23 432 De situatie in het Midden-Oosten

Nr. 477 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juli 2020

Met deze brief wil ik uw Kamer informeren over de uitvoering van motie van de leden Karabulut, Ploumen en van Ojik, waarin uw Kamer vraagt om, bij voorkeur met gelijkgestemde andere landen, opties in kaart te brengen van (mogelijk) te nemen maatregelen indien Israël overgaat tot annexatie van Palestijns gebied (Kamerstuk 32 735, nr. 301, aangenomen op 30 juni 2020).

Annexatie is in strijd met internationaal recht en acceptatie ervan schept een gevaarlijk precedent in andere territoriale conflicten waarbij landen diepe historische banden aanvoeren als rechtvaardiging voor territoriale aanspraken buiten hun eigen grondgebied. Nederland zal eenzijdige annexatie dan ook niet erkennen. Zie ook de Kamerbrieve van 11 september 2019 met Kamerstuk 23 432, nr. 474 en van 3 maart 2020 met Kamerstuk 23 432, nr. 476.

Nederland, Israël en de EU hebben elkaar veel te bieden. Het kabinet wil daarom graag de relaties met Israël, binnen de grenzen van 1967 versterken. Tegelijkertijd is, zoals bekend, de positie van Nederland en de EU dat ontwikkeling van toekomstige relaties met beide partijen mede afhankelijk is van hun inzet voor een vredesakkoord, gebaseerd op de twee-statenoplossing (zie ook de antwoorden op schriftelijke vragen van het lid Sjoerdsma d.d. 25 september 2019 met Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 2121 en de kamerbrief van 11 september 2019).

Het Midden-Oosten Vredesproces, inclusief mogelijke annexatie, en de EU-inzet zijn meermaals besproken in de Raad Buitenlandse Zaken (zie onder meer de verslagen van de RBZ van 15 mei (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2162) en 15 juni jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2178). De Nederlandse en Europese inzet is gericht op het tegengaan van annexatie en hierover vindt veelvuldig contact plaats met Israël en internationale partners. Ook zijn er diverse verklaringen van de Hoge Vertegenwoordiger van de EU Borrell uitgegaan, met steun van Nederland, waarin de EU-positie helder is verwoord. Verder hebben Nederland, meerdere lidstaten, gelijkgezinde landen en de EU Delegatie in Israël in een gezamenlijke demarche 30 april jl. bij Israël aangedrongen op afzien van annexatie. Nederland doet dit ook bilateraal, zoals in de eerste gesprekken van dit kabinet met vertegenwoordigers van de nieuwe Israëlische regering.

Het idee van annexatie is ondanks brede internationale kritiek en zorgen nog niet van tafel, maar ook nog niet geconcretiseerd in een voorstel of daadwerkelijke besluiten. In lijn met de motie zal het kabinet doorgaan met het overleg met andere EU-lidstaten en andere internationale partners over stappen die gezet kunnen worden indien daadwerkelijk annexatie zou plaatsvinden.

Uiteindelijk kan alleen een onderhandelde oplossing duurzame vrede brengen. Voor Nederland en de EU zijn daarbij de grenzen van 1967 leidend, maar veranderingen aan deze grenzen kunnen worden aangebracht mits beide partijen hierover in onderhandelingen een akkoord bereiken. Daar is ook bereidheid toe. Voorstellen voor landruil zijn in het verleden meermaals ter tafel gekomen in directe onderhandelingen tussen partijen. Het is in het belang van beide partijen dat de weg terug naar onderhandelingen wordt ingezet, en afgezien wordt van eenzijdige stappen. Ook het Kwartet-format (EU, VS, Rusland en VN) kunnen hierbij een constructieve rol spelen. De EU blijft zich hiervoor inzetten, met steun van Nederland.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Naar boven