23 432 De situatie in het Midden-Oosten

Nr. 470 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 juli 2018

In het AO Midden-Oosten Verdesproces van 19 april jongstleden heb ik uw Kamer toegezegd u schriftelijk te informeren over de voortgang van de gesprekken met Israël en de Palestijnse Autoriteit over de instelling van een corridor tussen Gaza en de Westelijke Jordaanoever (Kamerstuk 23 432, nr. 448).

Met deze brief doe ik, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, deze toezegging en het daaruit volgende verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, van 6 juli 2018 stand en ga ik in op andere toezeggingen over het vergroten van de Palestijnse handel en over de situatie van Palestijnse kinderen in Israëlische detentie.

Corridor tussen Gaza en de Westelijke Jordaanoever en het vergroten van Palestijnse handel

Naar aanleiding van het verzoek van uw Kamer heeft het kabinet direct met zowel Israël als de Palestijnse Autoriteit contact gezocht om te verkennen wat mogelijk is. Beide partijen onderstreepten dat zij het verzoek van de Kamer en directe opvolging door het kabinet als een voorbeeld zagen van de Nederlandse betrokkenheid en constructieve inzet voor het verbeteren van de nijpende situatie in Gaza en het Midden-Oosten vredesproces. Het past binnen de reeds lopende discussies, onder meer in de trilaterale groepen, over het verder verruimen van het verkeer van goederen en personen, met inachtneming van de Israëlische veiligheidszorgen. Uit de gesprekken bleek dat een fysieke verbinding op dit moment op te veel veiligheidsbezwaren stuit van Israël. De Palestijnse Autoriteit verwelkomde het initiatief. Omdat openen van de grenzen van Gaza en een herstel van de verbindingen tussen Gaza en de Westelijke Jordaanoever bijdragen aan de verbetering van de leefomstandigheden in Gaza, het verlichten van de humanitaire situatie en aan de Palestijnse eenheid, heeft het kabinet andere opties met beide partijen besproken. Inzet hierbij is het vergroten van de uitvoer van producten uit Gaza. Naast de verkoop van verse groente en fruit in Israël en de Westelijke Jordaanoever, zouden ook verpakte levensmiddelen uit Gaza verkocht moeten kunnen worden in de Westelijke Jordaanoever en Israël. Mogelijk kan Nederlandse expertise bijdragen aan het verruimen van deze

handelsmogelijkheden. Nederland is met Israël en de Palestijnse Autoriteit in overleg hierover. Naast het vergroten van de export uit Gaza zou ook het verkeer van personen versoepeld kunnen worden, bijvoorbeeld door middel van een verruiming van het aantal Israëlische vergunningen voor meer Gazaanse werknemers om in Israël te werken of door meer mensen tussen Gaza en de Westelijke Jordaanoever te laten reizen. Bijvoorbeeld jongeren die nog nooit buiten Gaza zijn geweest. Nederland pleit eveneens voor een versoepeling van het aantal uitreisvergunningen dat wordt afgegeven voor Gazaanse zakenmensen die hun producten buiten Gaza willen verkopen – essentieel voor het bevorderen van de handel vanuit Gaza. Bij het verkennen van mogelijkheden is ook contact geweest met de heer Serry, de voormalige VN-gezant voor het Midden-Oosten Vredesproces. Zijn ideeën voor Gaza passen goed in de bredere discussie die nu internationaal gevoerd wordt, mede door de huidige VN-gezant Mladenov, over het verbeteren van de leefomstandigheden en economische ontwikkeling in Gaza. Het kabinet blijft in contact met experts, zoals de heer Serry, om mogelijkheden voor verbetering van het verkeer van goederen en personen te identificeren. Hiermee wordt invulling gegeven aan de toezegging zoals gedaan bij het AO RBZ d.d. 22 mei jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1881).

Tevens wil het kabinet gebruik maken van de gelegenheid om uw Kamer te informeren over de afspraken die gemaakt zijn met Israël en de Palestijnse Autoriteit over het gebruik van de scanners en containers voor vervoer, in reactie op de toezegging gedaan tijdens het VAO Midden-Oosten Vredesproces (31 mei jl.)(Handelingen II 2017/18, nr. 88, item 11). Bij de donatie van de scanners is afgesproken dat de scanners geschikt moeten zijn voor het scannen van al het vrachtverkeer, inclusief goederen in containers («scanning all cargo, including containerised goods»). Alle betrokken partijen waren overeengekomen dat de installatie van de scanners bij moet dragen aan verdere efficiëntie van het verkeer van goederen en groei van de handel. Er is geen verplichting opgenomen dat containers door de Israëlische autoriteiten doorgelaten moeten worden. Israël heeft bij Gaza veiligheidsbezwaren tegen het gebruik van containers. Dankzij de scanners is desondanks de handel en de efficiëntie van het goederentransport rond Gaza toegenomen, zoals eerder te kennen gegeven in het Verslag van de Raad Buitenlandse Zaken d.d. 27 juni 2016 (kenmerk 21 501-02, nr. 1639). De maximale toegestane laadhoogte bij Kerem Shalom – de enige goederengrensovergang tussen Israël en Gaza – is verhoogd naar 1 meter 60. Het aantal vrachtwagens dat gemiddeld iedere maand Gaza verlaat, was volgens UNOCHA 218 in 2017, en gemiddeld 286 in de eerste vijf maanden van 2018. Dat is een significante stijging in vergelijking met de 19 vrachtwagens per maand in 2014. De import van goederen bedraagt dit jaar gemiddeld 8.617 vrachtwagens per maand, tegen 4.307 per maand in 2014. Nederland blijft zich onverminderd inzetten om het verkeer van goederen van en naar Gaza efficiënter te maken en verder te vergroten, onder meer via de trilaterale groepen en de gesprekken over de corridor. In dit kader is het kabinet bezorgd over het Israëlische besluit van 9 juli om Kerem Shalom te sluiten, met uitzondering van humanitaire goederen, in reactie op de brandende vliegers die in Gaza worden opgelaten en leiden tot branden in Israëlische landbouwgebieden en bossen. Het kabinet verwerpt deze niet-vreedzame vorm van protest, maar dringt er bij Israël op aan niet het vrachtverkeer door Kerem Shalom te beperken omdat dit de al zeer kwetsbare economie nog verder onder druk zal zetten. Bij Allenby / King Hussein Brug heeft de ingebruikname van de door Nederland gedoneerde scanner eveneens tot een toename in efficiëntie geleid. Bijvoorbeeld doordat nu een hele vrachtlading van 26 pallets in een keer gescand kan worden, zonder afladen, terwijl in het verleden ieder pallet afgeladen en apart gescand moest worden.

Palestijnse minderjarigen in Israëlische detentie

Het kabinet maakt van de gelegenheid gebruik om uw Kamer te informeren over de uitvoering van de motie van het lid Karabulut over de behandeling van Palestijnse minderjarigen in detentie (Kamerstuk 23 432, nr. 456 d.d. 31 mei 2018) en het verzoek van het lid Ploumen te onderzoeken of de EU het vermogen zou hebben om iedere detentie van iedere Palestijnse minderjarige apart aan de orde te stellen bij de Israëlische autoriteiten.

Het kabinet deelt de zorgen over de behandeling van de minderjarigen en spant zich in om deze behandeling te verbeteren. Nederland doet dit bilateraal en via de EU, onder meer door dit onderwerp aan te kaarten in gesprekken met Israëlische instanties en via de Mensenrechtenambassadeur tijdens zijn bezoek aan Israël in maart jongstleden. Zo heeft de Mensenrechtenambassadeur de Israëlische autoriteiten aangemoedigd eerder juridische bijstand voor gearresteerde minderjarigen toe te staan, transparanter te zijn over het beleid, de dialoog met het maatschappelijk middenveld meer aan te gaan en om de internationale zorgen over de behandeling van deze minderjarigen weg te nemen. De Nederlandse ambassadeur in Israël heeft gesproken op een conferentie in de Knesset over de situatie van kinderen die onder bezetting leven. Nederland brengt de detentie van minderjarigen ook in multilateraal verband op, zoals recentelijk in de Nederlandse aanbevelingen aan Israël in het kader van de Universal Periodic Review en in de Veiligheidsraad. Ook steunt Nederland diverse niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) die zich inzetten voor een verbetering van de behandeling van Palestijnse minderjarigen in detentie. De Nederlandse ambassade in Tel Aviv en de Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah onderhouden nauwe contacten met deze ngo’s, evenals UNICEF en andere relevante actoren.

Het kabinet wil doorgaan op deze ingeslagen weg, waarbij Nederland uitdraagt dat Israël zijn internationale verplichtingen ten aanzien van de behandeling van Palestijnse minderjarigen volledig in de praktijk brengt. Nederlandse inzet zal erop gericht zijn een verbetering van het Israëlische beleid te bewerkstelligen. Het kabinet hanteert daarbij als uitgangspunt dat het zich niet mengt in individuele gevallen. Dat is de Israëlische verantwoordelijkheid, met inachtneming van diens verplichtingen op grond van het internationaal recht. Het kabinet zal Israël blijven aanspreken op diens verplichtingen, zowel publiekelijk als via vertrouwelijke gesprekken. De inzet hierbij is de praktijk te verbeteren door kennisdeling en waar nodig zorgen nadrukkelijk uit te blijven spreken. Nederland zal hierbij nauw blijven samenwerken met de Europese partners.

Verder wil het kabinet uw Kamer informeren over de mogelijkheid om in EU-verband ieder geval van de situatie van detentie apart aan de orde te stellen, in reactie op het verzoek van het lid Ploumen. Het is in EU-verband niet mogelijk ieder geval van detentie apart aan de orde te stellen. Het betreft immers honderden gevallen per maand, waarbij meestal de minderjarigen na een korte detentie worden vrijgelaten. De vertegenwoordigingen van de Europese Unie en lidstaten in Israël hebben geen middelen om alle gevallen te monitoren. Israël is niet verplicht de Europese landen te informeren als een Palestijnse minderjarige wordt gedetineerd. Het betreft immers geen EU-burgers.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Naar boven