer;

    • o Het inclusief buitenspelen stimuleren;

    • o Het vergroten van de zwemveiligheid voor kinderen met een beperking;

    • o De gelijkwaardige behandeling van de Paralympische topsport en het benutten van evenementen.

Cultuur en Media

Een belangrijke maatregel om de bewustwording over toegankelijkheid in de cultuursector te vergroten is de Code Diversiteit en Inclusie (Codedi). Dit is een initiatief van de cultuursector zelf op het gebied van diversiteit, inclusie en toegankelijkheid. De code geeft ruimte aan meer vormen van diversiteit en inclusie met als doel dat de culturele en creatieve sector de brede diversiteit van de Nederlandse samenleving representeert. De Code wijdt aandacht aan verschillende vormen van toegankelijkheid. Alle culturele instellingen die deel uitmaken van de landelijke culturele basisinfrastructuur (BIS) onderschrijven de Codedi.

Daarnaast heeft het Ministerie van OCW in 2020 binnen de regeling Samen Cultuurmaken € 600.000 bestemd voor aanvragen die zich specifiek richten op het verlagen van drempels voor cultuurmaken voor mensen met een mentale of lichamelijke beperking. Subsidie was beschikbaar voor artistiek inhoudelijke activiteiten, projecten, experimenten, onderzoek of ander initiatief dat bijdraagt aan de doelstelling van de regeling: de toegankelijkheid, zichtbaarheid en erkenning van cultuur te vergroten en zo de actieve cultuurdeelname van zoveel mogelijk verschillende groepen mensen (beter) mogelijk te maken. Het gaat hierbij om vernieuwende activiteiten of samenwerkingen tussen het cultureel- en het sociaal domein die drempels voor het zelf actief cultuurmaken wegnemen. Theaterwerkplaats Tiuri leidt bijvoorbeeld mensen met een (cognitieve) beperking op tot theatermaker. Met het project «Inclusie in de praktijk» startte Tiuri zowel een organisatorisch onderzoek naar kennisontwikkeling en innovatie in marktwerking en theaterproducties, als ook een artistiek onderzoek naar (professionele) inclusie in het werkveld.

De regeling heeft een vervolg gekregen in het programma Cultuurparticipatie (2021–2024) en de Meerjarenregeling «Samen Cultuurmaken 2021–2024», onderdeel van dit programma. Belangrijke uitgangspunten daarbij zijn: deskundigheidsbevordering (in het cultureel én het sociaal domein), ontwikkeling van nieuwe vormen van cultuurparticipatie (waarbij het aanbod samen met de betrokken doelgroep is ontwikkeld) en meer zichtbaarheid en erkenning van cultuurparticipatie voor iedereen. Daarbij stimuleren we dat mensen met een beperking of chronische aandoening gelijkwaardig kunnen meedoen, in lijn met het VN-verdrag.

Op het gebied van toegankelijkheid van media-aanbod zijn de laatste jaren mooie stappen ondernomen. De coronacrisis zorgde ervoor dat een groot publiek in aanraking kwam met gebarentolken door onder andere de persconferenties. Een aantal nieuwe programmatitels, waaronder het jeugdjournaal en het acht uurjournaal worden inmiddels standaard uitgezonden met gebarentolk. Ook het aantal programmatitels dat wordt uitgezonden met audiodescriptie neemt toe.

  • Beleidsagenda en verantwoordelijk vanuit het kabinet: de Staatssecretaris van Cultuur en Media

  • Eerstvolgende mijlpalen rond deze agenda:

    • o Monitorgesprekken rond Codedi: In de jaarlijkse monitorgesprekken die het Ministerie van OCW voert met culturele instellingen, wordt hen gevraagd te reflecteren op de Codedi. Het doel hiervan is om diversiteit, inclusie en toegankelijkheid een wezenlijk onderdeel te laten uitmaken van de visie en het beleid van de culturele instellingen.

    • o Monitoring en onderzoek in de cultuursector: In het Regeerakkoord staat de ambitie om «cultuur toegankelijk te maken voor iedereen, onder andere door een goede regionale spreiding door heel Nederland en extra investeringen in cultuurparticipatie». Om dit op de juiste manier te kunnen doen, is goede monitoring op deelname aan het culturele leven door mensen met een beperking van belang. Het gaat dan zowel om cultuurbezoek als om cultuurparticipatie, waarbij er ook steeds meer aandacht is voor het podium bieden aan artiesten met een beperking.

    • o Vormgeving vervolgambities publieke omroep: In het coalitieakkoord is de ambitie opgenomen om zoveel mogelijk programma’s van de publieke omroep toegankelijk te maken voor mensen met een auditieve en visuele beperking. In samenspraak met de NPO en de doelgroep wordt gekeken hoe deze ambitie kan worden vormgegeven.


X Noot
1

Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77, zie pagina 34.

X Noot
2

Kamerstuk 35 925 XVI nr. 59.

X Noot
4

Kamerstuk 24 170, nr. 251.

X Noot
10

https://www.duic.nl/algemeen/zo-maakt-de-gemeente-utrecht-de-stad-toegankelijker/, Solgu (Stedelijk Overleg Lichamelijk Gehandicapten Utrecht) is de lokale belangenbehartigersorganisatie in Utrecht.

X Noot
13

https://www.mkbtoegankelijk.nl/routes/. Voor ondernemers die buiten het getoetste gebied vallen is een online zelfscan ontwikkeld.

X Noot
18

De Alliantie van samenwerkende organisaties van mensen met een beperking of chronische ziekte bestaat uit Ieder(in), Per Saldo, MIND en LFB.

X Noot
22

Zie bijvoorbeeld Inzicht in Inclusie III, p.5.

X Noot
23

Zie hoofdstuk 2 (toegankelijkheid en de coronacrisis) van de eindrapportage 2018–2021 voor een globaal overzicht van de inspanningen om mensen met een beperking of chronische ziekte in coronatijd te beschermen. Deze inspanningen zijn gecoördineerd vanuit het Ministerie van VWS en uitgevoerd in samenwerking met diverse partijen. Kamerstuk 24 170, nr. 251.

X Noot
24

Zoals een stad, een regio of een samenwerking tussen diverse organisaties binnen of tussen sectoren.

X Noot
27

Kamerstuk 24 170, nr. 246.

X Noot
28

Zie hoofdstuk 1 (strategie, evaluatie en resultaten) van de eindrapportage 2018–2021 voor een meer gedetailleerde beschrijving hoe het programma deze rollen heeft ingevuld. Kamerstuk 24 170, nr. 251.

X Noot
29

Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77.

X Noot
31

Zo is samengewerkt met ProRail, NS, Handicap.nl, de Efteling, het Rijksmuseum, Diergaarde Blijdorp, Zwarte Cross en hulpverleningsorganisatie Active4You. En daarnaast met diverse gemeenten, expertisecentra zoals ECIO en belangenorganisaties zoals de LFB.

X Noot
35

Kamerstuk 26 695, nr. 138.

X Noot
36

Kamerstuk 24 170, nr. 245.

X Noot
37

Kamerstuk 24 170, nr. 249.

X Noot
38

Kamerstuk 35 925 VII, nr. 49.

X Noot
39

Kamerstuk 26 643, nr. 839.

X Noot
40

Kamerstuk 30 196, nr. 746.

X Noot
41

VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, preambule, onder n.

X Noot
42

Zie Bijlage bij Kamerstuk 35 165, nr. 40 en Kamerstukken 35 300 VII, 30 821, 30 985, 35 165 en 35 300 B, nr. 124.

X Noot
43

Kamerstuk 30 234, nr. 296.

Naar boven